De Raad voor Cultuur formuleerde in 2015 de wens om landelijke instellingen minder centraal te stellen in het podiumkunstbeleid. De raad wil dat steden en regio’s plannen gaan maken die bij hen passen en dat deze plannen vervolgens de basis vormen voor afspraken over meerjarenfinanciering. De strikte verdeling uit het verleden tussen een rijksoverheid die gezelschappen financiert en lokale overheden die de podia subsidiëren, mag worden losgelaten. De Raad riep steden en regio’s dan ook op om met experimenten te komen.
In de afgelopen periode is in diverse regio’s een begin gemaakt met proeftuinen waar het nieuwe beleid wortel kan schieten. Ook tijdens de BMC Cultuurconferentie van 8 juni 2017 werd nagedacht over de ingrediënten voor een nieuw, regionaal-geënt podiumkunstbestel. Cultuur is nog nooit zo populair en toegankelijk geweest als nu. Circa 92% van de Nederlanders boven de zes jaar heeft in 2014 een culturele voorstelling of evenement bezocht. Echter: de gesubsidieerde (canonieke) podiumkunsten profiteren niet van deze populariteit. Populaire cultuur trekt gemiddeld twee keer zoveel bezoekers als de gesubsidieerde (canonieke) cultuur. Daarbij wordt een grote groep van potentieel geïnteresseerden helemaal niet bereikt.
Vier hoofdbestanddelen
In diverse proeftuinen en tijdens de BMC Cultuurconferentie zijn de ingrediënten verzameld voor een nieuw podiumkunstbestel. Deelnemers kaartten problemen aan en stelden een wensenlijst samen om overheden te helpen bij het ontwerp van zo’n nieuw bestel. Er werd steeds geprobeerd om bestaande kaders los te laten en een volledig nieuw regionaal stelsel te bedenken dat de komende tien jaar zou kunnen doorstaan. In de gesprekken – waaraan zowel cultuurmakers, podia als lokale overheden deelnamen – kwamen telkens dezelfde vier hoofdbestanddelen naar voren.
1 Culturele programmering in een stedelijke context
Het oude programmeren heeft zijn beste tijd gehad. ‘One-night stands’, waarbij een reizend gezelschap van podium naar podium trekt zonder daar veel langer dan een avond te spelen, domineren nu het podiumkunstenlandschap. Vraag en aanbod lopen scheef, interessante of experimentele cultuur heeft weinig kans om te wortelen. Dat kan anders. Podia willen hun aanbod beter afstemmen op hun omgeving met een programmering die ten volle gebruik maakt van de lokale culturele infrastructuur – van musici en acteurs tot filmhuizen en musea.
Maar: zonder publiek geen cultuur. Met een curerende – dat wil zeggen, eenzorgende, selecterende en stimulerende – benadering willen podia de kans grijpen om een heel nieuw publiek te vinden. Bijvoorbeeld door experimentele voorstellingen te koppelen aan actuele thema’s of lokale verhalen. Op basis van deze verrijkende context kunnen de podia een ‘vibe’ in de stad creëren: door ouders op sleeptouw te nemen bij kindervoorstellingen, lokale bloggers uit te nodigen voor voorstellingen of kunstworkshops te organiseren voor het publiek. Het publiek is dan niet langer lijdend voorwerp, maar onderdeel van het programmeringsproces.
Cor Wijn:
Vraag en aanbod lopen scheef, interessante of experimentele cultuur heeft weinig kans om te wortelen. Dat kan anders.De overgang van programmeren naar cureren is al in volle gang. Tijdens de verschillende bijeenkomsten werden pragmatische voorstellen gedaan om deze ontwikkeling verder te versterken. Sommige cultuurmakers riepen op om de podia een leidende rol te geven in de publiekswerving, en het publiek actief bij de hand te nemen bij experimentele of innovatie kunst. Andere zagen heil in praktische maatregelen zoals het organiseren vangezamenlijke kortingsarrangementen of het instellen van klankbordgroepen vanuit het publiek.
2 Samen sterk: geen concurrenten maar partners
Culturele instellingen staan er niet alleen voor. Samenwerking betekent kracht. Podia zien voordeel in langjarige afspraken, met elkaar en met de overheden. Heeft een lokaal dansgezelschap al twee jaar een succesvolle uitvoering bij een lokaal podium op een vaste datum? Dan biedt het zekerheid en houvast – voor podium én gezelschap – wanneer die afspraak over meerdere jaren wordt voortgezet. Podia en gezelschappen kunnen elkaar op verschillende manieren ondersteunen. Bijvoorbeeld door regionale producties en samenwerkingen op ‘prime time’ te programmeren in de culturele agenda. Of door een gezamenlijk zomerfestival op te zetten, dat aansluit bij de groeiende vraag naar festivals vanuit het publiek. Samenwerking heeft daarnaast communicatieve waarde: de podia in een regio zijn trots op hun culturele infrastructuur en willen dat sterker uitdragen naar het publiek.
Samenwerking is niet alleen nuttig in de programmering, maar ook in het beslechten van de informatiemuren tussen instellingen. Podia bezitten waardevolle data over hun klanten, maar zien weinig mogelijkheden om die gegevens te delen met elkaar. Collectieve cultuurpromotie kan een uitkomst bieden: samen thema’s en programma’s bedenken, samen aan festivals werken en samen het publiek benaderen met informatie. Juist door de krachten te bundelen – zowel op inhoudelijk als praktisch vlak – kunnen podia breken met verouderde praktijken.
Om die reden zien veel podia dan ook graag dat de cultuurpromotie collectief en regionaal vorm krijgt.
3 Een culturele regio met een eigen stem
Cultuur is er niet alleen voor de grote steden. Een middelgrote gemeente heeft andere culturele behoeften dan een hoofdstad, maar is daardoor niet minder belangrijk. Veel culturele instellingen zijn gevestigd in de steden. Dat heeft voordelen, want de organisatorische lijnen zijn kort. Toch hebben de podiumkunsten er baat bij als er niet alleen aandacht is voor de grotere steden, maar ook voor de regio als geheel. Veel regio’s hebben een gevarieerd cultureel klimaat dat zijn eigen kansen en groeimogelijkheden biedt.
Nogal wat podia bekijken de haalbaarheid van een meer regio-specifieke aanpak van de programmering en (collectieve) marketing. Lokale verhalen, geschiedenis en thema’s bieden niet alleen een rijke voedingsbodem voor kunst, ze weten ook een publiek te bereiken dat normaliter zelden in cultuur geïnteresseerd is. Podia en gezelschappen maken zelf ook deel uit van de regionale identiteit. De culturele infrastructuur verbindt immers steden en regio’s. Podia en gezelschappen beperken zich niet tot een stad, maar trekken publiek uit de hele agglomeratie. Toch ontbreekt het vooralsnog aan mediakanalen en promotiecampagnes die een regionaal publiek bereiken en het culturele klimaat van de gehele regio uitdragen.
4 Minder regels, meer vertrouwen
Experimenten vereisen een mate van vrijheid. Podia voelen zich onderworpen aan de gemeentelijke (subsidie)regels en gezelschappen zijn gebonden aan de prestatie-eisen van het Rijk en de gemeenten. Harde inkomsten– en programmeringseisen zorgen dat podia vaak behoudend programmeren, terwijl scherpe keuzes en risicovolle experimenten soms de weg zouden kunnen vrijmaken naar een veel groter publiek. De Kritische Prestatie Indicatoren in het bijzonder zijn een doorn in het oog van veel podia. Niet elke voorstelling hoeft een daverend succes te zijn met uitverkochte zalen; niet elk podium hoeft dezelfde programmering te hanteren. Podia willen keuzes kunnen maken die aansluiten bij hun publiek en missie. Maar het vinden van een eigen profiel kost tijd en financiële ruimte. Om die reden moeten overheden podia meer ademruimte geven om hun programmering – en daarmee een eigen publiek en profiel – te ontwikkelen. De meerwaarde van cultuur ligt immers niet in het aantal uitverkochte zalen, maar in de bijdrage aan het leefklimaat.
De podia vinden de komst van een nieuw cultureel financieringsbestel wenselijk, maar vragen dat het aansluit bij de bestuurlijke realiteit. In hun dagelijks werkzaamheden staan podia niet in contact met ‘stedelijke regio’s’ maar met lokale, provinciale en nationale overheden. Rond dat contact is een vitale culturele infrastructuur opgebouwd. Deze infrastructuur – bijgestaan door decennia van kennis op gebied van programmering en marketing – is waardevol. De podia willen de geleerde lessen uit het verleden niet verloren laten gaan, maar ze inzetten om een nieuw bestel vorm te geven.
Podia en cultuurmakers opperden bovenstaande ideeën in de hoop om samen met de overheden tot een nieuw podiumkunstbestel te komen. Een bestel dat aansluit bij de praktijk van een podiumkunstinstelling en geen onnodige obstakels creeërt in de naam van ‘efficiëntie’ en volle zalen. Nu zijn de steden, provincies en de Raad voor Cultuur aan zet.