Selecteer een pagina

A Tale of Two Cities

Idealen en ideaaltypen in de erfgoededucatie

Beleid, Cultuureducatie, Onderzoek

Erfgoededucatie komt in in vele vormen en maten. Verschillende visies strijden om dominantie, over de aard en inhoud van het erfgoedonderwijs. Een nadere blik verklaart niet alleen de verschillen in erfgoededucatie, maar biedt ook de mogelijkheid om een eigen weg te formuleren tussen de twee uitersten.

Om te begrijpen waarom er zoveel verschillende vormen van erfgoededucatie zijn, ga ik meestal uit van twee opvattingen over erfgoed, met elk een eigen praktijk. Ofwel je beschouwt ‘erfgoed’ vanuit hun relatie met waarnemers, toe-eigenaren en betekenisgevers, in een dynamisch geheel – dat is een constructivistische benadering. Ofwel je begrijpt het erfgoed in een transgenerationele, lineaire dynamiek: je erft belangrijke dingen uit het verleden en vindt dat je die moet overdragen naar toekomstige generaties – een intrinsieke benadering. Bij de eerste vorm wordt iets belangrijk omdat je je ermee engageert. Er is geen sprake van een object-subjectrelatie tussen beschouwer en zaak, ze vallen samen. In de tweede vorm is iets al belangrijk, vaak om een buiten ons liggende reden, zodat je je ermee gaat engageren. Hier heerst een klassieke scheiding tussen object en subject.

Bij die twee basishoudingen horen uiteenlopende manieren van communicatie, participatie en educatie. Wil je anderen betrekken bij je eigen enthousiasme voor voorwerpen, plaatsen en tradities, dan is er eigenlijk maar één manier: ze uitnodigen te participeren, toe te treden tot de gemeenschap die zich heeft gevormd rond die toe-eigening. En tevens toe te staan dat daardoor die gemeenschap zelf misschien wel verandert. In de openstelling lossen de grenzen van de relatie telkens op: de nachtmerrie van immigratieministers Nawijn en Verdonk. Dat is tevens de diepere betekenis van het communis in het begrip communicatie: iets met elkaar delen, gemeenschappelijk hebben. De nadruk ligt natuurlijk op ‘elkaar’. Eerst de meningen, daar kiezen we de feiten (spullen) dan bij. In dit paradigma, waar het proces belangrijker is dan de uitkomst, is er geen sprake van het culturele transmissieprobleem waar je wel eens over hoort. Erfgoed is hier communicatie.

Dat is anders in de tweede benadering. In deftige gremia wordt er flink geworsteld met ‘cultuuroverdracht‘. Niet wat of waartoe al dat moois wordt overgedragen staat centraal, maar de vraag hoe je je dat doet. Omdat erfgoed hier een transcendente kwaliteit heeft, is omgang ermee gelijk moreel belast. Men moet gedurig dit of dat: instandhouden, terugrestaureren, verdedigen tegen tanden des tijds, onverlaten en domme klets. De erfenis der voorouders, de canon, terug naar Cuypers – weg met alternatieve lezingen. In dit paradigma staan educatie en communicatie ten dienste van waardenoverdracht. De inhoud is door experts bepaald, interactie of participatie is uiterst beperkt geldig. Eerst de ‘feiten’, dan de meningen. Ik zeg niet dat zo’n discours per se uit dit autoritaire paradigma voortvloeit, maar het gebeurt wel heel makkelijk. We leren je niet zomaar wat ‘geschiedenis’, maar je word verplicht tot het delen van een gegeven standpunt. Die positie is bijvoorbeeld in het geval van het Tweede Wereldoorlog-verleden van Nederland nog niet zo omstreden, maar ga je breder of kom je op recenter gebied, dan begint het te knarsen. Dat maakte de discussie, eerst inhoudelijk maar later steeds meer politiek, rond het Nationaal Historisch Museum ook zo moeilijk. Ten diepste hebben we het hier natuurlijk over Bildung als cultureel ideaal. Die is niet vrijblijvend maar nogal normatief, en kan redelijk gemeten kan worden (‘Ken je de canon?’). Bildung leent zich goed voor planning, project en realisatie. En is daarmee geschikt voor een doorlopende leerlijn.

Op zoek naar evenwicht
Over het vocabulair, dat deels overlapt maar voor beide benaderingen ook eigen termen kent, kun je lelijk struikelen. ‘Educatie’ met en over erfgoed past heel goed in de tweede, wat autoritairdere benadering, wat minder in de eerste. Bij die tweede spelen begrippen als leren, begrijpen, kennis van de context, historisch besef. In het Engels: transfer, of, in pregnante zin, interpretation, opgevat als ontsluiting. En dat zul je vaker op school doen dan in informele leeromgevingen. Bij participatieve processen daarentegen – het eerste paradigma – heb je het eerder over meedoen, een plaats vinden, interactie, jezelf laten zien, kiezen, koesteren. Erfgoed is hier communicatie. In het Engels: learning. En een informele setting zal daar eerder toe bijdragen dan een onderwijssituatie.

Aan de Reinwardt Academie proberen we het evenwicht tussen die benaderingen te vinden, overigens met een lichte voorkeur voor de eerste. Elk vergt eigen competenties. Of en hoe ze te combineren zijn, is een ander verhaal.

Auteur: Riemer Knoop biedt sinds 1998 met zijn bureau Gordion Cultureel Advies maatwerk in vraagstukken op het gebied van beleidsontwikkeling, communicatie en strategie. Hij is daarnaast lector aan de Reinwardt Academie, waar hij in gaat op kentheoretische, maatschappelijke en organisatorische vraagstukken rond erfgoed.

468

Reactie verzenden

Share This