Selecteer een pagina

Actief erfgoedbeleid: hoe spreek je het grote publiek aan?

Algemeen
Cultureel erfgoed is een speerpunt in het Belgische en Nederlandse overheidsbeleid, maar hoe spreek je een breed publiek met dit thema aan? In de aanloop van het in 2006 te openen nieuwe stadsmuseum in Gent is gezocht naar mogelijkheden om nieuw publiek te bereiken. Hoe moet zon museum eruit zien, welke tentoonstellingsonderwerpen zijn interessant, welke extra activiteiten maken het museum aantrekkelijk en hoe kan het het best in de markt gezet worden? Een onderzoek naar wensen en behoeften van cruciale doelgroepen leidt tot concrete aanbevelingen die ook voor andere historische stadsmusea in Belgi en Nederland relevant zijn.


Cruciale doelgroepen in Gent
Het nieuwe Gentse stadsmuseum wordt geen statisch historisch museum, maar een centrum van actief erfgoedbeleid. Om tegemoet te komen aan de behoeften van een breed publiek en om in te spelen op het referentiekader van uiteenlopende doelgroepen daarbinnen krijgen deze doelgroepen een stem bij de planontwikkeling. Het gaat hierbij in de eerste plaats om in museumbezoek onervaren publiek, waarbinnen allochtonen een apart segment vormen. In de studentenstad Gent vormen studenten eveneens een cruciale doelgroep. Verder is naast senioren ook de jeugd een belangrijke doelgroep. Daarbij is onderscheid gemaakt tussen kinderen die met hun ouders naar het museum komen en leerlingen uit het primair en secundair onderwijs. Tot slot zijn toeristen in de Gentse context heel belangrijk. De stad trekt immers jaarlijks veel toeristen uit binnen- en buitenland.

Doelgroepen van historische musea elders
Genoemde doelgroepen zijn niet uniek voor het Gentse stadsmuseum. Met name het in museumbezoek onervaren publiek is ook voor andere historische stadsmusea van groot belang. Ruim de helft van de Belgische en Nederlandse bevolking bezoekt nooit een museum. De herkenbare onderwerpen die in een stadsmuseum aan de orde komen, vormen echter een uitstekende aanleiding voor een eerste museumbezoek. Indien er ook aandacht besteed wordt aan de recente geschiedenis zijn senioren kansrijk: ze worden dan immers met hun eigen verleden geconfronteerd. Historische musea in andere studentensteden zien in studenten eveneens een kansrijke doelgroep: bij studenten mag op basis van het opleidingsniveau enige belangstelling voor cultuur verwacht worden. Ten behoeve van de publieksopbouw op langere termijn is aandacht voor de jeugd voor ieder museum van belang. Dit blijkt voor Nederlandse musea nog urgenter dan voor Belgische musea. Uit onderzoek onder Vlaams museumpubliek in 2001 blijkt namelijk dat Vlaamse musea twee keer zoveel jongeren trekken dan Nederlandse musea. In grote steden vormen allochtonen een belangrijk en sterk groeiend publiekspotentieel en dat geldt in toeristische steden uiteraard ook voor toeristen.

Gemeenschappelijke behoeften en wensen
De voorkeuren van de onderzochte doelgroepen stemmen verrassend sterk overeen. Alle groepen stellen interactieve presentaties, anekdotische informatie, museumparkoersen en rondleidingen op prijs. Men meent dat het nieuwe museum de vereiste laagdrempeligheid verwerft als er wordt samengewerkt met zo veel mogelijk partijen in de stad. Hierdoor worden museumambassadeurs gekweekt, wat mond-tot-mondreclame genereert en het museum verankert in de stad. Bovendien kunnen die contacten leiden tot concrete samenwerkingsactiviteiten. Suggesties voor dergelijke projecten zijn onder andere: de lancering van een stadsmuseumsite gekoppeld aan een introductiecursus informatica in samenwerking met bibliotheken en wijkcentra, een oral history-project over immigratie-ervaringen in samenwerking met allochtonenorganisaties, een stadsintroductieproject voor nieuwkomers in samenwerking met instituten die Nederlandse taallessen verzorgen, museumworkshops voor grootouders en hun kleinkinderen in samenwerking met ouderenorganisaties, partnership exhibitions in samenwerking met studentenorganisaties en de ontwikkeling van een ruim aanbod van museum- en stadstours in samenwerking met gidsenorganisaties.
Een andere algemene wens is dat informatie over het museum wordt verspreid via een aantrekkelijke website, via intermediairs die in direct contact staan met de diverse doelgroepen en via reizende exposities.

Doelgroepgebonden aanvullingen
Het blijkt dus beslist niet nodig om met acht verschillende afdelingen het acht doelgroepen naar de zin te maken. Een stadsmuseum dat is ingericht als aanspreekpunt voor diverse lokale en regionale doelgroepen kan heel goed als appetizer en uitvalsbasis voor toeristen fungeren. Daarvoor zijn echter enkele infrastructurele voorzieningen nodig, zoals ruime parkeermogelijkheden, duidelijke signalisatie naar het museum en vanaf het museum naar plekken elders in de stad en een computerprogramma waarmee museumbezoekers op basis van opgegeven interesses en beschikbare tijd een gepersonaliseerde stadsroutebeschrijving kunnen opvragen.
De verschillen tussen de onderzochte groepen zijn het grootst waar het de behoefte aan achtergrondinformatie betreft. Aan de uiteenlopende wensen op dit gebied kan een museum tegemoet komen door een adequate mix van presentatiemiddelen. De inhoud van tentoonstellingen kan het best worden overgebracht via beknopte A-teksten. Voor bezoekers die zich meer willen verdiepen zijn er B- en C-teksten en catalogi of brochures die thuis nageslagen kunnen worden. Parkoersen door het museum worden toegesneden op speciale doelgroepen, bijvoorbeeld een quicktoer voor toeristen en een nostalgisch parcours voor ouderen. Ook rondleidingen dienen adequaat in te spelen op de behoeften en het referentiekader van specifieke groepen. Voorbeeld is een theatrale rondleiding voor jonge gezinnen door een acteur. De museumsite dient speciale paginas voor de diverse typen onderwijs, kinderen en toeristen te bevatten, die hen enthousiast maken voor een bezoek, maar ook mogelijkheden bieden voor nagenieten.
Historische stadsmusea die zich als een actief centrum manifesteren, dat met doelgroepgerichte presentaties en activiteiten doorgeeft wat er in de stad en met haar bewoners gebeurde, gebeurt of zal gebeuren, kunnen een groot publiek bereiken en de interesse voor het culturele erfgoed in een stad bevorderen.

Onderzoeksbureau Letty Ranshuysen is gespecialiseerd in evaluatie van cultuureducatieprojecten en onderzoek in de cultuursector.

Literatuur:
Ranshuysen, L. Publieksonderzoek Vlaamse musea. Brussel Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, september 2001. Te bestellen via www.lettyranshuysen.nl bij publicaties 2001 (15 euro exclusief verzendkosten).
Ranshuysen, L. Een nieuw stadsmuseum voor Gent. Voorstellen vanuit het beoogde publiek. Gent Cultuurstad vzw. Te bestellen via gentcultuurstad@gent.be (gratis).

Auteur: Letty Ranshuysen Info@lettyranshuysen.nl
468

Reactie verzenden

Share This