Selecteer een pagina

Amateurkunst ook zelf de boer op

Algemeen

Vrijetijdskunst, ook wel amateurkunst genoemd, is terug van weggeweest. Cultuur en participatie gaan in Rotterdam hand in hand, mede omdat beide portefeuilles onder de bevoegdheid van n wethouder vallen. Met themas als leefbaarheid, sociale versterking en cultureel burgerschap hoog op de gemeentelijke n landelijke agenda, onderkent de gemeente Rotterdam, naast de intrinsieke waarde van kunstbeoefening in de vrije tijd, steeds meer de instrumentale kracht. Om van het verbindende vermogen van amateurkunst te kunnen profiteren (n op de drie Rotterdammers kiest voor kunstbeoefening in de vrije tijd!) zal de gemeente Rotterdam volgens de gepresenteerde Uitgangspunten voor het cultuurbeleid 2009-2012, de komende jaren flink investeren in tal van initiatieven middels het in ontwikkeling zijnde programma Cultuurparticipatie. In dit kader wordt vrijetijdskunst gezien als katalysator voor het bereiken van sociaaleconomische doelstellingen. Rotterdam heeft ook actief beleid ten aanzien van de creatieve industrie met het programma Creativity starts here. Hoe verhouden deze programma’s, gericht op vergroting van participatiekracht en het zichtbaar maken van de creatieve sector, zich tot de vrijetijdskunst?

In het onlangs gepresenteerde advies van de Rotterdamse Raad voor Kunst en Cultuur Van stiefkind tot Oogappel, over de rol van amateurkunst in het participatiebeleid van Rotterdam, wordt het College aanbevolen een Actieplan vrijetijdskunst toe te voegen aan het programma Cultuurparticipatie. Het advies waarschuwt voor een te passieve benadering van de vrijetijdskunst. Er bestaat in de visie van de Raad geen causaal verband tussen het beoefenen van een kunstdiscipline in de vrije tijd en verhoging van de Rotterdamse participatiegraad. Op deze manier rekenen gemeenten zich te snel rijk. Vrijetijdskunstbeoefening opent wel een deur voor participatie. Gemeenten dienen dit proces te stimuleren.

Naast de roep om adequate repetitieruimten en meer presentatieplekken ontbreekt het de vrijetijdskunst al jaren aan goede marketing, zichtbaarheid en ondernemerschap. Bij intermediairs zoals de Stichting Kunstzinnige Vorming Rotterdam (SKVR), de consulenten en de cultuurscouts ontbreekt in het algemeen aan het laatste. Hun takenpakket is respectievelijk: ondersteuning van de sector en verzorging van een disciplinebreed cursusaanbod in de stad, het zichtbaar maken van vrijetijdskunstenaars en het stimuleren van artistieke ontwikkelingen en samenwerkingsverbanden en het signaleren en doorverwijzen van vrijetijdskunstenaars vanuit de wijk. Zij trekken alles uit de kast om aansluiting te vinden bij de doelgroepen om nu en in de (nabije) toekomst genoeg publiek, cursisten en leden te trekken, met wisselend succes. De zelfredzame verenigingen vertonen vermoeidheidsverschijnselen en dreigen hun grip op de Rotterdamse multiculturele samenleving te verliezen.

Van stiefkind tot oogappel reikt steuninstellingen en verenigingen handvatten aan voor een betere aansluiting op de wensen van de huidige samenleving. Bijvoorbeeld door meer met elkaar samen te werken, te zoeken naar afstemming, het voorkomen van overlappingen in programmering en doelgroepen, maar vooral door het maken van beleid gericht op vrijwilligers als primaire doelgroep, naast bezoekers en de beoefenaars zelf. Immers: zonder vrijwilligers geen vrijetijdskunst. In de vrijetijdskunst zijn de (structurele) vrijwilligers het kapitaal. Dit potentieel aan vrijwilligers, dat zich bezig houdt met het smeren van broodjes op evenementen tot het besturen van de vereniging, verdient management en kwaliteitszorg. En van de aanbevelingen is dan ook om de krachten te bundelen en voor deze sleutelgroep een beloningssysteem te ontwikkelen. Ook kan gedacht worden aan het starten van een programma voor (bij) scholing van potentile bestuurders en het aanleggen van een databank van vrijwilligers voor de culturele sector, waaronder potentile bestuurders. Een dergelijk project leent zich bij uitstek voor krachtbundeling van zowel het beroepsveld als het vrijetijdsveld. Het Atana-programma, georganiseerd door Qra Advies en Ontwikkeling, zou hiervoor eventueel als model kunnen dienen.

Succes is echter uitsluitend gegarandeerd als het veld, met name het georganiseerde segment lees verenigingen zelf ook de handen uit de mouwen steekt en in de lijn van de Commissie Cultuurprofijt een bijdrage levert aan de zoektocht naar versterking van draagvlak voor kunst en cultuur. Cultureel ondernemerschap en het vormen van allianties zijn hierbij d sleutelwoorden. Beide begrippen zijn niet karakteristiek voor of eigen aan vrijetijdskunst, maar de principes die hieraan ten grondslag liggen, zijn uitermate bruikbaar, zeker in het kader van innovatie en cultuurbereik.
Verenigingen in Rotterdam zijn redelijk zelfredzaam en ondernemend. Ze organiseren vlooienmarkten en inzamelacties om extra uitgaven van bijvoorbeeld kostuums of instrumenten te genereren, zoeken actief sponsors, durven voor optredens steeds vaker realistische bedragen te vragen en natuurlijk investeert de vrijetijdskunstenaars zelf ook flink in zijn liefhebberij. De oplossingen, vaak samenwerkingsverbanden met het beroepscircuit en bijvoorbeeld woningcorporaties, worden steeds creatiever. Toch kan er meer.

Een eerste vereiste is een meer marktgerichte houding. Het is de vraag of dit haalbaar is gezien het autonome karakter en de inhoudelijke fixatie van veel verenigingen. Dat is logisch gezien het doel waarvoor de verenigingen in het leven zijn geroepen, namelijk het bieden van een uitlaatklep, het sociale aspect en het vormgeven en het ontwikkelen van de eigen creativiteit. Het zal bijvoorbeeld een hiphopdansgroep koud laten of mensen uit dezelfde wijk met hun groep zouden mee willen dansen (lees participeren). Zij zijn allerminst bezig met kwaliteitsimpulsen of de leefbaarheid van de wijk. Hun doel is het perfectioneren van hun skills en het ontwikkelen van een eigen stijl. Ook voor zondagschilders en slaapkamer deejays is sociale cohesie geen issue, zij doen gewoon hun ding individueel of in verenigingsverband, thuis of in cursusverband. Als gemeenten willen rekenen op een bijdrage uit de vrijetijdskunst, in al haar diversiteit, dan zal ze een tegenprestatie moeten leveren.

In het advies Van stiefkind tot oogappel worden enkele suggesties gedaan: geef vrijetijdskunst meer smoel en creer n fysiek en digitaal loket voor vrijetijdskunst (zichtbaarheid/vindbaarheid), organiseer jaarlijks een Uitmarkt Vrijetijdskunst (ledenwerving/zichtbaarheid/presentatiemogelijkheden), eventueel als onderdeel van de reguliere Uitmarkt, en stimuleer intensievere participatie in de sector door het invoeren van een beloningssysteem voor vrijetijdskunstenaars in georganiseerd verband en structurele vrijwilligers (participatie). Bijvoorbeeld door invoering van een vrijetijdskunsten-voordeelpas in samenwerking met de SKVR en/of Rotterdam Marketing. Een dergelijke pas zou zowel korting kunnen bieden op de aanschaf van bijvoorbeeld danskleding, muziekinstrumenten en andere materialen, als ook op het culturele (beroeps) aanbod in de stad.

Kortom: door een beloningsstructuur zouden overheden het ondernemerschap van groepen, verenigingen en steuninstellingen kunnen stimuleren en participatie in wijk en stad vergroten. De intermediairs zoals de SKVR, de cultuurscouts en de consulenten dans en muziek spelen hierin een cruciale rol. Het is de taak van de gemeente om in een actieplan Vrijetijdskunst de randvoorwaarden te creren voor een totale opwaardering van deze dynamische sector.

Auteur: Bart Krieger bkrieger@rrkc.nl Bart Krieger is beleidsadviseur bij de Rotterdamse Raad voor Kunst en Cultuur

468

Reactie verzenden

Share This