Selecteer een pagina

Beloon ondernemend gedrag; Interview met wethouder Carolien Gehrels

Algemeen
Uit het rapport Hoofdlijnen Kunst en Cultuur 2009-2012, dat het Amsterdamse college van burgmeester en wethouders onlangs goedkeurde, blijkt dat de Amsterdammers cultuurwijsheid en een cultuurloopbaan bijgebracht moet worden. Tegelijk onderstreept het rapport de ambities van Amsterdam om zich te ontwikkelen tot een wereldstad op het gebied van creatief en cultureel ondernemerschap, een stad ook die creatief talent uit binnen- en buitenland weet aan te trekken, met wereldinstellingen op het gebied van kunst en cultuur. MMNieuws was benieuwd naar de achtergronden van het nieuw ontwikkelde beleid en sprak met verantwoordelijk PvdA-wethouder, Carolien Gehrels.


Op landelijk niveau zijn de initiatieven om de creatieve industrie aan de culturele sector te koppelen vooral bedoeld om de zakelijkheid en het ondernemerschap in de sector te bevorderen. Is dat iets wat Amsterdam ook wil?
Ik vind als wethouder cultuur en creatieve industrie de Atlas voor Gemeenten van Marlet en Van Woerkom heel inspirerend. Daarin komt Amsterdam ieder jaar weer op nummer 1 terecht. Verder is er de Cultuurimpuls Stedelijke Vernieuwing van VROM. Daarin wordt onderzocht wat kunst en cultuur kunnen doen voor stedelijke vernieuwing. De conclusies daarin sluiten aan bij mijn stelling dat cultuur belangrijk is voor gebiedsontwikkeling en voor waardeontwikkeling. Wat ik hier belangrijk aan vind, is dat ruimtelijke ordenaars en VROM tot conclusies komen die de creatieve klasse allang getrokken heeft, en die ze ook onderbouwen, waardoor de overtuiging van het verhaal in andere domeinen, zoals de ruimtelijke sector, de economie en de vastgoedwereld, stijgt.
Als het om zakelijkheid gaat: minister Plasterk wil aan de ene kant 10 miljoen bezuinigen en aan de andere kant 15 miljoen neertellen om initiatieven te stimuleren via de commissie
Cultuurprofijt, ofwel de commissie Sanders. Moet Amsterdam ook op zon manier proberen partijen als de kunst en cultuursector en de creatieve industrie en het bedrijfsleven bij elkaar te brengen?
Gaat het om de cultuursector en de creatieve industrie, of om kunstenaars en het bedrijfsleven? Het bij elkaar brengen van de cultuur en de creatieve klasse is een goede zaak. Dat werkt inspirerend over en weer en het stimuleert vernieuwing. Kunst en cultuur meer betrekken bij het bedrijfsleven is iets heel anders dat stimuleert efficintie en effectiviteit.
Ik vraag me allereerst af of iedereen wel weet hoe ver de culturele sector is. Ik vind die al behoorlijk professioneel en zakelijk. Als je ziet wat de Nieuwe Kerk doet, of de Hermitage, en als je hoort wat de plannen zijn voor nieuwe cultuurgebouwen, bijvoorbeeld op het gebied van marketing, horeca, programmering, vastgoed en onderhoud dat zijn gewoon de peilers voor nieuw beleid. Het zou fout zijn de sector op dat gebied te onderschatten.

De voorbeelden die u noemt, worden keer op keer gegeven. Iedereen noemt altijd Martijn Sanders of Ernst Veen als voorbeeld. Maar er zijn honderden nieuwe culturele instellingen.
Dat klopt, maar je moet niet vergeten daar begint Plasterk ook zijn nota mee dat cultuur een merit good is. Kunst is een maatschappelijk goed dat niet bestaat zonder dat er collectief geld in wordt gestopt. De Nederlandse Opera kan niet bestaan zonder overheidssubsidie. Opera is een hele dure kunstvorm. Dat heeft niets te maken met dat de zaal niet vol zit, want de Opera heeft een gemiddelde bezettingsgraad van 102%. Misschien haalt Joop vanden Ende dat met Tarzan, maar voor een cultuurinstelling is zon bezettingspercentage een hele knappe prestatie. En neem het Van Goghmuseum: dat trekt 1,65 miljoen bezoekers. Dat is meer dan Artis. Deze instellingen zitten op de top van hun domein! De culturele sector loopt op het gebied van zakelijkheid en ondernemerschap dus zeker niet achter op andere sectoren.
Ik vind het wel goed dat er aandacht voor is en dat je kijkt naar nieuwe middelen of methodes. En er verandert ook het een en ander. Voorheen deed het Amsterdams Uitburo de collectieve marketing voor instellingen, maar dat gaat weer terug naar die instellingen zelf, omdat ze inzien dat een relatiebestand een plus aan waarde vertegenwoordigt.
Het aantal Amsterdamse instituten dat goed loopt, is groot. Neem Paradiso: dat heeft maar 10% subsidie. Hetzelfde geldt voor de Melkweg. En dat is structureel. De Melkweg trekt al tien jaar 350.000 bezoekers en heeft al die tijd een goedgekeurde begroting. Carr krijgt per stoel 1,06 euro subsidie. Het Concertgebouw heeft bijna geen subsidie. Je kunt dus niet zeggen dat het niet goed gaat in de sector.

Dat wil niet zeggen dat het niet beter kan. Wat ik wil met wereldklasse is wereldstandaard. Instellingen mogen hun eigen bench mark kiezen, en hun eigen criteria, maar dan moeten ze er ook wat voor doen, niet alleen artistiek-inhoudelijk, maar ook op het gebied van bedrijfsvoering en marketing. En wereldstandaard of wereldklasse houdt ook in dat we gaan meedraaien in internationale visitatie. Dat gebeurt nu al met Het Nationaal Ballet en het Concertgebouworkest. Dat is een doorbraak voor Nederlandse instellingen, want zoiets is nog nooit gebeurd. Daarom hoop ik ook dat de commissie Sanders eens gaat kijken naar bijvoorbeeld fiscaliteit: wat is er aftrekbaar? Je kunt de liefde van de cultuurminnaar voor kunst en cultuur nog veel beter verzilveren. Dat zijn we in Amsterdam ook aan het onderzoeken en daarom zijn we erg blij met de commissie Sanders.

Veel culturele instellingen die goed ondernemerschap vertonen, zijn bang hun subsidies kwijt te raken.
Het systeem is inderdaad pervers, omdat het goed gedrag bestraft. Dat moet verbeteren. Je moet positieve prikkels geven en goed gedrag belonen. In de cultuureducatie hebben we het wl omgedraaid. We hebben altijd het aanbod gefinancierd, nu financieren we de vraag. Scholen hebben vouchers waarmee ze cultuureducatie kunnen inkopen. Ze mogen zelf weten of ze daarmee naar het Amsterdams Historisch Museum willen, of naar Kunstbende of naar het Fijnhouttheater. Dat is interessant. En het werkt, zowel aan de vraag- als aan de aanbodkant. Zo beloon je goed gedrag.

Het CJP gaf cultuurvouchers direct aan scholieren, die zo zelf konden beslissen wat ze ermee wilden doen, naar de film of naar het theater.
Wij vinden dat in het primair onderwijs de leerkrachten moeten beslissen waar de leerlingen heen gaan. Ik vind dat je best wat paternalistisch mag zijn. Wij hebben daar in dit college over gesproken en we noemen dat, met een ouderwetse term, volksverheffing.
In een onderzoek dat Motivaction onlangs heeft gedaan naar het belang van kunst en cultuur kwam als belangrijkste item de ontwikkeling van waarden naar voren. Die waarden, die het latere cultuurgedrag bepalen, ontwikkelen jongeren in de leeftijd tussen 15 en 25; daarna veranderen ze niet meer wezenlijk. Wil je investeren in mensen, dat moet je aansluiten bij de waarden die ze in die leeftijd ontwikkelen, is de conclusie. Dat spoort dus niet met het idee om hen in de basisschoolleeftijd op hun cultuurgedrag aan te spreken.
Ik ken uit de citymarketing het belang van de leeftijdsgroep tussen de 18 en de 25. Wanneer je jongeren in die periode niet in de kraag pakt, komen ze niet meer. Maar ik stel in mijn nota dat cultuur een basisbehoefte is. Het jezelf kunnen uiten, vorm kunnen geven aan je gedachten de uitingsvorm, en de trots dat zijn hele basale dingen. Ik denk dat je het kunstzinnig gevoel van kinderen van jongs af aan moet ontwikkelen. Kinderen leren immers snel en gemakkelijk. En gaat niet alleen om waardeoverdracht. Kinderen vinden het vaak gewoon leuk. Het gaat om een ander talent. Kinderen die niet zo goed kunnen rekenen of schrijven, kunnen soms heel goed tekenen, of zijn muzikaal. Er bestaan verschillende vormen van intelligentie, sociale intelligentie, muzikale intelligentie. Het is voor kinderen heel belangrijk om zich ook op een andere dan een cognitieve manier te uiten. Mensen die het belangrijk vinden dat de basisschool teruggaat naar de basics rekenen, taal denken dat ontwikkeling alleen maar cognitief is. Het is ook sociaal, emotioneel, muzikaal.

Ideen als de cultuurloopbaan en termen als volksverheffing en paternalisme betekenen een omslag in het denken, waarbij oude ideen zeg SDAP-idealen terugkomen in een nieuwe jas. Waar komen die ideen vandaan?
Ik heb hierover buiten het college enkele gesprekken gevoerd en daar hebben we gesteld: paternalisme als het werkt, waarom niet? En binnen het college kwamen termen als emancipatie en verheffing nadrukkelijk terug. Ik vind het niet verwonderlijk dat mensen op dit moment teruggrijpen op oude ideen. Ook omdat we de afgelopen decennia het cultuuronderwijs behoorlijk hebben afgebroken.
Projecten die goed werken ISH, de Five O Clock Class, Studio West gaan allemaal over kunst, cultuur, sport. Dat geldt ook voor projecten met probleemjongeren. Jongeren die ontsporen, moeten ook terug naar waar ze goed in zijn. Vanaf 15 jaar beginnen ze zich te orinteren op wat ze willen worden en dan zie je vaak dat hun talenten als het gaat om kunst, cultuur en muziek nog onderontwikkeld zijn. Als ze met kunst of cultuur in aanraking komen, maken ze vaak een enorme sprong.
Het idee van de culturele loopbaan is dat je, wanneer je heel jong begint, begrip en waardering voor kunst en cultuur, net als smaak, kunt ontwikkelen. Het zou heel goed kunnen dat de jongeren die met dance in aanraking komen later bij de balletten van Hans van Maanen zitten. En degenen die op jonge leeftijd met jazz in aanraking komen, zitten later in het BIM-Huis.

En dan is er nog de sprong van cultuureducatie, waarbij het gaat om overdracht, naar cultuurwijsheid. Cultuurwijsheid is genspireerd op het idee van mediawijsheid. Het is mooi, omdat het uitgaat van interactie en van het gegeven dat we van elkaar iets kunnen leren. Cultuurwijsheid gaat ook over street wise. Ik was deze zomer in de Westergasfabriek bij Street Lab nog zon mooi project. Wat die jongeren aan mode doen, is geweldig. Dat is cultuurwijsheid. Het gaat er niet om dat je een ambacht krijgt overgedragen het gaat om inspiratie, om vaardigheden, en om het zelf ontdekken wat je daarmee kunt doen. Dat is de culturele loopbaan: dat je jong begint en uiteindelijk je smaak ontwikkelt.

Heeft iedereen een vergelijkbare culturele loopbaan in zich? Of moet je, met een oog op de piramide van Maslow, accepteren dat er ook een plafond is?
Toen die hoofdlijnennota net uit was, vroegen mensen ook wel: maar wethouder, moet dan iedereen kunstenaar worden? Dat hoeft natuurlijk niet. Maar als je leert om te zingen, om je stem goed te gebruiken, komt dat in een sollicitatiegesprek misschien wel goed uit en wordt je aangenomen in een baan als zeg autoverkoper. Actief iedereen in de top van die piramide krijgen, dat lukt niet, maar passief kun je in die piramide van Maslow heel ver komen. Maar uiteindelijk gaan we wel voor de top voor de kwaliteit en voor de wereldklasse.

Amsterdam wil kunst en cultuur zich nadrukkelijk zich laten ontwikkelen door de laboratoriumfunctie te stimuleren. Dit moet revenuen opleveren voor de sector. In de nota wordt genoemd dat dit revenuen zijn in termen van
(1) werkgelegenheid, (2) gebiedsontwikkeling,
(3) talentontwikkeling en (4) kwaliteit in de vrijetijdsbeleving. Hoe valt deze ambitie concreet te maken? Hoe trek je bijvoorbeeld buitenlandse kunstenaars naar Amsterdam?
Alle vier ambities staan voor mij op hetzelfde niveau. Ik vind de laboratoriumfunctie niet belangrijker dan talentontwikkeling of wereldklasse. We hebben daarvoor binnen het college een monitor ontwikkeld, de Staat van de Stad, waarmee het kwantitatieve belang van de creatieve industrie voor de economie van de stad kan worden bijgehouden.
Concreet hebben we vanuit het broedplaatsen- en atelierbeleid dit voorjaar een nieuw atelierbeleid ontwikkeld, waarmee we doorstroming willen bevorderen. Die is nu 3%. Iedereen begrijpt dat zon percentage schrikbarend laag is. Het betekent dat elk atelier maar eens in de dertig jaar vrij komt. We gaan nu een lotingsysteem invoeren, maar we geven ook bepaalde cohorten voorrang, waaronder de groep jonge internationale kunstenaars. Op het gebied van de ruimtelijke ordening hebben we plekken aangewezen in de stad die zich moeten ontwikkelen tot broedplaatsen voor de creatieve industrie. Zon gebied is bijvoorbeeld de noordelijke IJ-oever, vanaf het NDSM-terrein tot het Shellgebouw. Dat is een prachtige plek, waar designers en architecten zich graag willen vestigen.

Auteur: Menno Heling & Pieter de Nijs redactie@mmnieuws.nl
468

Reactie verzenden

Share This