Selecteer een pagina

Berichten

Algemeen
De inkomenspositie van beeldend kunstenaars De nieuwe generatie beeldend kunstenaars is minder dan oudere generaties geneigd om een beroep te doen op financile ondersteuning door de overheid. Zij weten de weg naar de markt vanzelfsprekender te vinden dan hun oudere collegas. Het probleem in Nederland: er zit een gat tussen aanbod en afname. Idealiter bedruipen kunstenaars zichzelf en verkopen hun werk via galeries aan musea en particulieren. Dat gat wordt nu kunstmatig opgevuld door subsidies, waarbij jaarlijks zon 80 miljoen te vergeven is aan beeldende kunsten.


Dit blijkt oa. uit de debatten van oktober 2007, georganiseerd door Fonds Beeldende Kunst, Vormgeving en Bouwkunst (directeur Lex ter Braak) en de Mondriaan Stichting (Gitta Luiten).
De beide directeuren stellen onder meer dat het beter is om meer subsidies aan minder kunstenaars te geven en dat meer geld als honorariumbudgetten aan de instellingen moet worden gegeven, met als achterliggend idee dat curatoren beter in staat zijn om goede kunstenaars te selecteren.
De ideen van de twee fondsen stuitten op protesten van een groep van beeldend kunstenaars, waaronder ook enkele (inter)nationaal bekende beeldend kunstenaars als Rineke Dijkstra, Peter Struyken, John Krmeling en Joep van Lieshout. Volgens hen voeden de twee fondsen het beeld van de luie beeldend kunstenaar die profiteert van riante subsidies, terwijl die subsidies niet veel meer zijn dan een hoogst noodzakelijk vangnet.

CBS-onderzoek
Dat het niet best gesteld is met de inkomenspositie van de meeste beeldend kunstenaars bleek uit een onderzoek dat het CBS in november van 2007 in opdracht van Kunstenaars&Co uitbracht. Volgens het onderzoek bedragen de inkomsten uit arbeid voor ongeveer een derde van de 95.000 mensen die in Nederland als kunstenaar werken niet meer dan 10.000 euro per jaar. Ongeveer de helft van deze 95.000 (55%) is werkzaam als zelfstandige (voor de rest van de beroepsgroepen in Nederland geldt een verhouding van 1 zelfstandige op 10). Het meest als zelfstandige werkzaam zijn de beeldend kunstenaars (80%). Ongeveer een kwart van deze beeldend kunstenaars is te vinden in de cultuursector, terwijl meer dan 40% zn geld verdient in de zakelijke dienstverlening, bij architecten- en ingenieursbureaus (11%), bij reclamebureaus (12%) en uitzendbureaus (9%).
De best betaalde kunstenaars zijn te vinden in de vormgeving en de bouwkunst, de slechtst betaalden in de sector beeldende kunst & taal (auteurs, scenarioschrijvers, vertalers). Opvallend is dat ongeveer 70% van de mensen die een kunstopleiding hebben gevolgd, niet (meer) als kunstenaar werkt. Daarnaast heeft het merendeel van de kunstenaars (60%) juist weer gn specifieke kunstopleiding gevolgd.
Pas afgestudeerde kunstenaars kunnen een startstipendium aanvragen van 16.000 euro, waarmee ze een jaar lang in hun levensonderhoud kunnen voorzien. Zo kunnen ze zich op hun werk richten zonder allerlei ander werk te hoeven aannemen. (in 2005 kregen ongeveer 80 net afgestudeerde kunstenaars zon stipendium). Sommige kunstenaars krijgen een basissubsidie voor vier jaar van 7800 euro (in 2005 kregen 205 kunstenaars zon subsidie)

Wendy Jenje, Danille ter Haar, Kunstenaars in Nederland, Centraal Bureau voor de Statistiek. 2007.
Het onderzoek is oa. te downloaden via www.kunstsubsidiedebat.nl/Kunstenaars%20in%20Nederland.pdf

Rapport Berenschot:
Meer praktijken overnemen uit de
commercile sector

Op 26 augustus 2007 presenteerde Berenschot op de Uitmarkt het rapport Versterking eigen inkomsten cultuursector. Het betrof een verkenning naar de manier waarop bezuinigingen en intensiveringen in de cultuursector het beste kunnen worden ingevuld. Opdrachtgever waren Kunsten 92 en Kunst van het Vooruitzien.

Leidraad van het rapport van Berenschot is dat de gesubsidieerde sector meer praktijken zou moeten overnemen van de commercile sector, zowel waar het de prijskaartjes als de marketing betreft. Uit enkele experimenten die in het seizoen 2006-2007 met gesubsidieerde voorstellingen zijn gedaan blijkt dat het opwaarderen van de service in ruil voor een hoger tarief voor duurdere kaartjes meer omzet oplevert. Die service kan meerdere dingen omvatten: meet and greets, persoonlijke toelichting door een van de kunstenaars enzovoort. Maar ook het verlagen van de prijzen van de laagste toegangsbewijzen leidt verrassenderwijs tot meer omzet. En het mes snijdt aan twee kanten, want de kopers van die goedkope kaartjes zijn vaak nieuwe bezoekers. Blijkbaar helpen lagere prijzen om nieuw publiek te trekken.
Het rapport van Berenschot somt ook een serie creatieve ideen op het gebied van marketing uit de commercile sector, waaraan de cultuursector een voorbeeld kan nemen. De praktijk bijvoorbeeld om toegangskaartjes te verkopen bij supermarkten, of om speciale aanbiedingen te doen, zoals tweede kaartje voor half geld of gratis. Ook het verlengen van de speelduur van een voorstelling wanneer die succesvol blijkt te zijn brengt geld in het laatje.

Auteur: redactie@mmnieuws.nl
468

Reactie verzenden

Share This