Selecteer een pagina

Branding en clustering; Consumptiemilieus als vestigingsfactor

Algemeen
Amsterdam is in een aantal stedenhitlijsten gedaald. Dat komt onder andere door verschuivingen in het zwaartepunt van de economie. Na de transformatie van agrarische naar industrile, en van industrile naar diensteneconomie, is er nu sprake van verfijning binnen de diensteneconomie tot een creatieve kenniseconomie. Tussen steden, ook internationaal, is een concurrentiestrijd gaande waarin alle zeilen moeten worden bijgezet. Amsterdam doet dat onder andere door het marketingoffensief I Amsterdam.


Een deel van de vulling van dit immense offensief zou moeten bestaat uit de ontwikkeling (en omarming) van consumptiemilieus. Amsterdam heeft er uit concurrentieoverwegingen baat bij productie uit te lokken door zogeheten consumptiemilieus te realiseren.

Wat betekent dit? In de productiekolom uit de bedrijfskunde is consumptie de laatste fase. Aan het nuttigen van een kop koffie is een heel proces voorafgegaan: plukken van koffiebonen, vervoer naar branderij, verscheping naar plek waar geconsumeerd wordt en uiteindelijk het drinken van koffie. In de beleveniseconomie van vandaag de dag neemt die consumptiefase een veel groter deel van de productiekolom in beslag. Drinken van koffie is het maken van een statement; een bakkie troost heeft afgedaan, een macchiato met een double shot espresso full classic of Colombia met een vanilla flavour doet zn intrede. Vooral de stedelijk georinteerde bewoners zoals studenten, hoog opgeleiden, shortstay city dwellers en kunstenaars (ook wel creatieve kenniswerkers genoemd) richten zich op dit aanbod. Er wordt veel arbeidstijd en geld besteed aan branding, marketing en het creren van aantrekkelijke plekken waar de koffie genuttigd wordt, bijvoorbeeld Coffee Company en Starbucks. Maar liefst 82% van de kostprijs wordt besteed aan de consumptiefase.

Kortom, op dit soort plekken wordt het geld verdiend. Sterker nog, de aanwezigheid van prettige plekken (consumptiemilieus) zijn van doorslaggevende betekenis voor de vestigingskeuze van creatieve kenniswerkers en dus van creatieve kennisbedrijvigheid. In deze moderne economie volgen bedrijven immers hun werknemers, en niet andersom. Naast traditionele productiemilieus als industriegebieden en bedrijventerreinen is er dus ook ruimte nodig voor consumptiemilieus.
De uitdijende consumptiefase in de productiekolom is geen waan van de dag. Consumptie is de motor van de productie. En het stedelijk milieu is onderdeel van de productiekolom geworden: een consumptiemilieu.

Hoe zien deze consumptiemilieus er nou uit? In elk geval niet zoals het Leidseplein, Rembrandtplein, Kalverstraat en dergelijke in Amsterdam. Integendeel, deze worden juist gemeden door de hierboven beschreven creatieve kenniswerkers.
Het gaat in zijn algemeenheid om levendige plekken in rustige maar hoogwaardige woonmilieus. Zonder de combinatie rust en levendigheid geen consumptiemilieus. De woonmilieus kennen op zijn minst n gouden rand, chique woningen met een draagkrachtige bevolking. Vanuit de woning is deze geclusterde levendigheid gemakkelijk te belopen. Beloopbaarheid is essentieel. De draagkrachtige bevolking maakt speciaalzaken in het consumptiemilieu mogelijk. Interessant is dat de preferabele consumptiemilieus net buiten de toeristenstromen liggen. Dat betekent, en dat is interessant, dat de omzetsnelheid relatief lager is, en dus oninteressant voor ketens als H&M, Blokker, Esprit, Douglas en Febo, waardoor een rijke, kleinschalige, diverse en dus unieke branchering mogelijk is. De exquise ambachtelijke slager met truffelleverworst vlak naast de in jazz gespecialiseerde muziekwinkel, tegenover de mooie kinderkledingwinkel. Lunchen in de kosjere broodjeszaak.
Naast de Gouden Rand verhoogt de aanwezigheid van studenten, immigranten en bohmiens onder de bevolking de aantrekkelijkheid van consumptiemilieus. Dat luistert nauw, want te omvangrijke sociale woningbouw tast de draagkracht van de omgeving aan.
Natuurlijk zijn het bijna allemaal plekken met een groene uitstraling, brede trottoirs en soms ook eenrichtingverkeer. De voetganger en fietser hebben doorgaans prioriteit, maar de auto wordt zeker niet geweerd.
Het mooie is bovendien dat deze plekken niet alleen geliefd zijn bij de creatieve kenniswerkers in hun vrijetijd, maar dat zich er ook creatieve kennisbedrijvigheid vestigt. In bijvoorbeeld de Amsterdamse Utrechtsestraat, Frans Halsstraat en Haarlemmerdijk wordt Richard Floridas stelling zichtbaar dat de grenzen tussen vrijetijd en werktijd, en tussen werkplek en vrijetijdsplek vervagen.
Deze plekken zetten een stad op de economische kaart. Daar kan geen spektakel tegenop.

Auteur: Jos Gadet j.gadet@dro.amsterdam.nl
468

Reactie verzenden

Share This