Gemeenten en provincies zien dat burgers actiever willen participeren. Maar hoe organiseer je de actieve burger? En hoe dienen culturele instellingen zich te verhouden tot de samenleving wanneer de burger binnenboord wordt gehaald? Deze vragen speelden een hoofdrol tijdens de recente BMC Cultuurconferentie.
Bijna 150 vertegenwoordigers uit het werkveld verdrongen zich om de inzichten van inleiders Melle Daamen (Stadsschouwburg Amsterdam) en Roy Cremers (voordekunst) te vernemen. Alex Kühne – inmiddels een lichtend voorbeeld voor de podiumkunsten met zijn ‘Podium van de Stad’-programma in Deventer – reageerde op beide sprekers vanuit zijn eigen ervaringen.Van subsidie-adviezen tot cultuurguru’s: van alle kanten wordt benadrukt dat kunst en cultuurweer maatschappelijk relevant moet zijn en bijdragen aan gemeenschapszin en burgerschap. Om hieraan te voldoen moeten culturele instellingen midden in de samenleving hun positie bepalen en zich verbinden met het publiek, het maatschappelijk middenveld, het bedrijfsleven en de politiek. Melle Daamen ontwikkelde in de afgelopen tien jaar het programma Expanding Theatre, dat naast de reguliere, door hun programmeur ontwikkelde playlist steeds meer ‘maatschappelijke’ programmering een podium biedt. Van de Big Brother Awards tot bijeenkomsten over vluchtelingen; indien het voldoende publiek trekt en maatschappelijke issues aankaart, krijgt het in de Amsterdamse Stadsschouwburg een podium.
Melle Daamen schetste wel dat deze omslag van tradioneel repertoire naar maatschappelijk gebonden programmering niet zomaar gaat; het vergt veel tijd en aandacht. Na tien jaar van investeren, netwerken en er vooral vaak een feestje van maken, is het Expanding Theatre gelukt om een breder publiek te trekken. Daamens pleidooi voor nieuw en ambitieuzer beleid om het publiek weer te ‘verheffen’ werd positief ontvangen. Opvallend was wel dat hij in het interview na afloop toegaf dat lager opgeleide Nederlanders en allochtonen weinig aandacht krijgen. Die energie kan volgens hem beter gebruikt worden om de hoger opgeleide niet-Nederlanders en autochtonen beter te betrekken en meer te bereiken.
Na afloop van zijn vraaggesprek, gaf Daamen de deelnemers van de conferentie een denkopdracht voor thuis mee: als fictieve wethouder van een grote stad, kreeg iedere deelnemer tien jaar lang tien miljoen euro van een rijke donateur. Daamens vroeg zich af hoe de deelnemers zo’n investering vervolgens zouden gebruiken voor het betrekken van niet-autochtone Nederlanders bij cultuur; wat zouden mogelijke doelen zijn, bestedingsposten, succes- en faalfactoren en zo meer.
Beter HR beleid als basis voor publieksbeleid
Roy Cremers gaf als tweede inleider de sector een veeg uit de pan als het gaat om personeelsbeleid. Er is te weinig trots in de sector, zoals je bij voorbeeld bij start-ups in de tech sector aantreft. Om marketing toptalent aan te trekken, moet je niet alleen beter betalen, maar het jongeren aantrekkelijk maken om zich uit de naad te werken. Alleen zo is een breder en jonger publiek te bereiken.
Alex Kühne, directeur van de Deventer Schouwburg reageerde kort op beide sprekers, en introduceerde zijn inmiddels vier jaar oude beleidsprogramma ‘Podium voor de Stad’. Bij zijn aantreden was de schouwburg in Deventer een gesloten bastion en hij wilde iedereen in de stad meer betrekken. Door een basisprogrammering, het ‘Podium van de Stad’ én een commerciële programmering om geld te verdienen. Met het ‘Podium van de Stad’ werd de bevolking uitgedaagd met drie vragen: wat wilt u doen (wat is je idee); kunt u het organiseren (wij gaan het niet doen); waar is het publiek? De Deventer Schouwburg ging van 80.000 naar 130.000 bezoekers door vooral te investeren in mensen, mede dankzij financiële hulp van Stichting DOEN. De grootste uitdaging bleek om open te staan voor de vraag vanuit de bevolking. Nieuwe verbindingen met de stad zijn soms snel te leggen door tot laat in de avond open te blijven, mensen te betrekken en verbindingen te leggen.
Makers en publiek in gesprek
In reactie op het verhaal van Roy Cremers gaf Kühne aan dat crowdfunding een goede manier is om de maatschappij te betrekken bij de kunsten. Crowdfunding genereert een aardige geldstroom, maar de groep van deelnemers is nog veel te klein. Toch zijn voorbeelden als Airbnb en Uber weldegelijk belangrijke inspiratiebronnen, zeker wanneer het gaat om het genereren van een eigen inkomen.
Net als Melle Daamen, benadruke ook Kühne het belang van een theater dat midden in de samenleving staan. Digitalisering en commercialisering zijn een belangrijke ontwikkeling om rekening mee te houden. Echter de core business van de schouwburg zijn de podiumkunsten, waarbij bezoekers in de archetypische donkere doos gaan zitten om zich te laten ontroeren. Kühne zag daarin vooralsnog weinig veranderen.
De gesubsidieerde kunsten staan onder druk, aldus Kühne. Makers en presentatoren zouden veel meer en in een veel eerder stadium met elkaar in gesprek moeten treden. Om met elkaar het debat te voeren over wat de relevantie is van een bepaald kunstproject. Op die manier is het kunstproduct beter te verbinden aan de stad. Kühne wil daarbij sneller kunnen kiezen en streven naar hogere kwaliteit om een groter publiek aan de kunsten te verbinden.
Discussies en vraagstukken
Na de workshop sessies waar onder andere de ideale case van Melle Daamen werd besproken, werd de middag afgesloten door de consultants van BMC die als voorzitters van de sessies de belangrijkste feedback samenvatten. Eltje de Klerk schetste de noodzaak van activisme als voorwaarde om toegankelijk te zijn, de rol van jongeren (hier gedefinieerd als iedereen tot en met 45 jaar) daarbij te vergroten, meer online te denken en daar nieuwe verdienmodellen aan koppelen. Bij het besteden van die tien miljoen uit de case gingen de meeste deelnemers toch voor offline activiteiten om mensen en jonge makers samen te brengen, en van daaruit online activiteiten te ontwikkelen. Ook het onderwijs is van belang indien je over twintig jaar nog steeds publiek wilt blijven trekken.
Paul van Oort vroeg zich namens zijn groep af of iedereen wel naar alle podia moet komen! Men vond dat zeker een deel van de programmering aanbod gestuurd moet blijven. De groep zag wel veel in een regio-thematische programmering en gaf als voorbeeld een stuk over varkensboeren van Lucas de Man. Andere lichtende voorbeelden: het Jonge Harten Festival als community van makers en publiek met 10.000 bezoekers per jaar. Of de cases van Theater De Lampegiet in Veenendaal en het Zaantheater in Zaandam waarbij ook een breed publiek betrokken is bij het lokale theater.
Johan Boonekamp bespeurde dat er uit de ‘bijvangst’ van een breder publiek recent veel mooie initiatieven zijn ontstaan in de kunsten. De trots op een nieuw en maatschappelijk breder beleid zou veel zichtbaarder moeten worden gemaakt. Tegelijk probeerde zijn groep zich te onttrekken aan de eis in de case om bij de besteding van die tien miljoen uitsluitend allochtonen als doelgroep te zien. Daarnaast merkte Johan op dat er ook andere factoren dan alleen de programmering die een breder publiek trekken, zoals een gevarieerd personeelsbestand en een goede sfeer.
Glen ter Veer erkende voor zijn groep de noodzaak tot verbinding, maar het leek hen dat er in de afgelopen twintig jaar nog maar heel kleine stappen gezet zijn. Hun advies was om meer uit uit het gebouw te komen als organisatie, een werkelijke interesse te tonen voor het publiek, en meer inzet te tonen voor communityvorming. Nieuwe interessante initiatieven daarbij komen vaak uit bestaande netwerken, om bottom up meer wind in de zeilen te krijgen. De inzet daarbij van ambassadeurs in deze nieuwe community’s werkt heel goed, zo blijkt uit een project in Nijmegen om studenten te bereiken.
Onder de hoede van Cor Wijn vroegen deelnemers zich af of de middle man ook in de cultuursector zal verdwijnen, of in ieder geval een heel andere rol gaat spelen. Op veel plekken wordt het publiek al rechtstreeks voor cultuur bereikt en wordt innovatief ondernemend geacteerd. Het vraagstuk dat opgeworpen werd door Daamen werd vooral gezien als een kans om gewoon een deel van het geld weg te geven aan initiatiefnemers onder de doelgroepen via cultuurcoaches of –makelaars, en met deze ‘helden’ jongeren te inspireren. Een deel van het geld zou ook besteed kunnen worden om de instellingen aan te passen en de dienstverbanden in te korten, om zo een jongere en meer dynamische sector te krijgen..
Alex Kühne sloot de Cultuurconferentie af met zijn opmerking dat hij podiumkunsten wil blijven bedrijven, en zich geen zwembaddirecteur voelt. Dat wil hij vooral in samenwerking met de makers en met andere instellingen in de sector zodat op regionaal en wellicht ook landelijk niveau synergie kan ontstaan op praktisch en meer algemeen niveau. Zijn oproep om naar één-kassa-systeem te kijken en steeds meer data te delen werd positief ontvangen.
[UITGEVER:] Dit artikel is onderdeel van de Special Edition voor de BMC CultuurConferentie 2016 over Participatie en Community building.