Selecteer een pagina

Cafs en de welvaart der naties

Algemeen
Naar aanleiding van: Engelen, E. & A.-J. Smit (2006), Financile internationalisering en de Zuidas. In: Rooilijn, februari 2006. Schaik, C. van (2004), Among Orangutans. Red Apes and the Rise of Human Culture. Harvard University Press.


Dankzij internet zijn gigantische hoeveelheden kennis toegankelijk geworden. Deze kennisrevolutie heeft er toe geleid dat er een grote diversiteit aan media is ontstaan, waarlangs al dan niet gescreende kennis verspreid wordt.
Over de kwaliteit van deze informatieoverdracht is veel onaangenaams te zeggen. Wat mij verontrust, zijn bijvoorbeeld het gebrek aan nuanceringen (de kans op zichtbaar weerwoord is gering) en het uitsluiten van serendipiditeit (het vinden van dingen die je niet zoekt). Met het lezen van fatsoenlijke kranten stuit je daarentegen veelvuldig op een interessant item waar je niet naar op zoek bent, maar dat je wel op andere gedachten brengt.

Hoe dan ook, opmerkelijk is dat met de toename van de digitale mogelijkheden aan informatieoverdracht, de behoefte aan face to face contacten toeneemt. Deze paradox van de telecommunicatie leert ons dat alles wat niet telecommunicabel is, zeer hoog gewaardeerd wordt. In bijvoorbeeld de nieuwe economie bestaat de toegevoegde waarde van het product uit creatieve kennis. Deze is persoonsgebonden en kan in de meeste gevallen niet anders dan via face to face contacten overgedragen worden. Voor contacten tussen kunstenaars is dit gemakkelijk te begrijpen, maar uit het confronterende onderzoek van Engelen en Smit blijkt dat dit ook geldt voor de in onze ogen saaie financile dienstverleners. Zij specialiseren zich, enerzijds als gevolg van de toenemende kennisdichtheid en complexiteit van financile transacties en anderzijds als gevolg van risicospreiding. Dat leidt ertoe dat bij ingewikkelde financile transacties steeds meer partijen zijn betrokken. Voor deze partijen is nabijheid van groot belang. Vooral vanwege kennisuitwisseling, deels ook om continu elkaars nieren te kunnen proeven. Het is dan ook geen wonder dat dit soort netwerken van coperatie en competitie gedijen in een stedelijke omgeving die vele mogelijkheden voor face to face contacten biedt, zoals fitness clubs, cafs, restaurants en andere publieke voorzieningen.

In de stadssociologische literatuur wordt al sinds Max Weber geponeerd dat veelheid en veelsoortigheid aan interactie leidt tot sociaal-economische dynamiek. Met het onderzoek van primatoloog Van Schaik komt een bevestiging van dit statement uit de biologische hoek. Hij vond drie dingen die heel sterk verschilden tussen enkele populaties orang-oetans: enorm veel werktuiggebruik, heel veel tijd samen en een hoge tolerantie. Van Schaik legde al snel het verband: als je drie dingen ziet die heel sterk verschillen van een andere populatie dan hangen die drie misschien samen. Van Schaik concludeerde dat cultuur gedijt in gebieden waar veel sociaal contact is. Op plaatsen waar dieren heel veel tijd samen doorbrengen, zien we ook de meest complexe innovaties. Hiermee hebben we dus een aanknopingspunt voor de evolutie van intelligentie. Altijd is het een grote vraag geweest: waarom worden beesten slim? Hersenen zijn immers verschrikkelijk duur. Bij mensenbabys gaat tachtig procent van de energie naar de hersenen. Dat is belachelijk natuurlijk. En zelfs bij volwassenen gaat er nog twintig procent van de energie naar de hersenen. Bij volwassen chimpansees is het tien procent. Dan moeten die hersenen ons dus iets heel erg belangrijks teruggeven, anders kan dat nooit optellen.

Dankzij Van Schaik weten we nu hoe cultuur en intelligentie werken en hoe die twee elkaar benvloeden. Wat nodig is, is een situatie waarin men heel veel samen is op een heel tolerante manier, bijvoorbeeld omdat men voedsel moet delen. Er moeten allerlei stimulansen zijn om slimme dingen te bedenken. Mensen ontwikkelden zich tot savannebewoners, waarna ze voor het eerst grote dieren begonnen te eten. Die moesten ze samen vangen en verwerken en ze moesten zich samen verdedigen tegen grote roofdieren. Op dat moment komt de technologie om de hoek en intensieve samenwerking en veel mogelijkheden om sociaal te leren. Er kan dan een sneeuwbaleffect ontstaan waardoor op zeker moment de ontsnappingssnelheid groot genoeg is.

Kortom, maatschappelijke dynamiek vindt eerder een basis in babbelen in het caf dan in het turen naar een weblog.

Auteur: Jos Gadet j.gadet@dro.amsterdam.nl
468

Reactie verzenden

Share This