Het Haags Filmhuis besloot vanwege een groei van het aantal bezoekers en interessante films zijn faciliteiten uit te breiden. De constructiekosten bedragen ruim 3 miljoen gulden en worden gedragen door de gemeente Den Haag. Het Filmhuis zelf financiert de inrichtingskosten, zon 800.000 gulden. Aangezien het Filmhuis geen eigen kapitaal bezit en de kosten van een bancaire lening hoog zijn, koos het voor een obligatielening als n van de financieringsbronnen. De lening heeft een looptijd van tien jaar, gelijk aan de afschrijving van het nieuwe meubilair. Op dit moment is voor 135.000 gulden geleend en is de verwachting uiteindelijk een totaalbedrag van 200.000 gulden te halen.
De lening heeft een aantal opmerkelijke voorwaarden. Zo vindt de jaarlijkse schuldaflossing plaats in de vorm van een voucher van 10 euro, die bij de kassa van het Filmhuis gebruikt of verzilverd kan worden. Daarnaast ontvangen de obligatiehouders een gratis lidmaatschap op de filmhuiskrant en jaarlijks een uitnodiging voor een speciale filmvertoning. Op het moment van uiteindelijke aflossing biedt het Filmhuis de mogelijkheid de lening om te zetten in een permanente donatie. Het door een ontwerper vormgegeven certificaat blijkt naast intrinsieke ook artistieke waarde te hebben, want verschillende houders willen het na aflossing behouden.
De kosten van de lening zijn aanzienlijk lager dan een bancaire lening. Het feit dat het Filmhuis zelf kapitaal heeft weten aan te trekken, blijkt ook subsidieaanvragen bij fondsen (waarmee de rest van de inrichting wordt gedekt) positief te benvloeden. Door de jaarlijkse schuldaflossing in vouchers uit te keren worden de obligatiehouders gestimuleerd regelmatig het Filmhuis te bezoeken, wat een trouw publiek en extra inkomsten kan opleveren. Tevens geeft dit, gedurende een periode van tien jaar (!), het Filmhuis jaarlijks de mogelijkheid zichzelf te promoten onder een publiek van obligatiehouders waarvan de meerderheid geen Vriend van het Filmhuis bleek.
