Selecteer een pagina

Centraal: Recreatiecentra goed bezocht

Algemeen
In de rubriek Centraal komen iedere maand deskundigen aan het woord over een vooraf gekozen thema. In deze aflevering van Centraal aandacht voor de attractieparken in Nederland. Wat is de positie van de attractieparken in de markt, welke ontwikkelingen zijn er merkbaar, hoe groot is de belangstelling van het publiek voor de verschillende attracties en in welke richting moet de sector zich begeven om publiek te (blijven) trekken?


In 1998 telde Nederland 35 recreatiecentra: attractieparken, miniatuursteden, sprookjestuinen, toeristische spoorlijnen e.d., ingeschreven bij een Kamer van Koophandel en met personeel in loondienst. Gezamenlijk ontvingen ze bijna acht miljoen betalende bezoekers, waarvan 16 % een buitenlandse toerist was.

Elk recreatiecentrum wil uiteraard een eersteklas recreatieve belevenis bieden. Om dat voor die miljoenen bezoekers mogelijk te maken is, naast aantrekkelijke attracties, veel personeel nodig. Gedurende de openingsperiode hadden de recreatiecentra dan ook niet minder dan 2.400 personen in loondienst, veelal in parttime.
De baten over 1998 bedroegen bijna 280 miljoen gulden, voor het grootste deel gegenereerd via entreegelden en verkooppunten van eten en drinken (buffetten, restaurants e.d.). De entreegelden waren goed voor 59% van de baten en de verkopen via horecavoorzieningen voor 28%.
De lasten bedroegen bijna 270 miljoen gulden. Daarvan maken lonen en sociale lasten voor het personeel in loondienst ongeveer n derde uit, en rente en afschrijvingen een kwart. Daarnaast bestaat 10% van de lasten uit huisvestingskosten; nog eens 10% betreft de inkoopkosten voor de horecavoorzieningen. Om ook in de toekomst winstgevend te kunnen ondernemen, investeerden de recreatiecentra in 1998 ondermeer voor 47 miljoen gulden in
materile vaste activa zoals grond, terreinen, bedrijfsruimten en nieuwe attracties.

Vanuit een wat ouder onderzoek naar dagrecreatie (1996) zijn ook gegevens bekend die een profiel schetsen van Nederlanders die een attractiepark bezoeken. Gerekend over alle Nederlanders gaf ruim 60% aan minstens n keer per jaar naar een grote speeltuin, pretpark of dierenpark te gaan. Bijna de helft van de bezoekers van attractieparken blijkt jonger dan 15 jaar te zijn.

De populariteit van het dagje uit vertaalt zich ook in de aantallen bezoekers aan attractie- en dierenparken. In de jaren na 1996 lijkt zich echter, afgaande op de aantallen bezoekers die door de belangrijkste attractie- en dierenparken zelf worden opgegeven, een zekere stabilisatie te hebben voorgedaan in de bezoekersaantallen. Vooral de attractieparken leveren een zware concurrentiestrijd met buitenlandse parken.

Van alle bezoeken aan attractieparken in 1996 vond iets meer dan de helft (56%) plaats in de drie zomermaanden. Bij dierentuinen is het bezoek iets meer verspreid over de seizoenen. Hier vindt 44% van het bezoek plaats in de zomer. Zon- en feestdagen zijn de meest populaire dagen. Dat geldt vooral voor dierenparken. Op zondag bezoeken gemiddeld twee keer zoveel mensen een
dierentuin als op zaterdag en bijna drie keer zoveel als op een doordeweekse dag.
De auto is veruit het belangrijkste vervoermiddel voor een bezoek aan attractie- of dierenpark: meer dan driekwart van alle bezoekers komt met de auto. Slechts zon 10% van de bezoekers komt met het openbaar vervoer.

Vooral de attractieparken moeten het hebben van de jeugd. Van de drie bezoekers van attractieparken zijn er twee jonger dan 30 jaar. Bij dierenparken is dat iets meer dan de helft. Dierentuinen kennen vrij veel abonnementhouders. Vooral oudere mensen gebruiken een abonnement voor regelmatige bezoekjes.

Een dagje attractiepark kostte in 1996 gemiddeld 40 gulden per persoon. Een dagje dierentuin 27 gulden. In dit bedrag zijn reis-, entree- en consumptiekosten inbegrepen. Zowel voor de reis als aan entree en consumpties werd bij een bezoek aan een attractiepark meer uitgegeven dan bij dierenparkbezoek. Door alle dagrecreanten samen wordt per jaar aan dagtochten naar attractie- en dierenparken 597 miljoen gulden uitgegeven: 340 miljoen aan attractieparken en 257 miljoen aan dierentuinen.

Auteur: Rob Goossens en Hans v.d. Giessen (CBS)
Referenties: Meer informatie over statistieken op het gebied van cultuur, toerisme en recreatie is te verkrijgen bij het gelijknamige infocentrum van het CBS, t 070 337 5867; f 070 337 5696; e infokcr@cbs.nl
468

Reactie verzenden

Share This