De economische, ecologische en sociale uitdagingen zijn wereldwijd niet minder geworden. Ook de kunst- en cultuursector wordt hiermee geconfronteerd. Hoewel technologische innovaties (digitalisering, nanotechnologie) onmiskenbaar van belang zijn, bieden ze op zichzelf een onvoldoende antwoord op de maatschappelijke uitdagingen. Social innovations verwijzen naar de alternatieve en aanvullende bewegingen die nodig zijn om deze uitdagingen te vertalen in kansen. Juist in 2013, het Europees jaar van de Burger, is er meer zicht gekomen op de betekenis van de gemeenschap voor het welzijn (naast welvaart). Deze ontwikkeling biedt kansen voor creativiteit en de kunst- en cultuursector.
De economische, ecologische en sociale uitdagingen zijn wereldwijd niet minder geworden. Ook de kunst- en cultuursector wordt hiermee geconfronteerd. Hoewel technologische innovaties (digitalisering, nanotechnologie) onmiskenbaar van belang zijn, bieden ze op zichzelf een onvoldoende antwoord op de maatschappelijke uitdagingen. Social innovations verwijzen naar de alternatieve en aanvullende bewegingen die nodig zijn om deze uitdagingen te vertalen in kansen. Juist in 2013, het Europees jaar van de Burger, is er meer zicht gekomen op de betekenis van de gemeenschap voor het welzijn (naast welvaart). Deze ontwikkeling biedt kansen voor creativiteit en de kunst- en cultuursector.
Wereldwijd nemen de spanningen toe.
Miljarden mensen moeten van maximaal twee
dollar per dag rondkomen. De ecologische
systemen staan onder grote druk: temperatuurstijging,
uitputting van onze grondstoffen
en CO2-uitstoot. Demografische veranderingen
dagen de financiering van de oude dag en
het gezondheidssysteem uit. Het economisch
zwaartepunt verschuift snel naar opkomende
economieën. Westerse landen, Nederland
voorop, kennen een ongelijke verdeling van
werk- en tijdsdruk. Of je zucht onder de last van
de hoge arbeidsproductiviteit of je staat aan de
kant en behoort tot Edgar Cahn’s throw away
people.
Ook de kunst- en cultuursector wordt
geconfronteerd met de effecten van deze
turbulentie. Burgers vertonen een veranderend
consumptiegedrag (participatie daalt) door de
ervaren tijdsdruk, de financiële beperkingen en
de veranderende voorkeuren. De overheid stelt
steeds nadrukkelijker de legitimeringsvraag:
welke meerwaarde biedt de bibliotheek of het
museum? Waarom moeten wij dure voorstellingen
in theaters subsidiëren als er zulke zware
maatschappelijke keuzes gemaakt moeten
worden?
Economische groei als oplossing?
We staan voor bijzondere uitdagingen.
Economische groei (in traditionele financiëletermen)
lijkt echter het alleenrecht op de
oplossingsrichting voor al deze uitdagingen te
krijgen. Economische groei moet zorgen voor
nieuwe welvaartgroei, volledige werkgelegenheid,
de aanpak van ecologische vraagstukken,
het herstel van de financiële markten en het in
balans brengen van overheidsuitgaven. Het zijn
de technologische innovaties die zullen zorgen
voor de beoogde economische groei door de
verdere stijging van de arbeidsproductiviteitsstijging
in combinatie met een dalend energiegebruik
en vervuiling en materialengebruik.
Aldus luidt de narratief.
Toch is er alle reden om vraagtekens te plaatsen
bij de beloftes van dit geloof in economische
groei als motor. Ondanks alle technologische
innovaties en economische groei in de afgelopen
decennia is de globale ongelijkheid eerder
toegenomen (ook binnen de geïndustrialiseerde
landen). De economische groei (BNP) is sinds
de jaren zeventig gestaag door gegaan, terwijl
in diezelfde periode de hapiness-index van vele
geïndustrialiseerde landen een stabilisatie laat
zien en de verdeling van inkomens duidelijk
schever geworden is. In de geïndustrialiseerde
wereld heeft een loskoppeling plaats gevonden
tussen economische groei en het gevoel van
welzijn. Marktwerking, schaalvergroting en
efficiëntie-denken hebben ons veel gebracht,
maar bezwijken nu onder hun eigen gewicht.
In Nederland (en daarbuiten) wordt er volop
gewerkt aan alternatieven zoals Our Common
Future 2.0, Alliantie Fair & Sustainable Deal. Ook
Social Innovations bieden een alternatief.
Social Innovation
Na Society 1.0, waarin hiërarchisch
georganiseerde instituties met hun lineaire
aanpak oplossingen dicteerden, en Society
2.0 met zijn versterkte interactiviteit tussen
institutie en individu (web-interactie) in het
eerste decennium van deze eeuw, stappen we
nu Society 3.0 (netwerk samenleving) binnen
waarin voortdurende, intensieve interacties
bestaan tussen steeds wisselende stakeholders.
De culturele instelling 1.0, die naar eigen
inzichten kunst en cultuur programmeerde
en de culturele organisatie 2.0, waarin de
interactie met de klant belangrijker werd,
slagen er niet in om voldoende loyale klanten
te binden. De lineaire en top-down oplossingen
maken in Society 3.0 plaats voor horizontale,
context specifieke, synergetische, synchrone
en zelforganiserende interacties in en tussen
communities. De culturele instelling 3.0 zoekt
de samenwerking met een brede range van
stakeholders in omgeving om tot (gezamenlijke)
programmering op nieuwe plaatsen te komen:
co-creatie.
Ook de ‘nieuwe manieren van organiseren’ in
deze context rekenen we tot sociale innovatie.
Ze kenmerken zich in dat geval door zowel naar
hun doel als in hun middel sociaal van karakter
te zijn. Het gaat dan om systemische, onomkeerbare
veranderingen, gekenmerkt door nieuwe
verhoudingen tussen stakeholders in verschillende
maatschappelijke contexten, nieuwe
stromen van informatie en andere middelen,
nieuwe wet- en regelgeving en noodzakelijk
nieuwe verdienmodellen. Deze sociale innovatie
vindt plaats in horizontale en transparante
co-creatieprocessen, die gebaseerd zijn op
wederkerigheid en gericht zijn op de versterking
van het vermogen tot handelen. Zij leiden tot
het creëren van betekenisvolle, intermenselijke
experiences die ruimte bieden aan humor,
spel, plezier, creativiteit en gevoel van flow. De
ruimte in deze innovaties voor creativiteit en de
inbreng van kunst en cultuur zijn evident.
Sociale innovatie kan geïnitieerd worden
vanuit alle maatschappelijke domeinen: bij
de overheid, in de markt, in communities en
in het tussenliggende domein van de third
sector: organisaties (formeel, niet commercieel,
privaat).
Waar op de as van de overheid in de richting
van de markt sprake is van privatisering en
liberalisering (recent overheidsbeleid) is er
ook een beweging in de omgekeerde richting
zichtbaar. Sociaal ondernemerschap (ondernemerschap
dat in dienst staat van sociale doelen)
gaat verder dan het reguliere ondernemerschap
met een groen strikje.
Ook de interactie van de overheid met de
burger wordt met nieuwe concepten geduid.
Tot voor kort werd gesproken over de door de
overheid gestuurde participatie van de burger:
geïnformeerd zijn, via raadplegen, adviseren en
co-produceren naar meebeslissen en uiteindelijk
zelfbesturen. Plots is er sprake van de
‘participatieladder van de overheid’: van niets
doen en verbinden, via adviseren, faciliteren
en samenwerken naar uitlokken en uiteindelijk
‘overnemen’. Juist in het culturele domein, zoals
de bibliotheek in Vierlingsbeek, blijken burgers
in te springen als dat de overheid zich (volledig)
terugtrekt en essentiële waarden bedreigd
worden.
In 2013, het Europese Jaar van de Burger, is
onder druk van de financiële omstandigheden
een grote stap gezet in de horizontalisering van
de relatie tussen de maatschappelijke domeinen
van de community, markt en overheid. In Flexcity,
het beleidsplan voor de culturele sector
(juni 2013), geeft de gemeente Eindhoven aan in
2017 de huidige subsidierelatie met de culturele
instellingen te willen beëindigen. Culturele
organisaties zullen in directe interactie met hun
stakeholders als de actieve burgers, communities
en ook de overheid de licence to operate
moeten verdienen.
Core economy
In de participatiemaatschappij wordt veel
gevraagd van de burger. Steeds meer krijgen we
zicht op de groeiende uitdagingen. Zo wordt van
individuen verwacht dat zij in familieverband en
in gemeenschappen steeds meer en uiteenlopende
activiteiten in de core economy invullen
om zo te voorzien in zowel private als publieke
behoeften, op de grens met en zelfs buiten de
reguliere geldeconomie. De deskundigheid,
energie, tijd en middelen van burgers vormen
echter ook de essentiële bouwstenen van
nieuwe vormen van de sociaal, economisch
en ecologisch duurzame organisatie van het
maatschappelijke leven.
De digitalisering versterkt de mogelijkheden
doordat mensen altijd en overal met elkaar
contact kunnen onderhouden en real-time
informatie, kennis en zelfs productiefactoren
kunnen delen. Mensen zijn in dergelijke
gemeenschappen als producenten en consumenten
met elkaar verbonden en steeds beter
in staat om met kleinschalige, high-tech tools
in open communities samen te produceren. In
het Buda::lab van Kortrijk komen designers,
kunstenaars, vakmensen en co-creators samen
om hun eigen ontwerpen/producten te maken.
Zie ook de Kaardebol en Atelier-3D in Zutphen.
Deze creatieve werkplaatsen op gemeenschapsniveau
gaan een belangrijke rol vervullen in de
core economy.
Een waarschuwing is op zijn plaats. Het
ideaal van ‘actief burgerschap’ klinkt uitdagend,
maar er is vooralsnog weinig bewijsvoering over
de waarde en waardering van de versterking
van het community involvement en de
voorwaarden voor en het vermogen van (alle)
burgers om gelijkwaardig te participeren. De
skills, de netwerken en de middelen om in deze
maatschappij te functioneren, lijken niet gelijk
verdeeld.
Creativiteit, cultuur en maatschappelijke ontwikkeling
Voor de kunst & culturele sector liggen
duidelijke kansen in het verschiet. Zij dragen
bij uitstek bij aan de verbeeldingskracht om
tot betekenisvolle artefacten en narratieven te
komen. Waar vele social innovations het accent
op de methodologie en op het proces leggen,
kunnen juist de kunst- en cultuursector de
essentiële rol vervullen om de dialoog over de
ontwikkelingsrichting te stimuleren en van vorm
te voorzien. Om zo de brug te slaan tussen vorm
en inhoud, tussen proces en bestemming. De
sector is in staat om mensen te inspireren voor
de gewenste en ook noodzakelijke ontdekkingsreizen
in deze transitiefase. Vele voorbeelden
in deze editie van MMNieuws geven hieraan
uitdrukking.
Er ontstaan voor deze sectoren mogelijkheden
om, in aansluiting op de versterkte
positie van het individu en de community in het
maatschappelijke veld, vanuit de intrinsieke
waarde van kunst en cultuur te werken. Dit in
tegenstelling tot de instrumentele uitdaging
(economische waarde, vestigingsfactor,
sociale cohesie, opvoeding, enz) die vanuit
de overheidsinterventie voor de kunst en
cultuursector wordt gecreëerd. Burgers komen
in hun activiteiten en interacties voortdurend
in aanraking met een stroom van symbolen, de
uitdaging om nieuwe vaardigheden, waarden
en opvattingen aan te leren en hun identiteit
te ontwikkelen. De culturele sector kan het
samenspel zoeken met burgers die betrokken
zijn in de vormgeving van nieuwe betekenissen.
Hun inspirerende voorbeelden zijn van
onderscheidende en toegevoegde waarde
als co-creatieve impuls. De interactie met de
culturele sector zal leiden tot de ontwikkeling
van de nodige vaardigheden onder burgers om
betekenis en invulling te geven aan hun leven
en leefomgeving. De kunst- en cultuurwereld
fungeert als creatieve bron door te inspireren
(kraamkamer), door te verbinden via bijzondere
ontmoetingen en ook door ontspanning te
bieden (thuiskomen). Spelers uit de sector
kunnen optreden als designers en als facilitators
van design-processen in een maatschappelijke
context die niet langer gedomineerd wordt door
markt en staat.
Peter Horsten is onderdeel
van het Colinteam
en werkzaam als docent
en onderzoeker aan de
Academy for Leisure
van NHTV Internationale
Hogeschool Breda (horsten.p@nhtv.nl).
Ger Pepels werkt
als onderzoeker op
het terrein van social
innovation aan NHTV
Internationale Hogeschool
Breda. Hij is betrokken bij het PACESItraject
van Parktheater Eindhoven en
vertegenwoordigt NHTV in Tilburg Social
Innovation Lab (pepels.g@nhtv.nl).
Auteur: Tekst: Ger Pepels en Peter Horsten, namens Colin