Selecteer een pagina

Coda: vier cultuurinstellingen onder een dak

Algemeen
Carin Reinders is sinds twee jaar direc- teur van CODA (Cultuur Onder Dak Apeldoorn), de organisatie waarin het Apeldoorns Museum, de openbare bibliotheek en het stadsarchief zijn opgegaan. CODA huist in een spiksplinternieuwe behuizing in het Cultuurkwartier, van architect Herman Hertzberger, die op 12 maart j.l. door de koningin werd geopend. De voor Nederland nieuwe vorm van samenwerking van vier voorheen aparte culturele instellingen was reden voor een gesprek over de missie, de organisatie en de toekomst van CODA.


Carin Reinders: Sommige mensen storen zich aan zon concept, of worden erdoor op het verkeerde been gezet dan vragen ze wat er dan te koop is maar ik bezie mezelf werkelijk als een cultureel ondernemer, ook al lijkt de term inmiddels wat sleets geworden. Dus toen de gemeente Apeldoorn de term cultureel warenhuis als metafoor hanteerde voor het CODA-concept, was ik meteen genteresseerd.
Het Apeldoorns Museum was al een samenwerkingsverband van twee musea, het Historisch museum Apeldoorn en het Van Reekummuseum. Op veel terreinen waren er achterstanden en beide directeuren waren ook al geruime tijd vertrokken. Mijn eerste opdracht was een museumplan op te stellen. Er was op het moment dat de nieuwbouw al voorbij de helft was nog geen concreet plan voorhanden.
Al in 1992 was het idee geboren om beide musea te laten samengaan in n gebouw met de bibliotheek en het archief. Het motief daarvoor was vooral praktisch en pragmatisch: de bibliotheek wilde uitbreiden, het archief was dringend toe aan een nieuwe behuizing en ook de beide musea waren slecht gehuisvest. Er werd bedacht dat dit samengaan ook synergie zou opleveren en wellicht ook nog besparing van kosten. Bibliotheken zijn basisvoorzieningen pur sang met een bereik in Nederland van gemiddeld 80%. Voor musea is dat tussen de 30 en 40% en slechts 5% van de Nederlanders weet de weg te vinden naar de schatten van het archief. Het idee was daarom: zet die drie instellingen bij elkaar in een letterlijk transparant gebouw, zodat van buiten zichtbaar is wat er gebeurt en combineer de bezoekersstromen. Voor ons is de gedachte van transparantie belangrijk: wij staan het idee voor van het cultureel warenhuis: laagdrempelig en gemakkelijk toegankelijk. Dat drukt het nieuwe gebouw van Hertzberger dan ook uit. Tegelijk ligt daar een probleem, want voor een museum is de lichttoevoer eigenlijk te groot. Het aanvankelijke ontwerp moest dan ook op enkele plaatsen gewijzigd worden. Volgens berekeningen van Twijnstra Gudde zou het Apeldoorns Museum zon 80.000 bezoekers moeten kunnen trekken. Die rekensom heb ik nooit te zien gekregen, maar op basis van de kwantiteit en de kwaliteit van de eigen collectie is dat een heel lastige opgave. Ook is het aantal vierkante meters tentoonstellingsruimte (ca 1.800 m2) erg beperkt. Gelukkig is het gemeentebestuur akkoord gegaan met een extra 300 m2 tentoonstellingsruimte voor de semi-permanente opstelling over de geschiedenis van Apeldoorn. Hertzberger heeft n grote tentoonstellingsruimte ontworpen, waardoor er maximale flexibiliteit is met de indeling, maar ook een probleem bij de op- en afbouw van tentoonstellingen. Opnieuw is me opgevallen hoe veel invloed de architect heeft op het gebouw. Wij moeten nu een aantal aanpassingen realiseren die we tijdens de bouw natuurlijk hadden moeten meenemen. Hertzberger realiseert ook de uitbouw van schouwburg Orpheus, die later dit jaar open gaat en was verder verantwoordelijk voor het ontwerp uit 1972 van het gebouw van Centraal Beheer. Het is bijzonder dat het handschrift van Hertzberger zo duidelijk zichtbaar is in Apeldoorn.
We zijn bij de ontwikkeling van het concept van CODA niet teruggevallen op onderzoek of adviezen van derden. Er is wel onderzoek gedaan naar vergelijkbare, nieuw te ontwikkelen samenwerkingsverbanden, maar er bestaat geen blauwdruk. Wij moeten de synergie zelf ontwikkelen. Dat is een belangrijk gegeven en daarin zit voor mij ook veel uitdaging. CODA telt zon 170 medewerkers en ongeveer 150 vrijwilligers. De bibliotheek werkt alleen met betaalde krachten, maar bij het museum en het archief werken veel vrijwilligers.
Het onderlinge begrip moet nog verder groeien. De opening door koningin Beatrix werd gevolgd door een openingstiendaagse met verschillende activiteiten, gericht op specifieke publieksgroepen. Dat heeft veel publiciteit en bezoek opgeleverd, maar was ook geweldig als teamtraining.Een voorbeeld: de meeste medewerkers van de Technische Dienst hadden nog nooit een tentoonstelling ingericht. Die kenden niet het fenomeen dat er allerlei zaken nog op het laatste moment veranderen en vielen over de chaos en de lange dagen en korte nachten. De bibliotheek kent andere werkprocessen en is gewend aan een prikklok om dat in tijd te registreren. Er is met andere woorden nog sprake van verschillende bloedgroepen. De angst de eigen identiteit of de machtspositie te verliezen leeft nog. Neem de coda-krant. Die was zon vier nummers geleden nog de bibliotheekkrant. Het gelijkelijk aandacht geven aan alle onderdelen van coda is nog lastig. De lezers van de bibliotheekkrant zijn een bepaalde opmaak en informatievoorziening gewend en we willen geen klanten noch extern, noch intern verliezen. De pr- en marketingmedewerkers daarentegen ontwikkelen al een echt CODA-gevoel.

Er wordt in de museumbranche al jarenlang gepraat over samenwerking tussen verschillende culturele instellingen het idee van het Cultuurhuis bestaat al in Nederland maar van werkelijk (willen) samengaan is nog weinig sprake. Dat heeft te maken met egos, maar ook met verschillende bedrijfsculturen. Natuurkundige en volkenkundige musea lopen in dit opzicht voorop. Die gaat het blijkbaar makkelijker af dan kunstmusea. Maar ook kunstmusea kunnen hun voordeel doen met samenwerking, al is het maar op het gebied van afspraken over wt er verzameld wordt. Toch is het jammer te constateren dat de gedachte van een Collectie Nederland nog niet echt uit de verf komt. Ik geloof daar absoluut in en heb daar ook rekening mee gehouden toen ik mijn collectieplan Kleur bekennen heb geschreven.
Het Apeldoorns Museum heeft een aantal rafelige deelcollecties zoals glas, keramiek en fotografie. Die collectieonderdelen zullen overgedragen worden aan collega-musea, omdat het in die collecties weer tot zijn recht zal komen. Ook zijn er vele objecten verwijderd die niet voldoen aan een museale kwaliteit.

Een probleem dat nog opgelost moet worden is de organisatiestructuur van CODA. Die is (nog) onvoldoende helder. Oorspronkelijk was er in het organogram sprake van een soort superconservator voor het museum en een directeur voor de bibliotheek en het archief, met daarboven een algemeen directeur die de onderdelen financin, personeel, educatie, pr en marketing onder zijn beheer zou hebben. Daarin zijn op mijn verzoek enkele zaken veranderd. Op dit moment werken we nog met twee inhoudelijke directeuren, maar ik ben al wel verantwoordelijk voor externe zaken zeg de ondernemerskant. Maar het allerbelangrijkst is dat de organisatiestructuur in CODA-termen wordt gevat. Dan is de kans dat dit een succes wordt groot. Dat hangt overigens ook voor een deel af van de inzet van de gemeente Apeldoorn. Daar lijken bezuinigingsfactoren op dit moment nog belangrijker dan de inhoud van het CODA-concept. Apeldoorn zet met andere woorden (nog) niet in op het prestige van dit project. Misschien komt dat omdat cultuur voor veel politici nog steeds als extra geldt. Het bedrijfsleven in en rond Apeldoorn ziet in ieder geval wl iets in het gebouw en het idee, want we worden overspoeld met aanvragen voor ontvangsten of recepties.
Jammer is verder dat de aandacht van de landelijke pers langzaam op gang komt. Dat heeft volgens mij vooral te maken met een vernauwde blik: er is weinig belangstelling voor wat er buiten de Randstad gebeurt. Het was grappig te merken dat de journalisten van het NOS-journaal bij de opening zich verbaasd toonden over wat er hier allemaal gebeurt.

De uitdaging van CODA ligt, behalve in het bevorderen van het CODA-gevoel bij de medewerkers en bij de organisatie, met name in het ontwikkelen van nieuwe producten en het bevorderen van een ndere benadering van het begrip cultuur. Er moet uiteraard een CODA-kaart komen: een gecombineerde toegangskaart voor het museum, de bibliotheek en het archief, maar ik zie het als een uitdaging om de drie instellingen op termijn ook fysiek in elkaar te laten opgaan, zodat het publiek in de verschillende delen van het gebouw steeds met de verschillende samenstellende delen van CODA kennis maakt. Het gaat bij het ontwikkelen van een concept als het onze veel meer om de inhoud, om beleving en ervaring met betrekking tot begrippen als cultuur en erfgoed. Maar wanneer de gemeente de nadruk blijft leggen op de financieel-economische aspecten van het CODA-concept zeg maar: op de bezuinigingen die het met zich meebrengt en minder op de pioniersfunctie die CODA kan vervullen, zal die synergie niet gerealiseerd worden en dat was nu net het belangrijkste motief voor mij om naar Apeldoorn te gaan.

Carin Reinders (44) is kunsthistoricus. Ze werkte eerder als directeur van de twee musea in Zutphen en van het Nederlands Textielmuseum in Tilburg. Een favoriete website heeft ze niet mijn internetgedrag is puur functioneel en als trend voor de toekomst noemt zij het concept van het cultureel warenhuis.

Er bestaan in Nederland en Vlaanderen enkele andere voorbeelden van gentegreerde kunstinstellingen onder n dak. Zo zijn in Zutphen de beide musea en het stadsarchief gefuseerd. Een vergelijkbare combinatie staat op stapel in Tilburg, Bergen op Zoom en waarschijnlijk in Zwolle. In Vlaanderen bestaan sinds de jaren tachtig vormen van gemeenschappelijke huisvesting van bibliotheken en culturele centra in bijvoorbeeld Turnhout en Wevelgem. Van recentere datum zijn de bibliotheken en (stads)archieven onder n dak in o.a. Leuven, Lier en Heist-op-den-Berg. Plannen daartoe zijn er in o.a. Ieper. Leuven kent de combinatie van archief/ bibliotheek en provinciaal documentatiecentrum, met onder datzelfde dak onder andere een radiozender en een ruimte die in gebruik is als (kunst)galerij.

Auteur: Menno Heling & Pieter de Nijs redactie@mmnieuws.nl
468

Reactie verzenden

Share This