Selecteer een pagina

Combinatiegedrag in de praktijk

Vermaak, horeca en winkels: drie handen op een buik?

Algemeen
Het vrijetijdsaanbod in Nederland blijft uitdijen. De gangbare opvatting is dat vermaak, horeca en winkels elkaar wederzijds versterken. Daarom worden voorzieningen als bioscopen, sportclusters en podia vaak in combinatie met horeca en winkels ontwikkeld. Diverse consumentenonderzoeken geven echter een genuanceerder beeld. Zo is de combinatie vrijetijdsvoorziening en winkels onder het publiek niet populair. Verder zijn er verschillen naar type vrijetijdsvoorziening: museumgangers zijn bijvoorbeeld eerder geneigd tot winkelbezoek dan bioscooppubliek. Een aantal onderzoeken en de leerpunten op een rij.


Een aardige bron vormt het leeronderzoek Leisure Cities van de Hogeschool Holland in Diemen, waaraan tweedejaars studenten vrijetijdskunde meewerkten. Vorig jaar zijn in 18 middelgrote steden als Alkmaar, Almere, Amersfoort, s-Hertogenbosch, Arnhem, Apeldoorn en Zwolle duizenden enqutes afgenomen onder bezoekers van diverse soorten vrijetijdsvoorzieningen, zoals musea, zwembaden, bioscopen en poppodia. Bezoek aan binnenstadsbioscopen en musea wordt met 67% en 73% vaak gecombineerd met horeca. Zwembaden worden daarentegen veel doelgerichter bezocht: slechts 44% van de bezoekers van subtropische en 22% van de gewone zwembaden gaat dezelfde dag naar andersoortige voorzieningen. Voor het poppubliek ligt dit op 58%. Combinaties met andere vrijetijdsvoorzieningen komen bij bezoekers aan een museum of een subtropisch zwembad wat meer voor. Hieronder per onderzochte voorziening het combinatiegedrag voor winkels, horeca en andere vrijetijdsvoorzieningen.

De gemiddelde bioscoopbezoeker die een combinatiebezoek maakt met horeca besteedt 17,- elders aan horeca, een museumbezoeker 11,-, een zwembadbezoeker 10,-, en een poppodiumbezoeker 8,-.

Onderzoeken Eindhoven, Utrecht en Groningen
Een horecaonderzoek van de gemeente Eindhoven (1999) laat zien dat 57% van het bioscooppubliek en 39% van de schouwburgbezoeker daar ook horeca bezoekt. Dit komt aardig overeen met de percentages voor de groepen bioscoop- en museumpubliek uit het eerdergenoemde onderzoek. Een bezoekersenqute in Groningen (1997) toont aan dat 32% van de museumbezoekers (publiek van diverse musea) in deze stad tijdens hetzelfde uitstapje ook gaat winkelen in de binnenstad. Eerder publieksonderzoek in Utrecht (1993) geeft voor de combi bioscoop-winkelen 36% aan. Kortom, deze uitkomsten lopen in de pas met die van het landelijke studentenonderzoek.

Publieksonderzoek ArenA
In Path ArenA zijn vorig jaar eveneens bezoekers genquteerd. Slechts 37% geeft aan een combinatie met winkels en/of
horeca te maken. Voor een combinatie met horeca is dit uitzonderlijk laag. In de nabijheid van deze megabioscoop zijn nog nauwelijks cafs en restaurants geopend, zodat dit waarschijnlijk meteen de belangrijkste verklaring is.

De conclusies
Als we de onderzoeken verder uitspitten, komt een aantal algemene conclusies bovendrijven. Voor het bevorderen van combinatiegedrag en directe synergie tussen vrijetijdsvoorzieningen en winkels/horeca is het volgende van belang:
Type en concept vrijetijdsvoorziening:
tussen culturele, sport-, vermaaks- en uitgaansvoorzieningen zijn grote verschillen in functioneren, zelfs nog binnen een bepaald type voorziening. Eventuele winkels en horeca dienen rekening te houden met de specifieke concepten. In sportclusters komen bijvoorbeeld veel verenigingen, families met kinderen en tweeverdieners. Deze groepen hebben eigen voorkeuren en gedrag, waar nabije winkels/horeca op in kunnen spelen.
Tijdstipcongruntie: het bezoekmoment aan uitgaansgelegenheden als bioscoop, theater en poppodium, dat meestal s avonds plaatsvindt, past niet goed bij winkelbezoek (voornamelijk overdag). Meer koopavonden en -zondagen leveren in dit opzicht meer combinatiebezoek op. Horeca sluit uiteraard wel goed aan.
Motiefcongruntie: vrijetijdsactiviteiten kenmerken zich door plezier en ontspanning. Bij winkelen hoeft dit niet het geval te zijn. Veel winkelbezoeken zijn immers functioneel en doelgericht. Zorg bij clustering met vrijetijdsvoorzieningen dat de winkelbranchering hierbij past. Dus geen supermarkt, hakkenbar en slager, maar een multimediazaak, outdoorshop en modespeciaalzaak.
Juiste routing in het gebied: zorg voor een of enkele trekkers in het gebied. Zorg er verder ook voor dat de fysieke loopafstand tussen de voorzieningen niet te groot is.

Met dank aan Willem Zwama

Auteur: Arno Ruis
468

Reactie verzenden

Share This