Selecteer een pagina

Congresverslag: Congres Brood&Spelen: horeca

Algemeen
Geef het volk brood en spelen en het is tevreden, zei Julius Ceasar. Er werden baden gebouwd, circussen en amfitheaters. Het publiek kwam in grote getale en amuseerde zich.


Op 24 mei vond de eerste bijeenkomst van Brood&Spelen plaats. Circa 80 deelnemers gemeenteambtenaren, projectontwikkelaars en medewerkers van adviesbureaus luisterden naar vier voordrachten over horeca, met evenzoveel verschillende invalshoeken.

Leo Grunberg, centrummanager bij de gemeente Eindhoven ging in op de horecaontwikkelingen in Eindhoven, beschreven in het horecastructuuronderzoek en de visie die nu nog in conceptvorm is. Grunberg schetste de horeca in Eindhoven als de op een na belangrijkste economische sector, met veel zelfstandige horecagelegenheden (en nauwelijks filiaalbedrijven), met overigens een hogemutatiegraad. Het zwaartepunt van de horecabedrijvigheid ligt op de latere dagdelen.
Volgens Grunberg moet de rol van de gemeente zich beperken tot de zorg voor goede faciliteiten, waarbij allereerst rekening gehouden moet worden met de belangen van de stadsbezoeker. De gemeente moet niet alleen ruimte geven in het beleid, maar ook zorg dragen voor een betere bereikbaarheid, voor voldoende parkeergelegenheid en een prettig openbare omgeving. Het is aan de horeca zelf om concepten te ontwikkelen. Daar ligt tenslotte de kennis. Grunberg gaf ten slotte een viertal aanbevelingen: zorg dat je als gemeente een marktgericht beleid uitvoert, de rolverdeling duidelijk bepaalt, het flankerend beleid consequent uitvoert en vooral de locale context in kaart brengt, in plaats van af te gaan op landelijke trends en ontwikkelingen.

Arjan Knoppert, ontwikkelaar horecaconcepten bij Interbrew, bracht duidelijk naar voren dat het succes van horecaconcepten uiteindelijk afhangt van die goede ondernemer. Hij gaf een zappende presentatie door horecaland en beschreef zeven horecaconcepten: 1: ketens en themarestaurants;
2: Ierse en Engelse pubs;
3: Belgische caf-restaurants;
4: Internationale themas;
5: eten-drinken-dansen;
6: trendy bars en restaurants;
7: lounges.
Vooral bij de themarestaurants en pubs is de groei gestopt. De Belgische bars maken een snelle groei door. Ook internationale restaurants, zoals Cubaans, Aziatisch en Australisch, zijn in, maar zijn wel erg afhankelijk van de locale marktsituatie en de ondernemer. De laatste drie concepten: eten-drinken-dans, trendy bars en lounges zijn de laatste maanden erg hot. Hierover wordt veel geschreven in de media. Soms besteedt men daarbij meer aandacht aan het smaakvolle design dan het horecaondernemen zelf. Op de vraag hoelang deze trendy concepten in zullen blijven, gaf Knoppert een wijs antwoord: de levenscyclus van een trend is net zo lang als die van een huwelijk…

Eugene van Gerwen, directeur van Polyground, maakte in zijn voordracht duidelijk dat de aanwezigheid van een straatmanager belangrijk is in het proces van resultaatgerichte samenwerking tussen de verschillende partijen. Een straatmanager is een neutrale intermediair, een onderzoeker, een centraal aanspreekpunt, een aanjager, een procesbegeleider, een procesbewaker en adviseur. Deelnemers in dit proces zijn de gemeentediensten, de horeca, de politie, de winkelverenigingen, de bewoners en de brandweer. Aan de hand van praktijkvoorbeelden bracht hij succesfactoren en probleemfactoren in beeld. Hij deed dat onder meer aan de hand van een videoband van het tv-programma Twee Vandaag, waarin speciaal aandacht werd besteed aan dit onderwerp.

Robert Marijnissen, adviseur bij Kolpron, sloot de serie voordrachten af met zijn vakantiedias. Belangrijk in zijn advieswerk is het rondkijken, niet alleen in Nederland maar ook in het buitenland. Hij ziet een voortgaande vermenging van winkels, horeca en vermaak. Een grote dynamiek met een grotere onzekerheid, gecombineerd met nieuwe spelers, nieuwe markten en nieuwe doelgroepen. Moeten we ons daarmee laten overdonderen? Nee, zegt Marijnissen, kijk naar nieuwe kansen en mogelijkheden in die complexe markt. Denk niet alleen aan behoud van de binnenstad maar durf ook iets nieuws te ontwikkelen in de periferie. Nieuwe vermaaksgerichte voorzieningen in de periferie hoeven, volgens Marijnissen, geen directe concurrent te zijn van de binnenstad. Dergelijke voorzieningen trekken een ander publiek met een ander bezoekmotief en kunnen een redding zijn voor kleinere gemeenten die niet kunnen concurreren met andere gemeenten.
Leo Grunberg en Eugene van Gerwen gaven vooral praktische tips over horecabeleid en -ontwikkeling. Arjan Knoppert en Robert Marijnissen keken even verder over de grenzen. Een goede combinatie om later nog even over door te praten.

Auteur: Caro Bonink
468

Reactie verzenden

Share This