Selecteer een pagina

Creatief in de Polder

Column Steve Austen

Algemeen
Het moet ergens begin jaren negentig zijn geweest dat ik bezoek kreeg van Charles Landry, inmiddels vooraan-staand en veelgevraagd spreker op internationale congressen en symposia, over de kritische succesfactoren die sommige steden en regio’s wél en andere niet aantrekkelijk maken voor bedrijven, hoogopgeleide inwoners en expats. In 1995 was het concept van de Creative City dat hij met zijn kompaan Franco Bianchini lanceerde nog volkomen nieuw, wat de reden was dat Landry mij met een bezoek vereerde. In zekere zin zou je Landry en Bianchini de wegbereiders van Richard Florida kunnen noemen.

Het moet ergens begin jaren negentig zijn geweest dat ik bezoek kreeg van Charles Landry, inmiddels vooraan-staand en veelgevraagd spreker op internationale congressen en symposia, over de kritische succesfactoren die sommige steden en regio’s wél en andere niet aantrekkelijk maken voor bedrijven, hoogopgeleide inwoners en expats. In 1995 was het concept van de Creative City dat hij met zijn kompaan Franco Bianchini lanceerde nog volkomen nieuw, wat de reden was dat Landry mij met een bezoek vereerde. In zekere zin zou je Landry en Bianchini de wegbereiders van Richard Florida kunnen noemen.
 
In die tijd, vrij kort nog na de ineenstorting van de socialistische heilsstaten, had Amsterdam een grote voorsprong in het opzetten van alle mogelijke samenwerkingsprojecten met de onafhankelijke intelligentsia in die nieuwe democratieën. Niet zelden waren goede vrienden of vrienden van vrienden in de eerste regeringen en parlementen opgenomen. Het ‘Informal working body Gulliver’, dat in 1987 in Amsterdam was opgericht door onder anderen de latere Nobelprijswinnaar Günter Grass, stond aan de basis van het uitgebreide en kwalitatief bijzonder hoogstaande netwerk dat Felix Meritis en de daaraan gelieerde Amsterdam-Maastricht Summer University (AMSU) er sindsdien op nahouden.
 
Landry zocht een mogelijkheid zijn ideeën op ruime schaal te verspreiden. Logisch dus dat hij enige zomers na elkaar in Felix zijn workshop The Creative City kwam geven voor een internationaal publiek van cityplanners, architecten en adviseurs en met veel succes. Omdat ik sindsdien regelmatig met beide heren aan tafel zit bij uiteenlopende internationale bijeenkomsten denk ik wel enige voorzichtige conclusies te kunnen trekken uit de doorwerking van de denkbeelden van Landry, Bianchini en hun navolgers. Meest opvallend vind ik eigenlijk dat, ook al lijkt een gemeentebestuur gevoelig voor de integrale en onconventionele aanpak die het streven naar een creatieve stad of regio vraagt, datzelfde bestuur vaak alles lijkt te doen om het omgekeerde te bereiken. Zo lijkt mij dat de uitvoering van de Noord-Zuidlijn in Amsterdam per definitie een plaats in de Europese top van creatieve regio’s voor jaren, zo niet voor decennia, uitsluit.
 
Het is niet voor niets dat Berlijn nu wordt gezien en beleefd als de creatieve regio van de toekomst. Hoewel het hier vooral om perceptie gaat en nog lang niet om feiten speelt dit fenomeen in belangrijke mate de city-marketing van Berlijn in de kaart, zodat een nieuwe regionale positie, met het Poolse achterland als 
toenemend kapitaalkrachtig afzetgebied, zeker niet is uitgesloten. Daarbij speelt mee dat het prestigieuze Chinese Cultuurcentrum niét in Parijs of Londen wordt gebouwd, laat staan in Amsterdam of Brussel, maar uitgerekend in Berlijn, dat door de Chinezen wordt gezien als hét culturele centrum van Europa. Als er al sprake kan zijn van het predicaat creatieve regio, dan is dat zeker op Berlijn van toepassing: Berlijn is immers stad en deelstaat tegelijkertijd.
 
Het problematische bij de toepassing van het begrip creatieve regio vind ik dan ook de suggestie die wordt gewekt dat een regio zonder verbinding met een stad aan de definitie zou kunnen voldoen. De vraag of Silicon Valley een goed voorbeeld is van wat er wordt bedoeld met dit begrip is zeker de moeite van het overdenken waard. Stel dat de Noordoostpolder vanaf morgen de hele vaderlandse game-industrie zou huisvesten, zou het daarmee dan een creatieve regio zijn? Lijkt mij niet. Het bijvoeglijk naamwoord ‘creatieve’ wijst elke vorm van monocultuur juist af. Zo te zien is er weinig verschil tussen een polder vol game-ingenieurs en een polder vol suikerbietenboeren.
 
Ik zou er dan ook voor pleiten naar regio’s als het Ruhrgebied te kijken. Een door en door verstedelijkt gebied dat na de afbraak van de zware industrie in hoog tempo heeft geïnvesteerd in cultuur, landschap en innovatie, waarbij de stedelijke autonomie voor een deel is ingeleverd ten faveure van een regioconcept. Ruhr 2010, dat terecht tot culturele hoofdstad van Europa werd uitgeroepen, is daar een mooi voorbeeld van. Zonder complexiteit geen creativiteit. Er is niet zoveel fantasie voor nodig om in te zien dat regio’s zonder stedelijk weefsel zich kenmerken door de afwezigheid van prikkels, van complexiteit. Helaas streven ook stadsbesturen dat nogal eens na, met het Amsterdamse broedplaatsenbeleid als treffend voorbeeld. Sluit fenomenen van eenzelfde economische activiteit op in getto’s en het is met de creativiteit snel afgelopen.

Macramé en kruideniersgedrag zullen als verstikkende virussen om zich heen grijpen. Amsterdamse beleids-makers moesten jarenlang niets hebben van complexiteit; alles moest herkenbaar en vooral packageable zijn. De betrekkelijk sullige vergezichten die sindsdien door het stadsbestuur worden rond-gestrooid zijn er het treurige bewijs van. Een radicale omslag in het denken is nodig om in de Europese stedenwedloop mee te kunnen. Een creatieve regio zit er dan ook voorlopig niet in.

Auteur: Tekst: Steve Austen Dr. (H.C.) Steve Austen is visiting professor, consultant en publicist (www.steveausten.nl).
Referenties:  
468

Reactie verzenden

Share This