Selecteer een pagina

Creatieve industrie: een boegbeeld voor de Nederlandse economie?

Algemeen

De Nederlandse creatieve industrie staat er goed voor, als we tenminste de verschillende overheidsrapporten mogen geloven die daarover de laatste tijd zijn verschenen. Er is voldoende aanbod van menselijk kapitaal (afgestudeerden van conservatoria, kunstacademies en andere opleidingen), het onderwijsaanbod op het gebied van creatieve vorming is groot en de kwaliteit van de Nederlandse opleidingen is goed. 

De Nederlandse creatieve industrie doet het opvallend goed en is in toenemende mate zichtbaar als exportproduct, zo stelt bijvoorbeeld het Innovatieplatform in zijn rapportage. Het wijst daarvoor op het internationale succes van de Nederlandse architectuur (Rem Koolhaas en het Office for Metropolitan Architecture, Bram van Berkel), de Nederlandse muziek (van DJ Tisto tot Andr Rieu), de Nederlandse mode (Viktor en Rolf) en de Nederlandse vormgeving. Op het gebied van game design, ICT & AV media en animatie zijn de voorbeelden minder snel voorradig, maar ook daar gloort hoop aan de horizon, zo spreekt uit de rapporten van het Innovatieplatform en EZ/OCW.

Er zijn vele definities van wat creatieve industrie is in omloop. In het rapport van het Innovatieplatform wordt de creatieve industrie scherp afgebakend. Het rapport legt nadruk op twee van de drie onderscheiden deelsectoren, nl. de media en entertainmentsector enerzijds (televisie en radio, uitgeverij, film, muziekindustrie, populaire festivals) en de creatieve zakelijke dienstverlening (mode, vormgeving, games, architectuur, reclame) anderzijds. De kunst- en erfgoedsector (de beeldende- en podiumkunsten, musea, culturele festivals) zeg maar de traditionele kunstensector wordt met andere woorden bewust buiten beschouwing gelaten. Datzelfde uitgangspunt hanteren overigens de ministeries van EZ en OCW in hun nota Ons Creatief Vermogen.

Volgens het Innovatieplatform kan de creatieve industrie aangemerkt worden als brandstof voor innovatieve processen binnen en buiten de eigen sector en kan ze een belangrijke bijdrage leveren aan de werkgelegenheid en export. In verband daarmee wordt nadrukkelijk gewezen op de opkomst van de zogenaamde beleveniseconomie. Hoewel er tussen (en binnen) creatieve bedrijfstakken grote verschillen bestaan, zo suggereren beide rapporten, hebben creatieve bedrijven n eigenschap gemeen: de belangrijkste waarde van hun producten ligt in de ervaring en betekenis die gebruikers aan het gebruik ontlenen. De redenering is dat de creatieve industrie in toenemende mate belangrijk is omdat zij bij uitstek die belevenissen kan creren of ervaringen kan leveren die mensen in een beleveniseconomie nu eenmaal zoeken. Die redenering gaat dus volgens de beleidsmakers niet op voor de traditionele kunstensector. Vreemd. Blijkbaar geldt datgene wat voor Koolhaas, dj Tisto en Viktor en Rolf geldt niet voor creatieve geesten als, om maar een paar namen te noemen, John Krmeling, Louis Andriessen, Rineke Dijkstra of Joep van Lieshout. En, zoals recentelijk blijkt, zeker niet voor oude-muziek pionier Ton Koopman.

Het is vanwege de toenemende concurrentie van de lage-lonen-landen dat Nederland, net als veel Westerse landen, in toenemende mate zijn economisch en commercieel heil zal moeten zoeken in het creren van producten en diensten die hun waarde ontlenen aan de toegevoegde betekenis, identiteit of ervaring. Het is interessant om eens te bekijken in hoeverre belevenissen of ervaringen zijn terug te vinden in de verschillende producten die de creatieve industrie levert. Natuurlijk ligt er een toegevoegde waarde in een goed vormgegeven omgeving of gebruiksvoorwerp en in goed ontworpen kleding, en dat geldt in de meeste gevallen ook voor een goed geproduceerde game of voor een hard-rock of dance-festival, maar wat een geinig reclamefilmpje of een tv-spelshow aan ervaring of belevenis opleveren, is minder evident. Bovendien doet zich, waar het het leveren van belevenissen of ervaringen betreft, de vraag voor in welke mate de verschillende sectoren binnen de Nederlandse media- en entertainmentsector en creatieve zakelijke dienstverlening in staat zijn zich met hun producten te onderscheiden van concurrerende Westerse landen. Want wat is er zo Nederlands aan de architectuur van Koolhaas of Van Berkel? Of aan de mode van Victor en Rolf? En wat moeten de architectuur- of modestudenten van nu doen met de voorbeelden die hen voor ogen worden gehouden? Is het succes van genoemde voorbeelden richtinggevend voor het bedrijf of de onderneming die zij zelf geacht worden later op te zetten?
Binnen de entertainmentsector zijn zeker enkele economisch of commercieel succesvolle voorbeelden te vinden. De naam Endemol prijkt in meerdere Europese landen onder de meest onderscheiden tv- en theaterproducten en de klonen van Big Brother zijn inmiddels niet meer te tellen. De vraag is of al die formats van Endemol tot excellente voorbeelden voor de Nederlandse creatieve industrie benoemd moeten worden. Waarschijnlijk niet de naam Endemol is in de genoemde rapporten immers niet te vinden. Het gaat alle betrokkenen zeker om een andere vorm van creativiteit binnen de creatieve industrie.
In dat kader is het hoopvol dat de betrokken beleidsmakers zich in ieder geval bewust zijn van de noodzaak om het kunstvakonderwijs op een hoger plan te brengen, mede door meer aandacht voor het ondernemerschap. Daarnaast zal echter ook intensief gewerkt moeten worden aan het ontwikkelen van talent. Dat talent vindt zn weg vaak via ongebaande paden, zegt men en dat is waar. Maar talent kun je koesteren en trainen en ondersteunen en begeleiden op weg naar succes, en dat geldt zowel voor een popmusicus als voor een reclame- of modeontwerper, een beeldend kunstenaar of een theatermaker.

Het is verheugend dat beleidsmakers en bestuurders inzien wat het economische belang voor Nederland kan zijn van creatieve talenten. Het zou ng verheugender zijn wanneer dat zou leiden tot een beleid waaruit daadwerkelijk blijkt hoe trots Nederland kan en moet zijn op die talenten, niet alleen door financieel-economische ingrepen, maar ook door het formuleren en uitvoeren van een samenhangend cultuurbeleid, dat de gehele creatieve industrie
dus inclusief de traditionele kunst- en cultuursector stimuleert tot het creren van nationale topproducten.
De overheid heeft voor de bevordering van de Nederlandse creatieve industrie voor de aankomende vier jaar wel 15 miljoen uitgetrokken. Als dat bedrag de financile uitdrukking moet zijn van trots op datgene wat de Nederlandse creatieve industrie in internationaal opzicht presteert, dan is het duidelijk waar het aankomend creatief talent zijn heil moet zoeken waar het dat in Nederland altijd al moest vinden, namelijk bij zichzelf.

Auteur: Pieter de Nijs redactie@mmnieuws.nl

468

Reactie verzenden

Share This