Selecteer een pagina

Creatieve klasse, creatieve industrie en de creatieve stad: passing ships in the night

Algemeen
Dat de aandacht voor de rol van creativiteit als motor van economische en stedelijke ontwikkeling explosief is toegenomen valt voor een belangrijk deel toe te schrijven aan Richard Floridas The Rise of the Creative Class. Er kan welhaast geen bestuurder meer zijn die zich er niet mee inlaat.


Dat was een aantal jaren geleden nog wel anders. Op een enkele uitzondering na (Tilburg, Rotterdam) overheerste de scepsis of simpelweg de onkunde en routine van alledag. Natuurlijk was er in wetenschappelijke kring al veel eerder, pakweg vanaf de tweede helft van de jaren tachtig, sprake van aandacht voor de toenemende economische betekenis van kunst, cultuur en vrijetijd, ook voor de stad. En natuurlijk had men hier en daar wel weet van wat het IBA project in 1989-1999 in NordRhein Westfalen teweeg had gebracht, van de dynamiek die in Barcelona was ontketend in de aanloop naar de Olympische Spelen van 1992, of van de manier waarop New Labour in 1997 in Engeland de creative industries tot kernpunt had gemaakt van integraal beleid. Maar de kennis was te versnipperd, de bewijsvoering sporadisch en bovenal ontbrak het aan een sense of urgency. Er bleek begin 2000 een Amerikaans econoom voor nodig, met een krachtige boodschap (triple T!!) en een aantal aansprekende statistieken, gecombineerd met een prikkelende gemeentelijke benchmark in eigen land (de Atlas voor gemeenten van 2004 door Gerard Marlet en Clemens van Woerkens) en een toenemende zorg over het weglekken van werkgelegenheid naar de nieuwe economien van Zuid-Oost Azi en Oost-Europa om het thema daadwerkelijk over het voetlicht te brengen.
Vervolgens sloeg de slinger weer volkomen naar de andere kant door: een typisch geval van hollen of stilstaan. Elke zichzelf respecterende stad tooide zich met het label creatieve stad. Google levert een dikke 25.000 hits. Utrecht, Groningen, Amsterdam, Tilburg,
Nijmegen, Maastricht, Haarlem, Rotterdam, Breda, s Hertogenbosch, Arnhem, Roosendaal, Hengelo: allemaal zijn ze creatieve stad of willen dat zsm worden. De tegenreactie is ook voorspelbaar: typisch voorbeeld van een hype, hoeven we dus geen serieuze aandacht aan te besteden, kunnen we rustig doorgaan met waar we al mee bezig zijn…. Ondertussen dreigt het eigenlijke thema ten onder te gaan in een wolk van halfbegrepen analyses, verkeerde interpretaties, overspannen verwachtingen en mechanistische modellen.
Dat alles valt natuurlijk niet zozeer Richard Florida te verwijten, dat alles valt vooral te wijten aan de hijgerige concurrentie tussen steden in Nederland en aan de behoefte van de kant van de kunst- en cultuursector om erkenning en alternatieve financieringsbronnen. Anderzijds mag van wetenschappers en dus ook van Florida verwacht worden dat ze zich op de hoogte stellen van de wetenschappelijke en maatschappelijke context van hun thema. Natuurlijk: themas van de creatieve stad en de creatieve industrie speelden zich vooral af in andere dan de economische discipline van Florida en natuurlijk was er het probleem dat dat vooral Europese themas waren en geen Amerikaanse, maar toch. Het gevolg is dat Floridas thema van de creatieve klasse en van de stedelijke voorwaarden daarvoor, en de meer Europese themas van de creatieve stad en de creatieve economie, op een ingewikkelde manier door elkaar heen zijn gaan lopen, terwijl het toch echt gaat om verschillende dingen. Die hebben tal van relaties met elkaar, maar om die goed te begrijpen moet je ze eerst uit elkaar halen. Om maar eens iets te noemen: de creatieve industrie betreft doorgaans maar een fractie van de beroepsbevolking die Florida schaart onder the creative class. Waar het in de creatieve industrie doorgaans vooral gaat om kunst- en cultuurgerelateerde beroepen (met inbegrip van design en entertainment), daar gaat het Florida om een veel breder en heterogener samengestelde groep, vooral gedomineerd door economische dienstverlening, wetenschap en technologie. Zoals onder meer Verlet en Van Woerkens hebben aangetoond omvat de creative class zo groepen met een nogal uiteenlopende orintatie op, en relatie met verschillende stedelijke milieus. Zoetermeer is in Nederland overduidelijk nerd-city nummer n, boven Utrecht en Gouda, terwijl die stad in de bohmien-index onderaan hangt, tussen steden als Hengelo, Hoorn, Oss en Heerlen. Grote kans dat maar weinig mensen Zoetermeer associren met een creatieve stad of een creatieve economie. Dat heeft enerzijds van doen met het feit dat in de fijnmazige Nederlandse stedelijkheid de plek waar mensen wonen niet noodzakelijkerwijs dezelfde is als waar ze werken (en wat is uiteindelijk beter voor de stedelijke economie?), anderzijds toont het de totaal verschillende werkelijkheden aan die onder Floridas creatieve klasse schuil gaan. Zou de in Zoetermeer woonachtige kenniswerker werkelijk zoveel van doen hebben met de tatoe shops, lokale kunstgaleries en jazzy nachtclubs van Florida? Of heeft hij of zij toch meer affiniteit met een rustige en overzichtelijke woonomgeving, ruimte en groen, goede kindervoorzieningen? Zouden de verschillende leden van de creatieve klasse zoals onderscheiden door Florida zich onderling wel herkennen als leden van eenzelfde groep?
Dit is niet een kwestie van academische haarkloverij, dit is vooral een kwestie van een scherp begrip van de onderlinge relatie tussen de ontwikkeling van stad en land en de woon-, werk- en leefvoorkeuren van verschillende groepen creatieve kenniswerkers. Die is, zeker in Nederland, veelvormiger dan Florida ons voorstelt. Vervolgens is het niet opportuun om themas van creativiteit, de creatieve industrie en de creatieve stad af te doen als een hype. Vervolgens is het zaak om daadwerkelijk te gaan investeren in een beter begrip van de dynamiek van uiteenlopende creatieve milieus en hun relatie tot stad en economie.

Auteur: Hans Mommaas j.t.mommas@uvt.nl
Referenties: Hans Mommaas is hoogleraar Vrijetijdsstudie aan de Universiteit van Tilburg, cordinator van Polis Master in European Urban Cultures, wetenschappelijk directeur van Telos, Brabants Centrum voor Duurzame Ontwikkeling en lid van de VROMraad.
468

Reactie verzenden

Share This