Selecteer een pagina

Culturele belangstelling in 2030

De spanning tussen verbeeldingskracht en vermakelijkheidsgehalte

Algemeen
Hoe zal de culturele belangstelling zich de komende decennia ontwikkelen? Gaat de culturele sector zorgelijke tijden tegemoet, weet die sector zich staande te houden, of krijgen kunst en erfgoed de wind flink in de zeilen? Drie toekomstscenarios zijn denkbaar.


Mark Twain schreef ooit: The art of prophecy is very difficult, especially with respect to the future. Dat geldt ook voor de toekomst van het cultuurbereik. Toch zijn er wel uitspraken over de toekomst van de culturele belangstelling mogelijk.
Iedere visie op de toekomst wortelt in een analyse van heden en recent verleden. Op basis hiervan kunnen factoren worden gedentificeerd die bepalend zijn voor de toekomstige gang van zaken. Doordenking van die factoren levert een of meer toekomstbeelden op. De functie van dergelijke beelden of scenarios ligt niet primair in hun voorspellende kracht, maar in hun bijdrage aan debat, beter begrip en, eventueel, interventie. In het geval een scenario met een onwenselijk geachte uitkomst aanleiding geeft tot interventies om die uitkomst te verhinderen, kan een scenario zelfs het karakter van een selfdenying prophecy aannemen.
Wie zich over de toekomst van de culturele belangstelling buigt, kan er niet om heen dat de sterke groei van zowel het opleidingsniveau als het cultuuraanbod in de voorbije decennia niet in een even sterke groei van de culturele belangstelling heeft geresulteerd. Dit is een even belangwekkende als, met terugwerkende kracht, verbazingwekkende constatering.
Stel dat u anno 1970, gewapend met de kennis dat mensen vaker culturele instellingen bezoeken naarmate ze meer opleiding genoten hebben, gevraagd was een uitspraak over de culturele belangstelling in het jaar 2000 te doen. Stel voorts dat men u destijds had ingefluisterd dat er een ware onderwijsexplosie op til was, en dat die hand in hand zou gaan met een forse uitbreiding van het culturele aanbod. Zou u dan niet vol vertrouwen hebben voorspeld dat het cultuurbereik in 2000 veel groter zou zijn dan dat in 1970? Ja toch?
Welnu, dat is niet gebeurd. De groeiende competentie om cultuurgoederen te waarderen heeft geen grotere cultuurconsumptie tot gevolg gehad. Kennelijk stuitte de vermeerderde culturele competentie op een geduchte tegenkracht, waardoor de belofte van een groter cultuurbereik niet bewaarheid werd.
Die tegenkracht wordt ons inziens gevormd door de gentensiveerde competitie om de vrijetijd. Enerzijds gaat het hierbij om een vergroot aanbod van vrijetijdsdiensten op de vrijetijdsmarkt, anderzijds om een verminderde zeggingskracht van cultureel canon en Bildungsideal. Meer dan voorheen hebben mensen de keus uit een breed scala aan vrije-tijdsactiveiten, minder dan voorheen is algemeen erkend dat kunst en erfgoed kwalitatief van een andere orde zijn dan andere vormen van vrijetijdsbesteding. Op de golven van een liberaal pedagogisch klimaat voelden vooral jongeren zich meer en meer tot de producten van de vrijetijdsindustrie aangetrokken. Ontdaan van het aureool van superioriteit is cultuur in een rechtstreekse competitie met andere vormen van vrijetijdsbesteding beland.
De toekomst van het cultuurbereik moet ons inziens dan ook in termen van toekomstige uitkomsten van de spanning tussen competentie en competitie gezien worden. Wat zal de doorslag geven, de verbeeldingskracht (als door Nuis gepropageerd) of het vermakelijkheidsgehalte (als gesignaleerd door Zijderveld)?
Wij onderscheiden drie mogelijke toekomstige uitkomsten van de spanning tussen de competentie om van cultuur te genieten
enerzijds, en de competitie om de beschikbare vrijetijd anderzijds. Het lot van het cultuurbereik varieert daarbij van marginalisering via consolidering tot herwaardering.
Het marginaliseringsscenario voorziet een proces van media-inflatie, waardoor cultuur gaandeweg uit het gezichtsveld en de belevingswereld van het brede publiek verdwijnt. In een verdere intensivering van de strijd om media-exposure blijkt cultuur te weinig sexy. Culturele kennis en interesse worden nog slechts in een kleine kring van toe- en ingewijden gecultiveerd en gereproduceerd. Alleen in deze kring heeft verbeeldingskracht de overhand boven vermakelijkheid.
In het consolideringsscenario weet de culturele sector, door adequaat op de omnivore smaakvoorkeuren van het publiek in te spelen, een plek in het totaal aan multitainment te behouden. Dit zal de cultuursector niet in de schoot vallen, maar moet worden bevochten door de strijd om de vrijetijd aan te gaan. De hogere kunsten moeten zich als boeiende belevenis bewijzen.
Het herwaarderingsscenario, ten slotte, behelst een verzadiging met de producten van de vrijetijdsindustrie en een herontdekking van cultuur. Naarmate materieel gewin en markante belevenissen hun glans en meerwaarde verliezen, komen kunst en erfgoed in beeld als bron van persoonlijke identiteit en als vehikel van sociabiliteit. Persoonlijke bevrediging blijft de maat der dingen, maar het daarbij gehanteerde criterium verschuift van enerverend naar esthetisch, van vermakelijkheid naar verbeeldings-kracht.

Welk van deze toekomstbeelden werkelijkheid wordt, is waarschijnlijk nog moeilijker te sturen dan te voorspellen. De scenarios bezitten een sterke eigen logica, die zelfs een zekere beleidsresistentie doet vermoeden. Beleidsmakers bij de overheid en bij culturele instellingen staan niettemin voor de uitdaging gewenste scenarios te bevorderen en ongewenste scenarios tot selfdenying prophecies te maken.

Auteur: Andries van den Broek en Jos de Haan, Sociaal en Cultureel Planbureau
Referenties: Bron: Andries van den Broek en Jos de Haan (2000), Cultuur tussen competentie en competitie. Contouren van het cultuurbereik in 2030. Amsterdam, Boekmanstudies / Sociaal en Cultureel Planbureau (een uitgave van de Boekmanstichting)
468

Reactie verzenden

Share This