Selecteer een pagina

Cultuur 2.0

Algemeen
Nederlandse culturele organisaties maken momenteel weinig tot geen gebruik van de nieuwe mogelijkheden die het internet in het algemeen en Web 2.0 in het bijzonder bieden. Zowel in de praktijk als in filosofie laten de grote aanbieders van content het momenteel afweten. En dat terwijl er juist nu legio mogelijkheden zijn om de bezoeker te betrekken bij de aangeboden content. Dit geldt met name voor de erfgoedinstellingen en de omroepen, de organisaties die grote hoeveelheden content kunnen aanbieden. Welke mogelijkheden bieden de ontwikkelingen op het vlak van Web 2.0 voor de kunst- en cultuursector en hoe dienen deze in te springen op de behoeften van de nieuwe consument? Een orintatie.


Erfgoedinstellingen houden vast aan het traditionele idee dat ze verantwoordelijk zijn voor het conserveren en presenteren van zowel het culturele erfgoed als de kennis die zij daarover hebben. En dat is achterhaald, stelt Dick Rijken, consultant in digitale oplossingen. De eenzijdige wijze waarop instellingen naar hun gebruikers kijken, werkt niet meer. Er moet meer genvesteerd worden in het ontwikkelen en exploreren van nieuwe rollen, waarbij meer ruimte moet zijn voor pluraliteit. Gebeurt dit niet, dan bestaat de kans dat de instellingen die ons cultureel erfgoed beheren de 21e eeuw niet overleven. Zij moeten zich niet richten op het conserveren van collecties, maar op het presenteren hiervan. Voor digitale archieven houdt dit in dat de rol van de curator wordt doorgegeven aan de gebruikers.

De huidige ontwikkeling op het gebied van cultuurconsumptie laat zien dat het publiek niet alleen veeleisender wordt ten opzichte van de cultuur die zij consumeert, ze wordt ook creatiever. Zoals Ann Laenen elders in dit nummer opmerkt, zien we een groep opduiken die zelf creatief aan de slag wil met het aangeboden materiaal. Deze Generation C zorgt zelf voor content; zij zoeken naar mogelijkheden om creatief aan de slag te gaan met de voorhanden zijnde multimediale inhoud op het World Wide Web. Aanbieders van content zullen op zoek gaan naar mogelijkheden om deze creativiteit te stimuleren en de nieuwe media actief te gebruiken om het publiek dichter bij de instelling of organisatie te betrekken. Aanbieders van content en culturele instellingen zullen zich moeten realiseren dat het implementeren van nieuwe media binnen hun strategie gelijke tred zal moeten hebben met het veranderen van de houding ten opzichte van de aangeboden content. Daarnaast moet er volgens Cathy Brickwood, directeur Virtueel Platform, een dialoog ontstaan tussen de ontwerpers en media labs enerzijds, en erfgoedinstellingen anderzijds, waarbij de instellingen voldoende tijd en ruimte krijgen om zich een beeld te vormen van de mogelijkheden (Szita, 2006).

Er wordt momenteel maar mondjesmaat initiatief getoond in het ontwikkelen van nieuwe strategien voor de erfgoedsector. Een van die initiatieven waarin werd gezocht naar mogelijkheden om erfgoedinstellingen te koppelen aan medialabs, en op die manier te exploreren hoe nieuwe technologien behulpzaam kunnen zijn binnen de museale context, was de Take Away Museum workshop, georganiseerd door Virtueel Platform. De workshop bracht researchers, interaction designers en museum experts bij elkaar. Ulla Maaria Mutanen, een van de workshopleiders, stelde het ThingLink principe voor, waarin gexposeerde stukken elk aan een unieke ID code gekoppeld worden zodat ze via het internet op te vragen zijn en er langs deze wijze discussies kunnen ontstaan rondom de werken. Eenzelfde principe wordt momenteel gehanteerd door een collectief van Britse musea (genitieerd door het Victoria and Albert Museum London) op de website everyobject.net. Hierbij wordt uitgegaan van het principe dat elk object een verhaal met zich meedraagt. Het doel van de website is dan ook deze verhalen inzichtelijk te maken en daarnaast de gebruiker de mogelijkheid te bieden om nieuwe verhalen en objecten toe te voegen. Wanneer objecten binnen de muren van het museum gekoppeld kunnen worden aan informatie die zich in de digitale sfeer bevindt, kunnen zowel de gebruiker als het museum hier van profiteren. In de toekomst zal de grootste uitdaging voor de musea liggen bij het maken van een koppeling, via hard- of software, tussen de objecten die zij tentoonstellen en de informatie die de eventuele bezoeker hierover heeft.
Een voorbeeld van een non-commercile website waarop het publiek de mogelijkheid krijgt om zich bezig te houden met het sorteren en creren van content is Wikipedia. Uit een onderzoek van Nature magazine blijkt dat de gegevens in Wikipedia een gelijk aantal fouten vertoont als de gegevens in de fameuze Britse Encyclopedia Britannica. Hoewel de kennis in de Wikipedia encyclopedie qua accuratesse gelijk staat aan de Encyclopedia
Britannica, dienen de gegevens met een lichte scepsis te worden benaderd. Wel bewijst dit voorbeeld dat gebruikers, door hun aantal, evenveel kennis hebben als een beperkt aantal curatoren. Het idee van wisdom of crowds is iets wat ook wordt toegepast binnen het thinglink.org en everyobject.net principe: de gebruikers zijn verantwoordelijk voor het selecteren en sorteren van artikelen, waarbij een beperkt aantal experts de uiteindelijke zeggenschap heeft.

De vertaalslag die hiermee gemaakt wordt naar de erfgoedsector laat zien dat daar een onontgonnen gebied aan mogelijkheden ligt. Zeker wanneer we er rekening mee houden dat de Koninklijke Bibliotheek het digitaliseren van haar archieven als een van de kerntaken voor de komende jaren ziet, en er de komende jaren via Beelden voor de Toekomst en het Geheugen van Nederland een grote hoeveelheid archiefmateriaal online beschikbaar zal komen.
Door het betrekken van een groot aantal experts bij het selecteren, organiseren en misschien zelfs wel creren van content ontstaat de mogelijkheid tot het ontstaan van gebruikersgroepen die dankzij hun specifieke kennis deel kunnen nemen in het cureren van erfgoed. Dit leidt er op zijn beurt weer toe dat de instellingen beter zicht krijgen op wat er speelt binnen een netwerk van experts, wat nieuwe mogelijkheden opent voor het toespitsen van het aanbod op de vraag.

Een ander voorbeeld van een succesvol uitgevoerde Web 2.0 strategie is de 3voor12 website van de VPRO. Hier kunnen gebruikers participeren in het ordenen, selecteren en creren van content, waardoor er een community ontstaat rondom de website waarvan de gebruiker een integraal onderdeel uitmaakt. Het op deze manier koppelen van gebruikers aan content houdt in dat de gebruiker een reden heeft om terug te komen op de website, wat voor de erfgoedsector inhoudt dat de bezoeker ook buiten zijn bezoek aan de instelling om bezig is (en blijft) met deze content. Dit kan een belangrijke tool zijn bij het naar de instelling trekken van bezoekers, zo blijkt uit Canadees onderzoek naar het gebruik van museumwebsites. Naarmate er meer en vaker tijd besteed wordt aan de website bleek men ook vaker geneigd te zijn een bezoek aan het museum te brengen.

Deze overgang van een eenzijdig begrip van curator naar een pluraal begrip van de gebruiker als co-producent heeft ook te maken met de overgang van een autonoom naar een relationeel kunstbegrip (Boorsma, 2006). Binnen een relationele visie zijn zowel het artistieke als het marketingbeleid erop gericht het aantal artistieke ervaringen bij het publiek te verhogen. Hierdoor verschuift de focus op publieksaantallen en -inkomsten naar aantallen artistieke ervaringen: [k]unstmarketing moet gericht zijn op de optimalisering van de kunstervaringen van het publiek, in zowel kwantitatieve als kwalitatieve zin. Vanuit dit idee kunnen instellingen zich ontwikkelen tot organisaties met een grotere klantgerichtheid, waarin de waarde die zij kunnen bieden voor de gebruiker centraal staat. En deze waarde vertaalt zich voor de gebruiker naar de manier waarop deze een relatie kan aangaan met het aangeboden materiaal (Von Appen et al, 2006).
Wanneer de erfgoedsector het publiek op verschillende wijzen wil betrekken bij de aangeboden content, dan dient er een verandering te komen in de manier waarop zij zich verhoudt tot digitale mogelijkheden. Deze open mind brengt ook een verandering met zich mee in de manier waarop de bezoeker en de relatie van instelling naar publiek wordt geconceptualiseerd. We kunnen binnen deze visie niet meer spreken van eenzijdige begrippen als curator en publiek. In plaats daarvan ontstaat een open communicatie tussen instelling (als aanbieder van content) en gebruiker. Dit houdt zeker niet in dat erfgoedinstellingen en masse achter de laatste technologische ontwikkelingen moeten aanhollen. Wel is het mogelijk dat Web 2.0 een verandering te weeg brengt bij het publiek, waardoor het waardevol kan zijn om na te denken over de manier(en) waarop de gebruiker momenteel wordt benaderd. Het is dan ook belangrijk dat de sector contact zoekt met interaction designers en medialabs om zo nieuwe ideen op te doen over de mogelijkheden tot interactie. Dick Rijken verwoordde de ontwikkeling en noodzaak van een veranderende houding als volgt: De toekomst van het museum gaat ongetwijfeld complexer en meer chaotisch zijn dan het verleden […] Er zal minder zekerheid bestaan over wat waar is, meer ruimte voor fouten, maar uiteindelijk meer ruimte voor pluraliteit. De musea zullen de mogelijkheid krijgen om meerdere waarheden en werkelijkheden te reflecteren. Maar ze moeten beginnen met het ontdekken van die verschillende rollen de ze kunnen spelen. (Stiza, 2006)

Tijdens de Digitaal Erfgoed conferentie op 12 en 13 december 2006, georganiseerd door DEN, wordt aandacht besteed aan de manier waarop erfgoed interactief gepresenteerd kan worden en welke mogelijkheden dit biedt voor erfgoedinstellingen (waaronder ook een virtual annotation workshop door Giles Lane, georganiseerd door Virtueel Platform).
In mei 2007 organiseert Virtueel Platform het congres Cultuur 2.0.

Auteur: Bart Groen bart@virtueelplatform.nl Dit artikel is geschreven voor Virtueel Platform
Referenties: Literatuur Boorsma, Miranda (2006), De consument als coproducent van kunst. Amsterdam, Boekmanstichting. Laenen, Ann (2006), Discussietekst Studiedag Virtuele Cultuurparticipatie. Antwerpen, C.H.I.P.S. vzw. Op: http://www.virtueleparticipatie.be/documents/discussietekst.pdf Matsumoto, Todd (2006), Report on the Take Away Museum working sessions. Amsterdam, Virtueel Platform. Op: http://www.virtueelplatform.nl/article-2751-nl.html Szita, Jane. (2006), Exploding Borders. Amsterdam, Virtueel Platform. Op: Von Appen, Kevin, Bryan Kennedy, Jim Spadaccini (2006), Community Sites & Emerging Sociable Technologies. In: J. Trant and D. Bearman (eds.), Museums and the Web 2006: Proceedings Toronto, Archives & Museum Informatics, published March 1, 2006. Op: http://www.archimuse.com/mw2006/papers/vonappen.html
468

Reactie verzenden

Share This