Selecteer een pagina

Cultuur als inleven

Een koekje van eigen deeg

Beleid, Cultuureducatie, Marketing

Cultuur zou mensen in staat stellen zich beter in de positie van de andere in te leven. Mede daarom zouden cultuur en cultuureducatie van belang zijn. Op een recent congres bleek de culturele sector op dit punt zelf echter nog wel enige educatie te kunnen gebruiken.

Één van de functies die Thije Adams in zijn gepassioneerde essay Kunst moet, ook in tijden van cholera cultuur toedicht is “inlevingsvermogen sensibiliseren”. Want, zo schrijft hij, “Met kunst zie je meer, hoor je meer, ervaar je meer”. Deze notie behoort bij hem tot de grondslag van het nadenken over de maatschappelijke betekenis van kunst.

Dit sensibiliseren doet denken aan het aan Indianen toegeschreven gezegde ‘Never a criticize a man until you’ve walked a mile in his moccasins’. Met zulk inlevings vermogen gezegend zou men denken dat het culturele veld dus bij uitstek is toegerust om te begrijpen voor welke enorme uitdagingen gemeente besturen zich momenteel gesteld zien.
Dit bleek onlangs tijdens het door Kunsten ’92 belegde Gemeentelijk Cultuurcongres in de Rotterdamse Doelen echter een illusie. Meer dan welk betoog over de naar-binnen-gerichtheid van de culturele sector ooit had kunnen doen, maakte een vragende rondgang van Ruben Maes door de zaal zonneklaar dat de verzamelde vertegenwoordigers van het culturele veld zich nauwelijks bewust waren van de uitdagingen waar gemeenten voor staan.

Problemen op lokaal niveau
Die uitdagingen werden vervolgens uit de doeken gedaan door Jantine Kriens (Vereniging Nederlandse Gemeenten). zij stelde dat gemeenten te maken hebben met een grootscheepse decentralisering van rijkstaken in hun richting en met een herijking van het Gemeente fonds (het geld dat gemeenten van het rijk krijgen om zelf te besteden). Kort samengevat komt de decentralisering er op neer dat gemeenten er zeer omvangrijke taken bij krijgen op de beleidsterreinen zorg, jongeren en arbeid. Gemeenten krijgen daar weliswaar extra geld voor, maar minder dan de Rijksoverheid daar voorheen zelf voor uittrok. De herijking van het Gemeentefonds betekent twee dingen tegelijk: gemeenten krijgen daaruit minder geld en hebben te verstaan gekregen eigenlijk te veel aan cultuur uit te geven.
Kriens wees erop dat dit zich voltrekt binnen de rand voorwaarden van bezuinigingen op cultuur door het rijk en geringe betrokkenheid bij cultuur van burgers. Niet genoemd door Kriens is dan nog dat menig gemeente een financieel probleem heeft met aangekochte grond die door de crisis in waarde is gedaald.
Gemeenten hebben dus heel wat op hun bordje. Sterker nog, ze hebben zelden zo veel voor de kiezen gehad als ze nu te verduren hebben. Zonder het de cultuurwereld al te zeer in te wrijven, riep Kriens het culturele veld op om eens een stukje in de mocassins van de gemeenten te lopen. In haar woorden zouden culturele instellingen meer moeite moeten doen om “de ziel van de gemeente” te begrijpen en zich af moeten vragen waarmee ze gemeen ten van dienst zouden kunnen zijn op het vlak van onderwijs, zorg, economie en leefklimaat. Of, als ik John F. Kennedy mag parafraseren: het culturele veld zou minder moeten vragen wat gemeenten voor hen kunnen doen, maar meer wat zij voor gemeenten kunnen doen.
Kriens liet tot slot en ter in spiratie enkele lichtende voorbeelden de revue passe ren. Dit kon echter niet meer de eerder door de rondgang van Maes opgeroepen indruk uitwissen dat de mijl nog lang is.

Auteur: Andries van den Broek werkt bij het Sociaal en Cultureel Planbureau en houdt zich daar bezig met (vrije) tijdsbesteding en culturele interesse van de Nederlandse bevolking (a.van.den.broek@scp.nl).

468

Reactie verzenden

Share This