Selecteer een pagina

Cultuur betekent nog geen innovatie

Sociaal en cultureel planbureau

Algemeen
Behalve dat een goed draaiende cultuursector direct financieel rendement oplevert, staat die sector vanuit economisch (beleids) perspectief vooral te boek als mogelijke aanjager van indirect financieel gewin. Kerngedachte is dat in een stad, regio of land met een bloeiende cultuursector via creativiteit de innovatie wordt bevorderd. Andries van den Broek stelt vraagtekens bij die aanname.

Creativiteit staat centraal in het denken over de economische vliegwielfunctie van cultuur. Een levendig cultureel klimaat zou hoogopgeleide en creatieve geesten naar een stad of regio trekken, die met hun innovatieve in-breng op hun beurt weer een sterke aantrekkingskracht uitoefenen op het (aanwezige en nieuw te vestigen) bedrijfsleven.Dit inzicht stamt van langer geleden, maar sinds het boek The Rise of the Creative Class van Richard Florida (2002) vindt het in Nederland brede weerklank onder bestuurders. Sindsdien geldt een aan-trekkelijk cultureel klimaat als sterke troef in de stedencompetitie. Maar hoe sterk zijn eigenlijk de schakels in de redenering die stelt dat innovatie gegarandeerd is zolang je maar creatievelingen weet te trekken?
 
Huizenprijzen
Steun voor het bestaan van de zuigkracht van cultuur op de creatieve klasse is te vinden in de prijs van onroerend goed. Rekening houdend met andere factoren blijkt onroerend goed in (binnen)steden meer waard naarmate een stad een beter cultureel aanbod heeft (Marlet e.a., 2007). Dit duidt op de bereidheid van (een deel van de) huizenkopers om meer te betalen voor de optiewaarde van het culturele aanbod. Die huizenprijs zegt nog niets over het totale draagvlak voor cultuur; het koperspubliek van (binnen)stedelijke woonruimte is niet  represen-tatief voor de hele bevolking. Maar die hogere prijs van onroerend goed in steden met meer kunst is wel een indicatie voor de aantrekkingskracht van culturele steden op de creatieve klasse. Overigens wijzen Marlet en zijn collega’s erop dat zo’n effect zich niet ‘als vanzelf’ op elke locatie zal voordoen, maar wel eens voorbehouden kan zijn aan locaties die zich daar ook qua ligging en type bebouwing voor lenen.
 
Verzilvering
De tweede schakel in de redenering is dat creatievelingen garant staan voor innovatie. Op nationaal niveau maakte het bevorderen van de creatieve industrie opgang, onder andere in de vorm van het Programma voor de Creatieve Industrie 2005-2008 van de ministeries van Economische Zaken en Onderwijs, Cultuur en Weten-schap. De lat ligt daarbij hoog. Naar de top, luidde in 2011 de titel van een brief van minister Verhagen van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie aan de Tweede Kamer, waarin hij de creatieve industrie aanwees als een van Nederlands negen topsectoren. Per sector werd een topteam samengesteld, bestaande uit een wetenschapper, een topambtenaar, een innovatieve MKB’er en een boegbeeld uit de sector, om een visie en een actieagenda te formuleren. Het Topteam Creatieve Industrie stelde zich de ambitie Nederland te laten uitgroeien tot ‘de meest creatieve economie van Europa’ in 2020. In een Europese rangordening van het creatieve klimaat halverwege het vorige decennium nam Nederland na Zweden en Denemarken de
derde positie in, vlak voor Duitsland, België, Groot-Brittannië en Finland (Hollanders en Van Cruysen, 2009). In een rangordening van innovatieve prestaties in diezelfde publicatie stond Nederland echter lager dan deze
zes landen, en lager ook dan enkele andere landen. Met het voorbehoud dat deze rangordeningen volgens de auteurs berusten op gebrekkige (secundaire) gegevens, lijkt dit laatste erop te duiden dat creativiteit zich
in ons land minder in innovatie ‘uitbetaalt’ dan elders. Het Topteam Creatieve Industrie ziet weliswaar de creatieve sector als de voor-trekker bij het versterken van het innoverend vermogen van Nederland, maar heeft blijkbaar eenzelfde gevoel over de ‘verzilvering’ van creativiteit in de klinkende munt van innovatie. Het team signaleert althans dat de creatieve industrie nog niet voldoende is ingebed in de economie, zodat nauwelijks sprake is van waardecreatie door de creatieve industrie in andere sectoren. Over de vraag of cultuur via creativiteit daadwerkelijk leidt tot innovatie als economische spin-off is het laatste woord dus nog lang niet gesproken. Gebleken is dat onder bepaalde condities een cultureel klimaat de creatieve klasse aantrekt. Maar de aanname dat die vervolgens ook innovatie aanjaagt behoeft nader onderzoek en aanscherping. Het roept op zijn minst een vraagteken op dat Nederland in Europees verband wel hoog scoort op creativiteit maar achterblijft in innovatie.
Auteur: Tekst: Andries van den Broek Andries van den Broek studeerde Politicologie in Rotterdam en Politieke filosofie in Hull (UK). Hij promoveerde op een studie over de (geringe) sociologische betekenis van generaties in Tilburg. Sinds 1994 werkt hij bij het SCP. Bij de onderzoeks-groep Tijd, Media & Cultuur houdt Andries zich vooral bezig met onderzoek naar cultuur en vrije tijd (a.van.den.broek@scp.nl).
Referenties:  – ‘Het draagvlak voor cultuur onder de bevolking’ dat Andries van den Broek schreef voor het Jaarboek Actieve Cultuurparticipatie 2011 (onder redactie van Teunis IJdens e.a., Utrecht: Fonds voor Cultuurparticipatie, p. 44-64).

 
468

Reactie verzenden

Share This