Selecteer een pagina

Cultuur en identiteit, na de Brexit

Burgerschap, Opinie

De toetreding van het Verenigd Koninkrijk tot de Europese Unie in 1973  heeft altijd het karakter gehad van een zekere anomalie. De grondleggers van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal, waarmee het allemaal begon, was het uiteindelijk te doen om het wegnemen van de oorzaken van de beide wereldoorlogen. Daarvoor zou eerst een gemeenschappelijke markt en vervolgens een toenemende samenwerking en uitwisseling tussen de ‘volkeren’ van Europa moeten plaats vinden. De Britten waren eigenlijk alleen geïnteresseerd in handel en de voordelen van een gemeenschappelijke markt. De impliciete politieke doelstelling van een toenemende Europese eenwording kon ze maar matig boeien.

Aanvankelijk sprong deze afwijkende instelling niet zo in het oog. Tot het Verdrag van Maastricht in 1992. Bij het stichten van de Europese Unie liepen de belangen van de toenmalige lidstaten vrijwel parallel. Het lidmaatschap gaf toegang tot de gemeenschappelijke markt hetgeen voor iedere deelnemer onmiskenbaar grote financiële voordelen met zich meebracht. Gaandeweg echter bleek dat het wat het Verenigd Koninkrijk betreft daarbij zou moeten blijven. De enorme heisa over het opgeven van hun Britse maten en gewichten ten faveure van de continentale meters, kilo’s en liters gaf een goede indruk van de afwezigheid van ieder begrip voor de ‘Europese gedachte’ bij de bevolking op het eiland.

Steve Austen:

Ook in het meest recente advies blijft de notie afwezig dat kunst altijd (en dus ook nu) een uiterst belangrijke identificatiemogelijkheid biedt aan de burgers.

Samenspel

Van een toetreding tot Schengen, laat staan de Eurozone, is het dan ook nooit gekomen. Méér bevoegdheden voor Brussel is tot op het laatst door David Cameron krachtig tegengewerkt. Nu de Brexit een feit lijkt te zijn, kan Europa zich weer bezighouden met de uiteindelijke doelstelling van het hele project: het vormgeven van een continent waar economische voorspoed gepaard gaat met toenemende ontwikkeling van democratische spelregels, verbetering van de burgerrechten in alle lidstaten en aandacht voor de kwaliteit van de waardengemeenschap die in deze vorm elders in de wereld niet voorkomt. De identiteit van Europa wordt immers bepaald door het unieke samenspel van economische samenwerking en democratische ontwikkeling.

Cultuur en identiteit

Wellicht dat de oriëntering op het Angelsaksische model, waarvan Rutte zo’n groot voorstander is, na het vertrek van de Britten weer ingeruild kan worden voor het Rijnlands model, dat meer plaats inruimt voor de sociale en culturele rechten van burgers. Kennelijk neemt de Europese Commissie daar nu al een voorschot op, gesteund door president Macron, door in haar bijdrage aan de vergadering van de Europese leiders in Göteburg op 17 november te pleiten voor een drastische verhoging van het budget voor onderwijs en cultuur. De motivatie achter de verdubbeling die de commissie voorstaat? “[S]trengthening European identity through education and culture.” Boem, die zit!

Hebben recente Nederlandse regeringen hun uiterste best gedaan de rol van kunst en cultuur met alle mogelijke middelen te marginaliseren, worden nu ook Nederlandse cultuurinstellingen aangemoedigd om niets minder dan een leidende rol te spelen in het aankweken van actief burgerschap en het bevorderen van citizenship education. Dit alles om toekomstige generaties weerbaar te maken tegen anti-democratische en anderszins totalitaire krachten.

Verwaarlozing

Het is niet zo vreemd dat deze notie niet echt met enthousiasme ontvangen wordt door internationaal opererende Nederlandse onderwijsinstellingen. Om succesvol deel te kunnen nemen aan Erasmusprogramma’s hadden zij juist het accent gelegd op het versterken van vaardigheden en arbeidsmarktmogelijkheden door samenwerking met collega-instellingen in de EU en daarbuiten. Aspecten zoals Europees burgerschap of burgerschaps- en identiteitsvorming bleven buiten beschouwing. Niet zo gek als men bedenkt dat ook in Nederland dat laatste volgens recent onderzoek zwaar verwaarloosd is en in het onderwijs nauwelijks serieus aandacht krijgt.

Met het nationale cultuurbeleid is het nog erger gesteld: de eerste keer dat het begrip ‘actief burgerschap’ in een officieel advies aan de regering voorkwam was in 2007. Dat was ook meteen de laatste keer. Was men ook bij de Raad voor Cultuur, die dit advies heeft uitgebracht, net als Rutte I bevangen door het populaire neoliberalisme – enigszins versluierd aangeboden onder de naam ‘Angelsaksisch model’? Desgevraagd had de Raad daarover eigenlijk niets te melden. Ook in het meest recente advies blijft de notie afwezig dat kunst altijd (en dus ook nu) een uiterst belangrijke identificatiemogelijkheid biedt aan de burgers. Of men nu actief als kunstconsument, of passief als lid van een cultuurgemeenschap aan het maatschappelijk leven deelneemt.

Hoe dan ook, die instellingen die tegen de (subsidie)stroom in al jaren met deze inzichten werken worden nu impliciet door de commissie beloond. Ook de Commissie onderschrijft het inzicht dat het Europees eenwordingsproces alleen succesvol zal zijn als het gezien wordt als een cultureel proces (zoals blijkt uit de Berlijn conferentie van A Soul for Europe in 2004). Cultureel betekent hier: met inbegrip van de burgers, hun initiatieven en bijdragen aan een steeds toenemende kwaliteit van het democratisch proces. Zou Rutte dat bedoelen met burgerparticipatie?

468

Reactie verzenden

Share This