Selecteer een pagina

Cultuur en ruimtelijke ordening; Over het publieksbereik van culturele planologie

Algemeen
Een aantal jaren geleden is de term Culturele Planologie gentroduceerd in het cultuurbeleid. Het is de verzamelnaam voor acties die vanuit cultuur de praktijk van de ruimtelijke ordening inspireren, verbreden en verdiepen. Ruimtelijke veranderingen kunnen profiteren van de lokale geschiedenis van gebouwen, steden en landschappen. Inbreng vanuit architectuur, cultuurhistorie en kunsten kan ruimtelijke ontwerpopgaven versterken. Niet als ballast, maar als inspiratiebron.


In het Actieplan Cultuurbereik 2001-2004 staat de wisselwerking tussen cultuuruitingen en publiek centraal. Het rijk (OCW), de dertig grote gemeenten en de provincies willen in dit actieplan het publieksbereik van cultuur versterken en verbreden. Gemeenten en provincies financieren met het Actieplanbudget (tijdelijke) publieksprojecten. Binnen het Actieplan gaat culturele planologie daarom vooral om projecten die publiek actief betrekken bij ruimtelijke ontwikkelingen. Of om publieksprojecten die verbindingen leggen tussen architectuur, archeologie, kunst in de openbare ruimte, gebouwde monumenten en landschappelijke elementen.

Op papier klinkt dat prachtig, maar de praktijk is een stuk weerbarstiger. Dat bleek tijdens een werkconferentie over dit onderwerp voor ambtenaren cultuur en ruimtelijke ordening (RO) in maart 2003. Niet iedereen is al vertrouwd met het sectoroverstijgende begrip culturele planologie. Men kent kunst in de openbare ruimte en erfgoededucatie, maar er is nog weinig sprake van interactie met publiek. Er was dan ook voldoende stof voor discussie.

De resultaten van culturele planologie zijn zichtbaar in de openbare ruimte. Daarmee is het bij uitstek een vorm van cultuurbeleid met een publieksfunctie: door de invloed en aanwezigheid van cultuur in de openbare ruimte te vergroten wordt een miljoenenpubliek bereikt. Publiek is in dit geval een breed begrip. Het gaat om bewoners, bezoekers en gebruikers van de ruimte. Als je hen onderverdeelt in kleine groepen, lijk je de potentie van het brede bereik van culturele planologie juist mis te lopen. Als historische structuren, zoals een wegenpatroon, worden ingepast in een groot nieuwbouwplan benvloedt dit immers de leefomgeving van veel mensen. Deelprojecten kunnen vervolgens wel worden toegespitst op specifieke doelgroepen, bijvoorbeeld via het (omgevings)onderwijs, maar een klassieke doelgroepverdeling op voorhand is vaak niet zo relevant. De keuzes die men hierin maakt, worden soms ook benvloed door lokaal welzijnsbeleid, als het bijvoorbeeld gaat om verbetering van de leefbaarheid in een wijk. Of door economische motieven, wanneer de aantrekkingskracht voor toeristen van belang is.

Belangrijker dan de soort doelgroep is de rol die het publiek krijgt bij ruimtelijke ontwikkeling en besluitvormingsprocessen. Behalve als maatschappelijke partij in inspraakprocedures zijn bewoners en gebruikers de dragers van de culturele kennis en (lokale) identiteit. Door hen actief te betrekken bij de (her)inrichting van het openbare gebied krijgt de identiteit verder vorm. Culturele planologie richt zich op dit interactieve proces. Een proces dat een extra dimensie krijgt door gebruik te maken van het historisch besef van omwonenden, de verhalen en kennis van de regio en beleving van de culturele en fysieke ruimte. De woonomgeving is dan dus meer dan een openbaar toegankelijke expositieruimte.

Het publiek kan zijn rol pas goed vervullen als het actief en tijdig wordt genformeerd over plannen, over de aanwezige historische waarden of de mogelijke inbreng van ontwerpers. Publieksgerichte organisaties zoals architectuurcentra, archeologen, erfgoedinstellingen en kunstencentra kunnen hierbij fungeren als intermediair. Formele inspraakprocedures in de RO leiden immers niet automatisch tot (actieve) publieksparticipatie of een andere beleving van de leefomgeving. Ook een bottom-up benadering, waarbij wijkbewoners een keus mogen maken uit een aantal ontwerpen, biedt geen garantie voor brede betrokkenheid.

Interessant is ten slotte dat cultuur ook zelf de smeerolie kan zijn in het interactief proces:
een kunstenaar of historicus kan de geschiedenis, identiteit en fysieke waarden van een gebied onderzoeken. Hij kan ook als regisseur een creatief proces leiden dat bewoners, deskundigen en bestuurders enthousiasmeert. En als buitenstaander kan hij optreden als bemiddelaar tussen uiteenlopende belangen, of als cordinator of ontwikkelaar van een activiteitenplan.
Door vervolgens de uitkomsten in te passen in het masterplan of het programma van eisen van een stedenbouwkundig ontwerper krijgen heden en verleden een plaats in de ruimtelijke inrichting.

De verscheidenheid aan historie en kunst in de woonomgeving en het potentile bereik daarvan bieden veel mogelijkheden voor culturele planologieprojecten in het Actieplan. Enkele gemeenten en provincies hebben al ervaringen met zulke interactieve projecten. Het nieuwe Actieplan Cultuurbereik 2005-2008, dat nu wordt voorbereid, zal gemeenten en provincies wederom ruimte geven om cultuurbereik te vergroten via culturele planologie. Wat er gebeurt op dit terrein zal afhangen van de concrete mogelijkheden per locatie. Soms zal daarvoor eerst een kloof tussen cultuursectoren, zoals beeldende kunst en cultuurhistorie, of tussen ambtenaren cultuur en RO overbrugd moeten worden. Interdisciplinaire publieksprojecten bieden bij uitstek de mogelijkheid om te experimenteren met nieuwe interactieve werkprocessen.

Het verslag van de conferentie Culturele Planologie & Publieksbereik (publicatie van OCW/IPO/VNG nov. 2003) is te vinden op www.cultuurbereik.nl (>werkconferenties>publicaties).

Auteur: Anouk Baving beleidsmedewerker Cultureel Erfgoed Ministerie van OCW a.baving@minocw.nl
468

Reactie verzenden

Share This