Vermogensfondsen winnen aan betekenis, in Nederland en daarbuiten. Volgens Rien van Gendt, de voorzitter van de Vereniging van Fondsen in Nederland (FIN) zal de populariteit van vermogensfondsen in de toekomst nog meer toenemen. Dit komt onder meer omdat tegenwoordig de helft van de fondsen al tijdens iemands leven wordt opgezet. Het gaat hierbij meestal om ondernemers die voldoende hebben verdiend, zich maatschappelijk willen inzetten en dat op hun eigen manier willen doen.
Het aantal fondsen groeit ook omdat er steeds meer besef is van de effectiviteit en de impact van donaties en investeringen. Bij de FIN zijn circa 320 fondsen aangesloten met een geschat gezamenlijk vermogen van 50 tot 60 miljard euro (Elsevier, 2014). Naast de FIN-leden zijn er naar schatting nog zo’n 1.700 bij de Belastingdienst geregistreerde (kleinere) vermogensfondsen en een onbekend aantal niet-geregistreerde fondsen. In het FondsenBoek staan ruim 700 fondsen. In de ‘De Dikke Blauwe’, de Filanthropium Jaargids 2014-2015 wordt echter uitgegaan van ruim 2.000 vermogensfondsen en een aanmerkelijk hoger bedrag aan bestedingen. Vermogensfondsen vormen een bijzonder onderdeel van de civil society. Als onafhankelijke private organisaties kunnen zij een waardevolle aanjagende rol spelen bij het tot stand brengen van nieuwe initiatieven. Voor overheden en maatschappelijke organisaties zijn vermogensfondsen daarmee belangrijke potentiële samenwerkingspartners. De vraag is echter hoe deze partijen elkaar vinden. In de praktijk is dit nog lastig. Enerzijds omdat vermogensfondsen als filantropische partij vaak in de luwte werken (en daardoor nog onvoldoende bekend zijn), anderzijds omdat overheden nog te weinig de samenwerking zoeken.
Verschillende verdeelsystemen
Bij fondsen zowel als bij overheden gaat het in feite om verdeelsystemen. De overheid vergaart middelen via belastingheffing en tracht die publieke gelden in te zetten conform objectieve en rechtvaardige maatstaven. Bedrijven en particulieren verkrijgen middelen via ondernemerschap en trachten die private gelden in te zetten conform particuliere inzichten en doeleinden. De twee actoren met hun verdeelsystemen vormen de uiteinden van een spectrum. Daartussen bevinden zich allerlei mengvormen. Het verwarrende is dat we gewend zijn alles wat zich niet binnen de boezem van de overheid bevindt een fonds te noemen.
Voor de culturele sector is de overheid nog altijd de belangrijkste partij. Sinds 1945 steeg de bijdrage van Rijk, provincies en gemeenten aan cultuur exponentieel. Op basis van de economische groei in de jaren vijftig en zestig van gemiddeld zo’n 6% werd een fijnmazig voorzieningenniveau opgebouwd. Echter; in het afgelopen decennium is de economische groei teruggevallen tot gemiddeld zo’n 1,5% en daar zijn de euro- en de bankencrisis (met uitschieters naar economische krimp) bij gekomen. Deze forse beperking van de groei betekent dat de rijksoverheid maatregelen moest nemen om de verzorgingsstaat betaalbaar te houden. Zorgaanspraken worden beperkt, budgetten ingekrompen en taken gedecentraliseerd. De cultuursector wordt hierdoor – vooral op lokaal niveau – getroffen, omdat een verdringingsmechanisme optreedt dat ertoe leidt dat de ‘vrij te besteden’ gemeentelijke middelen wegteren. Geen wonder dus dat met name gemeenten zoeken naar andere financieringsbronnen voor kunst en cultuur.
Overheidsfondsen
Het schoolvoorbeeld van overheidsfondsen zijn de cultuurfondsen van het rijk, zoals het Fonds Podiumkunsten. Dergelijke fondsen zijn in feite uitvoeringsorganisaties: de overheid bepaalt de kaders en de besluiten zijn vatbaar voor bezwaar en beroep (conform de Algemene wet bestuursrecht). Rond 1990 werden deze fondsen in het leven geroepen om de werkdruk op het ministerie en bij de Raad voor Cultuur – als gevolg van de alsmaar stijgende hoeveelheid aanvragen – te verminderen. Ook een aantal steden overweegt momenteel te gaan werken met dit soort uitvoeringsorganisaties. Amsterdam wil de taken van het reeds bestaande Amsterdams Fonds voor de Kunsten (AFK) uitbreiden om de politiek te ontlasten. Eindhoven wil haar gehele cultuurbudget onderbrengen in een fonds om zo bestaande structuren open te breken en nieuwe toetreders op de ‘culturele markt’ meer kans te geven. De verschillen tussen het verdelen van middelen via de overheid zelf en via een fonds laten zich als volgt kort weergeven
Publiek/private fondsen
Interessant is de recente ontwikkeling waarbij overheid en particuliere vermogensfondsen elkaar opzoeken om in een ppp-formule samen meer slagkracht te hebben. Een exponent hiervan is het Cultuurfonds Leiden, dat een publiek-privaat initiatief is van Fonds 1818 (vermogensfonds uit Den Haag), de Kamer van Koophandel en de gemeente Leiden. Het Cultuurfonds is geen traditioneel subsidieloket maar een investeringsfonds. Met een werkbudget van € 400.000; op jaarbasis weet het Cultuurfonds Leiden een forse multiplier te realiseren. Het fonds is namelijk vrijwel nooit de enige partij die bijdraagt. De gemiddelde bijdrage die het fonds levert aan projecten wordt ieder jaar iets lager. In 2010 was het bijna 24%, in 2013 nog slechts 11%. Met die 11% weet het fonds aanzienlijke additionele donaties los te maken bij tal van (private en publieke) partijen. De gedachte is dat cultuur verbindingen tot stand kan brengen tussen alle partijen die in de stad actief zijn en op die manier zijn eigen markt kan verruimen. Op die manier weet het fonds de vraag naar cultuur en de financieringsmogelijkheden voor cultuur te vergroten. Belangrijk voor het functioneren van het Cultuurfonds Leiden is de rol van de directeur die als cultuurmakelaar een belangrijke aanjaagrol heeft in Leiden. Hij is de ‘matchmaker’, degene die partijen met elkaar in contact brengt, projecten lostrekt en het bedrijfsleven benadert. In feite opereert hij als een soort intendant, dat wil zeggen als een stedelijke supervisor die naar eigen inzicht lijnen naar de toekomst uitzet en snel kan inspelen op nieuwe ontwikkelingen (‘snelle interventiemacht’). De rol van de Leidse cultuurmakelaar is tamelijk uniek: er zijn in Nederland niet veel andere voorbeelden van. De essentie van publiek/private fondsen is dat de (lokale) overheid, culturele organisaties en private partijen elkaar vinden op gezamenlijke doelen. Vaak is het zo dat de lokale overheid daarbij wordt ‘ontzorgd’. De draagconstructie onder zo’n lokaal fonds wordt toegelicht door Marco van Vulpen (zie kader).
Institutionele cultuurfondsen
Sinds jaar en dag bekend zijn natuurlijk fondsen als het Cultuurfonds van de BNG, het Prins Bernhard Cultuurfonds en het VSB-fonds. Hierop wordt in toenemende mate door culturele organisaties een beroep gedaan. Minder bekend is dat ook provincies en gemeenten de mogelijkheden gaan zien om met deze fondsen samen te werken. In Utrecht is in 2014 de cultuurlening tot stand gebracht door samenwerking tussen de kfHeinstichting (als privaat vermogensfonds), de provincie Utrecht en de landelijke organisatie Cultuur-Ondernemen. De cultuurlening is een zogeheten ‘revolverend fonds’: partijen die lenen betalen dit weer terug, zodoende kan het geld daarna opnieuw worden ingezet. De gemeente Houten heeft de toedeling van het flexibele budget (voor projecten en initiatieven) uitbesteed aan het Prins Bernhard Cultuurfonds: zo is de gemeente goedkoper uit (minder administratieve rompslomp) en worden aanvragers sneller geholpen. Ook andere gemeenten verkennen vanwege de voordelen (zie tabel beneden) de mogelijkheid om bijvoorbeeld het amateurkunstbudget bij een fonds onder te brengen.
Private vermogensfondsen
Zoals gezegd groeit het aantal en de omvang van de private fondsen. Alleen: wat moet onder een vermogensfonds worden verstaan? De eerdergenoemde Rien van Gendt hanteert de volgende definitie: “Een vermogensfonds is een onafhankelijke, non-profitorganisatie (in de vorm van een rechtspersoon) met een eigen vermogen en/of een structurele inkomstenbron, die ten behoeve van het algemeen nut daaruit steun biedt aan projecten, organisaties en individuen. Een vermogensfonds hoeft zich niet tot het publiek te wenden voor het verkrijgen van middelen. Het vermogen of de structurele inkomstenbron is van oorsprong meestal afkomstig van een familie of bedrijf, en is afgezonderd met als missie om deze middelen in te zetten voor een goed doel.”
Vooral hun financiële onafhankelijkheid maakt vermogensfondsen bijzonder. Zuivere vermogensfondsen werven geen fondsen bij het publiek en hebben geen leden. Zij hebben eigen middelen vanuit een bronvermogen of een structurele inkomstenbron, die afkomstig kunnen zijn van bijvoorbeeld een familie (Van den Ende Foundation, Turing Foundation), van een onderneming (Ikea Foundation, Triodos Foundation) of van nationale loterijen (Stichting DOEN). Een bijzondere variant is het vermogensfonds dat middelen verkrijgt uit de verkoop of privatisering van een maatschappelijke onderneming. Een recent voorbeeld daarvan is Brabant C, dat mogelijk werd dankzij de miljardenwinst die de provincie boekte op de verkoop van aandelen in energiebedrijf Essent. Via Brabant C stelt de provincie Noord-Brabant 25 miljoen euro beschikbaar voor bijzondere culturele projecten. Projecten worden voor maximaal 30% gefinancierd door Brabant C. Overigens is Brabant C geen zuiver privaat vermogensfonds maar weer eerder een hybride vorm: de voorzitter wordt benoemd door Gedeputeerde Staten en over het beleid moet verantwoording worden afgelegd.
De rol van private fondsen
Door hun onafhankelijke financiële en juridische positie kunnen private vermogensfondsen een onderscheidende rol spelen. Zij kunnen langetermijnprojecten ondersteunen, omdat er geen achterban is die op korte termijn resultaten vraagt. Denk aan Stichting De Verre Bergen in Rotterdam die voor de realisatie van het Collectiegebouw van Museum Boijmans van Beuningen een schenking doet van € 15 miljoen. Ook kunnen ze grotere risico’s nemen omdat verlies van de ingezette middelen niet direct ten koste gaat van andere organisaties of belanghebbenden. Dit betekent dat vermogensfondsen een cruciale rol kunnen spelen in gezamenlijke programma’s met overheden, ondernemingen, financiële instellingen en maatschappelijke organisaties. Vermogensfondsen kunnen bijvoorbeeld hun middelen inzetten als buffer tegen risico’s die andere partijen niet kunnen nemen (zij accepteren dan het first loss), en daardoor de participatie van dergelijke partijen mogelijk maken. Vermogensfondsen kunnen zo een katalyserende rol spelen bij het opstarten van grotere projecten. Private fondsen zijn daarnaast uitermate geschikt om innovatie te stimuleren en om te experimenteren, omdat zij initiatieven kunnen ontplooien of ondersteunen die niet binnen het mandaat van de overheid passen. Dat maakt ook dat ze flexibel kunnen inspringen op onverwachte kansen of urgente maatschappelijke vraagstukken, omdat zij autonoom hun strategische agenda bepalen en indien nodig snel kunnen beslissen. Het feit dat ze los staan van (de financiering en doelstellingen van) de overheid, betekent dat ze kritisch kunnen zijn ten opzichte van de overheid.
Zeven stappen op weg naar een fonds
Overheden die er over nadenken om van een fonds gebruik te gaan maken ter regulering van de toedeling van middelen, adviseer ik zeven stappen te zetten:
- Bepaal wat er bereikt moet worden. Bijvoorbeeld: gaat het om het vereenvoudigen van de uitvoering, om het realiseren van matchingsconstructies of om het doorbreken van de gevestigde orde?
- Zoek partners in particuliere hoek. Denk aan de gekende fondsen, maar zoek ook naar onbekende fondsen die tot dusverre in de luwte opereerden.
- Organiseer draagvlak: leg aan de volksvertegenwoordiging voor wat er bereikt moet worden en hoe dit in zijn werk kan gaan, maar neem ook het culturele veld mee in het proces.
- Wijs een kwartiermaker aan. Fondsen komen er niet vanzelf, zeker niet als het ppp-constructies zijn die gebouwd moeten worden.
- Zoek een voorzitter die als boegbeeld en ambassadeur kan dienen. Zeker in de beginperiode is dit van groot belang.
- Regel de back office. Een goede administratieve organisatie is essentieel voor een fonds. Kleine fondsen kunnen wellicht gebruik maken van de diensten van een grote broer.
- Bepaal de modus operandi. Wordt er gewerkt met een matchmaker? Kunnen er aanvragen worden gedaan? Wie beoordelen er? Communiceer over de werkwijze met politiek en cultureel veld.
Verwacht mag worden dat voor fondsen op het snijvlak van publiek en privaat in de cultuursector een grote toekomst is weggelegd. Diverse provincies en tal van gemeenten denken op dit moment na over de oprichting van een fonds in enigerlei vorm, of hebben de stap reeds gezet.