Selecteer een pagina

Cultuurparticipatie en ICT: een literatuuronderzoek

Algemeen
Wie participeert in Vlaanderen aan cultuur,en wie niet, en welke informatie en informatiekanalen worden hierbij gebruikt? Op initiatief van Cultuurnet Vlaanderen voerde het onderzoekscentrum SMIT (Studies on Media, Information and Telecommunication) van de Vrije Universiteit Brussel het afgelopen jaar een verkennend onderzoek uit rond deze vragen. In eerste instantie dienden de (non) cultuurparticipanten gedentificeerd en geanalyseerd te worden. En ten tweede wilden we weten welke informatiekanalen (met bijzondere aandacht voor het internet), functionaliteiten en inhouden cultuurparticipanten benutten in hun zoektocht naar, en participatie aan cultuur. We deden een vergelijkend literatuuronderzoek om inzicht te krijgen in de problematiek.


Profiel van de cultuurparticipant
Wetenschappelijk onderzoek naar cultuurparticipatie in Belgi en Vlaanderen is schaars. Daarom werd een algemeen profiel van de cultuurparticipant opgesteld op basis van Belgisch materiaal en aangevuld met buitenlands (vooral Frans en Nederlands) onderzoek. Uiteraard diende de vertaling naar Vlaanderen toe met de nodige voorzichtigheid te gebeuren. In de toekomst kan op dit gebied een belangrijke en noodzakelijk input van het Steunpunt Re-creatief Vlaanderen verwacht worden.
Participatie aan (hoge) cultuur is geen evidentie. Onderzoek toont aan dat het merendeel van de Vlamingen zelfs eerder niet deelneemt dan wel. Bij de cultuurparticipanten wordt het overwicht van hoger opgeleiden in quasi alle studies bevestigd. Ook blijkt cultuurparticipatie vooral een sociaal gebeuren te zijn. Het verwerven van een bepaalde status, sociale waardering, gedragsbevestiging en erkenning spelen een belangrijke rol. Daarnaast wordt cultuurparticipatie gestuurd door de beschikbare tijd van de respectievelijke doelgroepen. Wie veel met zijn beroep bezig is, zal doorgaans in mindere mate deelnemen. Ook vrouwen tussen 26 en 35 jaar participeren minder, wat samenhangt met de zorglast voor kinderen. Tijd heeft ook te maken met de openingsuren van culturele instellingen. De helft van de bezoekers aan Vlaamse musea zou bijvoorbeeld ook s avonds naar het museum willen gaan, in plaats van alleen overdag.
Verder blijkt dat overtuigde cultuurparticipanten geen probleem maken van een toegangsprijs. Een lage prijs of gratis toegang zou non-participanten met een lager inkomen mogelijk wel kunnen motiveren. Afstand is eveneens een belangrijk criterium. Vlamingen participeren voornamelijk in hun omgeving, en anders wordt het een daguitstap.

Profiel van de internetgebruiker
De Vlaamse internetpopulatie is heterogeen. Ondanks de grote aandacht voor het internet en het gebruik ervan blijven de beschikbare data om op Vlaams niveau een profiel en/of segmentering op te maken opmerkelijk schaars. Voor wat het socio-demografisch profiel van de Belgische en Vlaamse internetgebruiker betreft, stellen we vast dat deze vooral mannelijk, vrij jong en hoger opgeleid is. Minder dan de helft van de internetgebruikers surft dagelijks. E-mail en surfen zijn de belangrijkste internetactiviteiten van de doorsnee surfer, terwijl hij slechts in geringe mate aan fora deelneemt. Chatten is vooral iets dat door jongeren tussen 15 en 17 jaar wordt gedaan.

Welke informatiekanalen, functionaliteiten en inhoud gebruikt de cultuurparticipant?
Antwoorden op deze vraag bleek problematisch. Indien er gegevens over soorten kanalen beschikbaar waren, ontbrak bovendien meestal een verdere uitdieping naar de inhoud en de functionaliteiten. We konden (internationale) gegevens verschaffen over het internet als informatiekanaal, maar de vraag of surfers een site bezoeken voor praktische informatie of voor achtergrondinformatie bleef grotendeels onbeantwoord. Alleen een concreet publieksonderzoek waarin gepeild wordt naar de informatiekanalen n naar het gebruik van een cultuurportaal zou hier een antwoord kunnen bieden.
Wat evenwel bleek, is dat de cultuurparticipant ten eerste een vast en klassiek informatievergaringspatroon heeft. Daarbij zijn de landelijke en regionale geschreven pers alsook mond-op-mondreclame de belangrijkste bronnen. Culturele magazines en internet worden gebruikt om additionele informatie op te zoeken. Het internet is vooral voor jongeren en toeristen een belangrijk kanaal. Ten tweede bleek dat n van de belangrijkste functionaliteiten van het internet het gericht zoeken naar informatie is. De top 10 van de meest bezochte websites in Belgi bestaat ook bijna uitsluitend uit portaalsites, die gerichte informatie aanbieden. Ook zoekmachines worden hiervoor massaal gebruikt.

Field Study portaalsites
Op basis van een aantal case studies gingen we verder na welke kanalen en functionaliteiten door buitenlandse culturele portaalsites gebruikt worden en wat de effectiviteit hiervan is. We kozen voor Cultuurwijzer Nederland, CultuurNet Zweden, Echo Online en Amsterdams Uit Buro.
Alle organisaties mikken met hun website op een zo breed mogelijk publiek. Met betrekking tot de functionaliteiten op de respectievelijke sites registreerden we een aantal opvallende overeenkomsten. Bijvoorbeeld: de activiteitenkalender die voornamelijk praktische informatie geeft, blijkt vaak de spil waar heel wat toepassingen omheen zijn uitgebouwd; online ticketing is wel aanwezig, maar wordt meestal uitgevoerd in samenwerking met een bureau; geluids- en videofragmenten worden ondanks vraag van de gebruikers niet aangeboden en (gepersonaliseerde) nieuwsbrieven via e-mail komen vaak voor.
Om te slagen heeft een portaal tevens een breed draagvlak binnen de culturele sector nodig. Hierdoor kan het inhoudelijk aanbod kwalitatief en kwantitatief sterker worden en stijgt de naamsbekendheid van de site. Het niet-commercile, onafhankelijke karakter van de webredactie bleek ook een grotere garantie voor een hoge kwaliteit van het aanbod. Ten slotte vraagt een brede publieksgerichtheid dat de aangeboden informatie op alle niveaus (qua taal, aanbod, technisch platform) toegankelijk is.

Gedurende het onderzoek werd duidelijk dat er over cultuurparticipatie en internetgebruik weinig bekend is, maar nog minder over de snijlijn tussen beide. De sociaal-demografische achtergrond van de cultuurparticipant en de internetgebruiker lijkt in grote mate overeen te komen. Het zou echter verkeerd zijn om zomaar te besluiten dat het hier om effectief dezelfde groepen gaat. De mannelijke hoogopgeleide internetgebruiker stemt niet noodzakelijk overeen met de hoogopgeleide cultuurparticipant. Toekomstig onderzoek moet juist op dit vlak uitmaken hoe deze groepen overlappen.
Daarnaast moet ook verder onderzocht worden waarom bepaalde kanalen al dan niet geschikt zijn en/of gebruikt kunnen worden in termen van publieksinformatie en -bemiddeling. Het is met andere woorden nodig om verder na te gaan hoe een beter inzicht kan worden verkregen in de informatienoden van verschillende doelgroepen.

Auteur: Olga Van Oost en Caroline Pauwels Olga Van Oost en An Lavens zijn wetenschappelijk medewerkers bij de vakgroep Studies on Media Information and Telecommunication (SMIT) van de Vrije Universiteit Brussel olga.van.oost@vub.ac.be an.lavens@vub.ac.
468

Reactie verzenden

Share This