Selecteer een pagina

Cultuurparticipatie van nieuwe Nederlanders

Algemeen
Nieuwe Nederlanders, zeker die van niet-westerse afkomst, zijn niet als vanzelf erg op de Nederlandse culturele sector georinteerd. Dat geldt in enige mate voor de massamedia en de popcultuur, en dat geldt eens te meer voor de gecanoniseerde cultuur. Is dat een kwestie van gewenning en een beetje geduld, waarna die interesse als vanzelf tot stand komt?


Wie wel eens in een schouwburg of een museum komt, zal het opgevallen zijn dat het daar, zo op het oog, niet wemelt van de nieuwe Nederlanders van niet-westerse herkomst. Dat beeld kwam eerder ook naar voren uit lokale stedelijke studies, uit publieksonderzoek van die instellingen en uit nationaal onderzoek. Die onderzoeken hadden alle zo hun beperkingen. Studies in een enkele stad of instelling zijn beperkt generaliseerbaar en die nieuwe Nederlanders waren beperkt vertegenwoordigd in gangbaar landelijke onderzoek. Dat laatste was van oudsher toch wat op de autochtone bevolking toegesneden, in de Nederlandse taal gesteld, bijvoorbeeld, en met een focus op bezoek aan genstitutionaliseerde westerse cultuurtempels.

Nieuw onderzoek dat deze beperkingen niet, of althans minder, kende, bevestigt dit beeld. Het gaat om een peiling onder diverse etnische groepen, waaronder een autochtone, in de 50 grootste Nederlandse steden (daarbuiten wonen weinig allochtonen). Desgewenst vond het interview in het Turks of Arabisch plaats en werd het afgenomen door interviewers met een Turkse of Marokkaanse achtergrond. Welnu, zowel de eye-ball test van de oplettende schouwburg- en museumbezoeker als het eerdere onderzoek hadden het bij het rechte eind, zo bleek uit dit nieuwe onderzoek. Gelukkig leerde het nieuwe onderzoek meer dan dit. Doordat er met circa 800 personen gesproken was uit elk vijf etnische groepen (Turkse, Marokkaanse, Surinaamse, Antilliaanse en autochtone stedelingen) konden de verschillende groepen goed met elkaar vergeleken worden en kon binnen de allochtone groepen onderscheid gemaakt worden naar eerste (hier naar toe verhuisd) en tweede (hier geboren) generatie. Bovendien werd naar veel verschillende dingen gevraagd, wat een beeld opleverde van het dagelijks leven van allochtone stedelingen (Van den Broek en Keuzenkamp 2008) en wat interessante dwarsverbanden mogelijk maakt. Zo verschijnt binnenkort een analyse van het verband tussen cultuurdeelname en sociale cohesie, waarover op deze plaats ter zijner tijd meer.

Nu gaat het om de cultuurparticipatie van nieuwe Nederlanders. In welke opzichten verschilt hun cultuurparticipatie van die van autochtonen? En in hoeverre mag worden verwacht dat dat verschil met de komende generatiewisseling, waarna de meeste allochtonen in Nederland zullen zijn geboren en opgegroeid, als vanzelf kleiner wordt, of misschien zelfs wel helemaal verdwijnt?

Over de breedte van het culturele spectrum, en daarbuiten trouwens ook bij andere vormen van vrijetijdsbesteding als sport, is het beeld dat allochtonen lagere percentages deelnemers kennen dan autochtonen. Meer verbijzonderd geldt dan de driedeling dat onder autochtonen de deelname het hoogst is, onder Marokkanen en Turken het laagst, met een middenpositie voor Antillianen en Surinamers. Nederlandse televisie vindt onder alle groepen gretig aftrek, maar daarnaast bestaat onder Marokkanen en vooral onder Turken ook belangstelling voor televisieprogrammas van zenders uit de herkomstcultuur. Controle op verschillen in leeftijd en opleidingsniveau maakt deze verschillen kleiner, maar zeker niet ongedaan. Vanuit het perspectief van vigerende beleidsdoelstellingen laat vooral de allochtone belangstelling voor de canonieke cultuur te wensen over.

Het antwoord op de vraag of niet-westerse groepen als vanzelf meer op Westerse cultuuruitingen gericht zullen raken, naarmate meer van hen hier geboren en (hoger) opgeleid zijn, is eveneens gedifferentieerd. De tweede generaties niet-westerse allochtonen zijn op het vlak van canonieke cultuur, populaire cultuur en massamedia meer op de Nederlandse cultuur gericht dan hun ouders. Marokkanen meer nog dan Turken. De tweede generatie Marokkanen heeft nauwelijks nog belangstelling voor televisie uit de herkomstcultuur. Onder de tweede generatie Turken blijft echter wel een zekere gerichtheid op de eigen cultuurproductie bestaan. Dit verschil kan niet los gezien worden van het feit dat Turken een geschreven taal hebben en een aanzienlijke op die taal gebaseerd cultuurindustrie. Voor Marokkanen geldt dat minder, voor Berbers al helemaal.
Een generatiewisseling maakt het verschil met autochtonen in de mate van Westerse cultuurconsumptie weliswaar kleiner, maar geenszins geheel ongedaan, het minst nog bij de canonieke cultuur. Vooral daar blijft dus de beleidsuitdaging bestaan om niet-westerse nieuwe Nederlanders en de westerse Nederlandse culturele sector nader tot elkaar te brengen.

Auteur: Andries van den Broek a.van.den.broek@scp.nl
Referenties: Andries van den Broek is medewerker van de onderzoeksgroep Tijd, Media en Cultuur van het Sociaal en Cultureel Planbureau. Andries van den Broek en Saskia Keuzenkamp (redactie, 2008), Het dagelijks leven van allochtone stedelingen, Den Haag: SCP.
468

Reactie verzenden

Share This