Selecteer een pagina

Cultuurtoerisme als samenwerkingsproject

Algemeen

Cultuurtoerisme zit de laatste jaren duidelijk in de lift. Vakantie- gangers en dagtoeristen brengen meer dan voorheen een bezoek aan een museum, een bezienswaardig gebouw of een historische stadskern (De Haan 1997). Cultuurtoerisme wordt door de overheid gestimuleerd, omdat het werkgelegenheid schept en omdat het draagvlak voor het in stand houden van het nationaal cultureel erfgoed erdoor wordt vergroot. Helaas kiest de cultuurtoerist nog te vaak voor de overbekende, en dus al zeer drukbezochte monumenten en musea. Samenwerking tussen overheid en de toeristische sector bevordert het bezoek aan minder drukbezochte cultuurhistorische locaties.

De overheid juicht de verbinding tussen toerisme en cultuurparticipatie toe. In de jaren tachtig begonnen de ministeries van OCenW en EZ met het verkennen van de synergie tussen cultuur en toerisme. Hieruit resulteerde in 1989 het Masterplan Cultuurhistorisch Toerisme. Sindsdien heeft het cultuurtoerisme een vaste plaats op de agenda van politici en beleidsmakers die zich met cultuur en toerisme bezighouden. Overheden zien dan ook verschillende voordelen in de stimulering van het cultuurtoerisme. Zo is de groei van het toerisme vanuit economisch standpunt bezien gunstig omdat het inkomsten en werkgelegenheid genereert. Verder zagen recente kabinetten vanuit de participatiedoelstelling het bezoek aan culturele en recreatieve voorzieningen als een geschikt middel om burgers deelachtig te maken aan een rijk sociaal-cultureel leven.
Cultuurtoerisme biedt geschikte mogelijkheden om een groot en breed publiek kennis te laten maken met het nationaal-culturele erfgoed. Bovendien creert deze publieke belangstelling een draagvlak voor de instandhouding van dit erfgoed.
De groei van het toerisme heeft echter ook nadelen. Oude binnensteden zuchten soms onder de druk van grote aantallen bezoekers. Vaak tast toerisme de leefbaarheid van, oude stadscentra aan. Monumentenorganisaties houden de kwaliteit van monumentale bouwwerken angstvallig in de gaten, want beschadiging van het cultureel erfgoed dreigt. En de individuele bezoeker ziet de massatoeristen liever gaan dan komen. Hij of zij bezoekt een monument liever in idyllische rust. Bij de musea dreigt door de buiging voor een groter publiek de disneyficatie van het aanbod.
Naast al die druk bezochte toeristische locaties zijn er nog voldoende andere plaatsen waar slechts weinig toeristen komen. Ook voor deze minder bekende cultuurhistorische overblijfselen zijn bestuurders en ondernemers echter naarstig op zoek naar publiek. Beleidsmakers hebben dan ook tot taak na te gaan hoe het cultuurtoerisme verder ontwikkeld kan worden. In Nederland en in het buitenland zijn tal van projecten gestart om de soms zeer uiteenlopende uitdagingen en problemen het hoofd te bieden. Tot de gemeenschappelijke doelen van deze cultuurtoeristische projecten horen echter bijna overal het trekken en spreiden van publiek en/of het veranderen van de publiekssamenstelling (Dodd en Van Hemel 1999). Vaak liggen de doelstellingen van de culturele en de toeristische sector ver uiteen. De waterscheiding tussen deze twee partijen blijkt in samenwerkingsverbanden goed te overwinnen. Tot de belanghebbende partijen behoren echter niet alleen de toeristische en culturele organisaties, maar ook de lokale, regionale en provinciale overheden, en niet te vergeten bewonersorganisaties. Samenwerking effent de weg naar succesvolle cultuurtoeristische projecten.

Auteur: Jos de Haan, werkzaam bij het Sociaal en Cultureel Planbureau

468

Reactie verzenden

Share This