Selecteer een pagina

Dansen op drijfzand? Cultuur en demografie

Algemeen
Cultuurmarketing staat sinds Van der Ploeg in dienst van een door beleidsmakers nagestreefde verjonging en verkleuring en in ieder geval verbreding van het publiek. Hoe urgent is die verandering van publiekssamenstelling eigenlijk in het licht van demografische prognoses?


Demografie…
De Nederlandse bevolking wordt in de komende decennia groter, ouder en gekleurder. Deze zekerheid lijdt geen twijfel. Wie de demografische prognoses van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) erbij pakt, is in ieder geval van de bevolkingsgroei minder zeker. Om een bevolking op peil te houden, is (het saldo van immigratie en emigratie even buiten beschouwing latend) een geboortental van 2,1 per vrouw noodzakelijk. Demografisch onderzoek laat zien dat in vele gendustrialiseerde landen dit aantal daalt en onder dat magische getal lijkt te belanden. Onze oosterburen houden daarom bijvoorbeeld al rekening met een krimp van de bevolking vanaf 2013. In Nederland, zo luidt de algemene wijsheid, komt dat moment pas rond 2035 in zicht.

Maar demografische prognoses zijn met veel onzekerheden omgeven. Vele onvoorziene ontwikkelingen kunnen roet in het voorspelde eten gooien. Oorlogen, natuurrampen, epidemien en klimatologische veranderingen spreken daarvan het meest tot de verbeelding. Niemand kan weten of, wanneer en met welke gevolgen ze zullen toeslaan. Maar ook culturele veranderingen kunnen aanzienlijke gevolgen hebben. In het afgelopen jaar kwam bijvoorbeeld de trek van jonge, hoger opgeleide Turkse Nederlanders naar Istanbul en Ankara geregeld in het nieuws. Want de Turkse economie boomt, in tegenstelling tot de Nederlandse. Bij sommige autochtone Nederlanders viel eveneens de wens te beluisteren naar een ander, liefst zuidelijker land te vertrekken. Meer en meer (vroeg-)gepensioneerden voegen de daad bij het woord. Een onderzoek naar het Nederlandse leefklimaat zoals ervaren door westerse expats in Den Haag liet zien dat een aanzienlijk aantal van hen liever vandaag dan morgen zijn biezen zou pakken. En dan zijn er nog de aangescherpte regels voor de immigratie van zogenaamde importbruiden en -bruidegommen. In de maand mei leidde dit alles ertoe dat er voor het eerst sinds de Tweede Wereldoorlog meer mensen uit Nederland emigreerden dan er binnenkwamen. Demografen toonden zich hierdoor enigszins verrast. Zo vroeg hadden ze dit nog niet verwacht.

Toch leert een kijkje op Statline, de digitale cijferfontein van het CBS (statline.cbs.nl), dat het krimpen van de bevolking op korte termijn ook in puur statistische zin niet wordt uitgesloten. Demografische prognoses zijn een combinatie van een meest waarschijnlijk scenario en een betrouwbaarheidsmarge daaromheen. Het is algemeen gebruik om een marge van 95 procent aan te houden. Dit wil zeggen dat de werkelijke bevolkingsomvang in 2015 of 2050 met 95 procent waarschijnlijkheid juist wordt voorspeld. Zoals iedereen kan aanvoelen, worden de marges groter naarmate de voorspelling een moment verder in de toekomst betreft. Wat niettemin opvalt aan de scenarios is dat een daling van de bevolking vanaf 2005 binnen die 95%-marge ligt (zie figuur 1).

Uitgaande van de 16,3 miljoen inwoners van nu laat de middelste lijn de meest waarschijnlijke ontwikkeling zien: een stijging tot net iets boven de 17 miljoen in de periode 2035-2040. De bovenste en onderste lijnen geven echter aan hoe groot de marges zijn. De situatie in 2005 maakt een redelijk accurate voorspelling voor 2010 of 2015 mogelijk. Maar wat te denken van de prognose voor 2050? Figuur 1 leert ons dat we met 95% waarschijnlijkheid mogen aannemen dat het werkelijke aantal inwoners in dat jaar tussen een kleine 14 en 21 miljoen inwoners zal liggen. En dan is er ook nog 5 procent kans dat we ernaast zitten en het werkelijke getal kleiner of groter zal zijn! Voorwaar geen solide basis voor beleid, zou je zeggen. De cijferaars kunnen we dit niet kwalijk nemen. Het is inherent aan het beroep van demograaf de samenleving een onzekere toekomst te moeten voorspiegelen.

… en cultuurdeelname
Voor het cultuurbeleid roept dit alles natuurlijk de vraag op hoe (on)zeker we nu moeten zijn over trends als vergrijzing en verkleuring. Om het antwoord gelijk maar weg te geven: dat Nederland gemiddeld ouder en gekleurder zal worden, is eigenlijk wel zeker. De onzekerheden betreffen vooral de kwestie hoe groot de verschillen met de situatie nu zullen worden. En hoe groot de onzekerheden ook zijn, het beste dat je kunt doen, is uitgaan van het meest waarschijnlijke toekomstige Nederland: de middelste lijn in figuur 1.
Eerst een blik op de samenstelling naar leeftijd (figuur 2).
Wat meteen opvalt is dat het aantal kinderen en tieners door de jaren heen redelijk constant blijft. Met de potentie voor verjonging zit het puur kwantitatief gezien dus wel goed. Het demografische probleem waarmee we waarschijnlijk! te maken krijgen is de verhouding tussen degenen in de werkzame leeftijd, bijdragend aan de economische productiviteit, en hen in de niet-meer arbeidzame jaren. Maar dit is vooral een economisch, niet een cultureel probleem. Voor culturele instellingen zou je het eerder positief kunnen noemen. SCP-onderzoek naar cultuurdeelname laat immers zien dat de jongere ouderen (50-64 jaar) en de groep tussen 65 en 79 jaar in de loop der tijd cultureel actiever zijn geworden (zie Van den Broek, Huysmans en De Haan 2005). Als deze trend beklijft, zit het nog wel een tijdje goed met de cultuurdeelname in Nederland. Maar: de schijn bedriegt hier enigszins. Tegelijk met de grotere culturele activiteit van deze leeftijdsgroepen gaat hun belangstelling uit naar een breder palet aan culturele activiteiten. In het aanbod van cultuur met een grote en een kleine c eten zij steeds vaker van beide walletjes (omnivorisering). Met het naderen van de jaren des onderscheids van deze groepen valt te verwachten dat de Cultuur, met name klassieke muziek en opera, toch zeer waarschijnlijk te maken zullen krijgen met een teruggang in het bezoek.

Dan de samenstelling van de bevolking naar etnische achtergrond (figuur 3). In het meest waarschijnlijke scenario daalt het aantal autochtone Nederlanders niet alleen relatief, als percentage van het totaal, maar ook in absolute aantallen. Deze daling zet ook al spoedig in, na 2010. Bekijken we het plaatje vanuit cultuurbeleids- en cultuurmarketingperspectief, dan valt er een aantal interessante lessen te trekken. Ten eerste de les dat binnen de groep niet-westerse allochtonen het op langere termijn niet de vier grote allochtone groepen Turken, Marokkanen, Surinamers en Antillianen zullen zijn die het hardst zullen groeien.
De categorie overig niet-westers verdubbelt in het scenario tot 2050. Omdat het een cultureel zeer diverse groep is, met Afrikanen, Midden- en Zuid-Amerikanen en Aziaten uit een grote hoeveelheid landen, zal het geen sinecure zijn haar een op maat gesneden cultuuraanbod te bieden.
Een andere interessante vaststelling is de bijna-verdubbeling van de groep Europeanen. Zij zullen in de groep westers allochtonen steeds meer de dienst uitmaken. Deze groep is doorgaans even vaak of zelfs iets vaker voor het cultuuraanbod hier te lande te porren dan de autochtonen, mogelijk doordat ze gemiddeld wat hoger is opgeleid (zie Van den Broek et al. 2005). Dat ook zij divers van samenstelling is, lijkt voor deze categorie dus geen belemmering te zijn naar museum of theater te gaan.

Dansen op drijfzand?
Een kijkje in de keuken van de demografie levert met dit alles een groter onzekerheidsgevoel op dan menig cultuurmarketeer en -beleidsmaker lief is. Zij kunnen zich, temidden van alle onzekerheidsmarges, vastklampen aan n zekerheid: dat het demografische drijfzand de vreemde eigenschap heeft dat het in het midden de meeste vastigheid biedt.

Auteur: Frank Huysmans Senior onderzoeker mediagebruik en cultuurdeelname bij het Sociaal en Cultureel Planbureau en bijzonder hoogleraar Bibliotheekwetenschap aan de Universiteit van Amsterdam f.huysmans@scp.nl
Referenties: Referentie Andries van den Broek, Frank Huysmans en Jos de Haan (2005). Cultuurminnaars en cultuurmijders. Trends in de belangstelling voor kunsten en cultureel erfgoed. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau.
468

Reactie verzenden

Share This