Joris Wijsmuller (1965) verdiende zijn strepen als leider van de Haagse Stadspartij, in zijn eigen woorden “de luis in de pels” van de Haagse gemeentepolitiek. Sinds zijn aantreden als wethouder in 2014, heeft Wijsmuller zijn protestrol mogen inruilen voor de bestuurlijke verantwoordelijkheid. Geen gemakkelijke taak: er is een nieuw Beleidskader Cultuur in de maak en de controverse rondom het Spuiforum blijft aanhouden. Hoe ziet de wethouder de cultuur van zijn stad? En welke plannen maakt hij voor cultureel Den Haag van de toekomst? Een interview over cultuurbeleid, politiek en vastgoed in twee delen.
Wijsmuller was, naar eigen zeggen, nooit van plan om wethouder te worden. De gemeentelijke verkiezingen van 2014 gaven echter een andere wending aan zijn politieke carrière. “Na de afgelopen verkiezingen groeide mijn partij, de Haagse Stadspartij, van twee naar vijf zetels. Toen kwam ook de bestuurlijke verantwoordelijkheid in beeld, wat nooit mijn ambitie is geweest.” Toch besloot Wijsmuller de stap te zetten, op voorwaarde dat hij naast Cultuur ook Stedelijke Ontwikkeling in zijn portefeuille kreeg. “Dat is nog nooit eerder gebeurd. Mijn voorgangers hadden veelal Financiën en Cultuur en de afgelopen periode kwam cultuur met citymarketing samen. Ik heb gekozen voor een andere aanpak. Naast Stedelijke Ontwikkeling en Cultuur heb ik ook Duurzaamheid, Wonen en Erfgoed. Een schitterende portefeuille.”
Tweede cultuurstad van Nederland
Die brede portefeuille gaf hem de nodige slagkracht om de uitdagingen van de Haagse cultuurwereld aan te pakken. Zoals het nieuwe beleidskader, dat het culturele veld niet alleen in stand moet houden maar ook revitaliseren na jaren van bezuinigingen. Of de controverse rond het Spuiforum, die nationaal de aandacht wist te trekken en in het volgende interview aan de orde zal komen. Maar ook de diversiteit van de stad, die een eigen aanpak vereist. “De stad heeft door migratie allerlei instellingen, ambassades en bedrijven die hier gevestigd zijn een sterk internationaal karakter. Het is de dichtstbevolkte regio van Nederland. Er is een breed scala aan cultureel aanbod, wel van underground en broedplaatsen tot aan topinstellingen van wereldklasse. Amsterdam is dan wel de culturele hoofdstad van ons land maar ik durf Den Haag wel de tweede culturele stad te noemen. Den Haag is veel spannender dan de meesten beseffen. We hebben lokaal meer in huis dan bijvoorbeeld Rotterdam. Daarnaast zijn Rijksinstellingen zoals het Mauritshuis en de Koninklijke Bibliotheek hier gevestigd. Ook zijn er de kunstvakopleidingen zoals het Conservatorium of de Kunstacademie. Dat draagt bij aan een heel rijk geschakeerd cultureel veld.”
Toch is dat rijk geschakeerde veld flink getroffen door de bezuinigingen van het vorige beleidsplan, zo geef ook Wijsmuller toe: “De infrastructuur is goed op orde, maar we hebben in de vorige periode wel een tijd gehad waar er fors is bezuinigd, en dat sijpelt nu nog steeds door. Dat heeft pijn gedaan. Er is meer dan 20% bezuinigd op het cultuurbudget. Een aantal instellingen is uit het Kunstenplan gevallen en als resultaat verdwenen. Het is nu weer tijd om te investeren, maar we gaan de bezuinigingen niet compenseren. Het culturele aanbod is dynamisch en veranderlijk; er is veel veerkracht getoond. Bijvoorbeeld door het Residentieorkest, dat flink wat financiële klappen kreeg te verduren. Dat heeft er toe geleid dat het orkest zich helemaal opnieuw heeft moeten uitvinden. Het orkest is uit de ivoren toren geklommen, heeft nieuwe connecties gelegd met de stad en sterke banden gesmeed met een nieuw, jong publiek.”
Politieke vinger in de pap
Het nieuwe beleidskader heeft de nodige voeten in de aarde. Anders dan Amsterdam heeft Den Haag geen vaste Kunstraad die de gemeente van advies voorziet. Wel hanteert de gemeente een onafhankelijke adviescommissie die om de vier jaar meeschrijft aan het nieuwe beleidskader. Om de twee jaar wordt er vervolgens gekeken naar de stand van zaken en kan er eventueel financieel worden bijgesprongen. In dit proces tracht de wethouder verandering te brengen. “We gaan de vierjarige adviescommissie beter verknopen met de expertise van de adviescommissie Culturele Projecten, zodat we de kwaliteit en expertise gedurende vier jaar beter borgen.” Op de vraag waar de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van het beleid vandaan moet komen is Wijsmuller helder. Hij is het stellig oneens met de stand van zaken in Amsterdam, waar de uitvoering van het beleid bij het Amsterdams Fonds voor de Kunsten ligt. “Dat zou ik nooit doen. Ik vind dat de politiek daar een eigen verantwoordelijkheid in moet hebben. De accenten in het cultuurbeleid moeten in handen van de politiek blijven. Ik zou dus nooit voor zo’n constructie kiezen. Ik vind het goed dat we een onafhankelijke adviescommissie hebben, daar hebben we als politiek niet de expertise voor in huis. Maar cultuurbeleid moet hoog op de politieke agenda staan, en dat betekent dat je ook een grote mate van verantwoordelijkheid moet nemen in de uitvoering. Culturele diversiteit, cultuureducatie, het zijn belangrijke thema’s waar je als politiek iets over te zeggen moet hebben.”
De zoektocht naar diversiteit
Culturele diversiteit is een belangrijk thema voor Den Haag. In demografische zin is de stad bijzonder te noemen: een van de meest snelgroeiende steden van ons land, met een groot aandeel van de bevolking van niet-westerse afkomst. Dat zorgt voor kansen, maar ook uitdagingen. De etnische en culturele diversiteit binnen culturele instellingen is nog vaak ver te zoeken. Het merendeel van de culturele professionals is blank, hoogopgeleid en autochtoon. Hoe denkt de wethouder dit probleem op te lossen? “We hebben de Code Culturele Diversiteit afgestoft en weer een belangrijke plaats gegeven in ons beleidskader. Iedere culturele instelling moet zich afvragen hoe het staat met de diversiteit in de programmering en in de samenstelling van bestuur. Het lukt steeds beter bij veel organisaties om die diversiteit in huis te halen, maar het is al sinds dat ik in de jaren negentig in de gemeenteraad kwam een punt van discussies. Er zijn tal van projecten gelanceerd om de diversiteit in culturele organisaties te vergroten. Het is een opgave voor iedere instelling.”
Volgens Wijsmuller is het voor een belangrijk deel ook soul-searching binnen de instellingen zelf. Want de kernwaarde van een instelling ligt voor de wethouder bij de maatschappelijke relevantie van die instelling. “Voor de ene instelling kan dat in veel investering in cultuureducatie zitten, voor een andere instelling kan dat liggen in het bereiken van diverse doelgroepen, van weer een andere kan dat liggen in verbindingen met de zorg. Mijn ideaal is niet dat elke organisatie op elk gebied moet uitblinken. Ik vind het heel vreemd om van Museum Bredius – een klassiek, klein museum – topprestaties op gebied van cultuureducatie te verwachten. Idem voor het podium Paard van Troje. Die is juist veel meer in staat om de verbinding te leggen met de studenten in de stad. We hebben ook een aantal Cultuurankers in de buitenwijken die weer goed in staat zijn om beginnend talent een podium te bieden en een connectie op te bouwen met de inwoners van gekleurde wijken.”
Of dat niet schuurt met de eerdere bewering dat elke instelling aan maatschappelijke relevantie moet ‘doen’? “De ene instelling heeft wellicht als primaire taak het oude erfgoed te koesteren en aan te bieden, terwijl de andere instelling zich beter op nieuwe producties kan richten die een nieuw publiek vinden. Iedere instelling heeft zo zijn sterke punten. De vorige periode hadden we de regel dat iedere instelling minimaal 5% van het budget moest inzetten voor cultuureducatie. Die regel is nu geschrapt. Daar is cultuureducatie niet minder belangrijk mee geworden, maar instellingen hebben nu de vrijheid om het zelf in te richten. Hetzelfde geldt voor maatschappelijke relevantie. Dat kan de vorm aannemen van multicultureel programmeren, maar dat is niet noodzakelijk.”
Productiehuizen in de problemen
De overheid draagt steeds meer verantwoordelijkheden over aan de gemeenten. Ook de gemeente Den Haag heeft de effecten gemerkt. Het gebrek aan overheidsfinanciering voor productiehuizen speelt de stad parten, aldus Wijsmuller. “Korzo is een geweldig voorbeeld van een zeer succesvol productiehuis dat de volledige ontwikkeling van jonge dansers en choreografen bijstaat en daarmee van landelijk belang is. Het Rijk is vorige periode gestopt met het subsidiëren van productiehuizen, wat heeft geleid tot een versnippering van de taken van Korzo. We proberen als gemeente het succes van Korzo overeind te houden. Ik vind dat het Rijk daar een steek heeft laten vallen. Dat is bij de minister onder de aandacht gebracht, maar ze voelt geen noodzaak om er op terug te komen.”
Anders dan de productiehuizen gaat het met erfgoed wel goed in Den Haag, zo stelt Wijsmuller. Hij ziet geen grote veranderingen in de sector, buiten de groeiende overlap tussen erfgoed en economisch beleid, zoals deze ook plaatsvindt in andere steden. “Het Mauritshuis heeft het afgelopen jaar zo’n 600.000 bezoekers gehad. Het Gemeentemuseum heeft eveneens nieuwe records gebroken door Rothko- en Corbijn-tentoonstellingen. Het is van economisch belang om toeristen naar de stad te halen, dus er moet aandacht zijn voor musea en hun marketing. Culturele instellingen positioneren Den Haag in Nederland en in de wereld.” Toch spelen de vele diverse buitenwijken van de stad hierin geen belangrijke rol. “Er zijn een aantal kerngebieden, dan hebben we het over Scheveningen en de binnenstad. Dat zijn de plekken waar we de toeristen naartoe trekken. Het zijn ook de enige locaties waar we uitbreiding van hotels toestaan. In die zin wordt niet elke wijk in de toeristische promotiecampagne meegenomen. Wat wel duidelijk is, is dat bepaalde Cultuurankers in de wijken een programmering hebben die bijvoorbeeld veel expats trekken door hun verrassende en prikkelende inhoud. We hebben dus geen beleid voor het leiden van toeristen naar de buitenwijken, maar we houden de stroom bezoekers naar de buitenwijken wel in de gaten. Dat spreekt ook bijvoorbeeld uit het broedplaatsbeleid, zoals in de haven van Scheveningen, in Laak of Binkhorst. Dat zijn spannende plekken waar je nieuwe dingen kunt laten ontstaan.”