Selecteer een pagina

De Europese Culturele Hoofdstad

casestudie naar doelgroepen

Marketing

Rotterdam is vele steden
Na de oorlog moest Rotterdam in zijn geheel worden heropgebouwd. De havenstad werkte aan een indrukwekkende skyline en gewaagde gebouwen. Ook de culturele infrastructuur werd opnieuw vorm gegeven, met bijvoorbeeld de bouw van NAI en de schouwburg. De insteek was onder meer het gebruik van deze nieuwe infrastructuur te bevorderen. Van groot belang was het feit dat Rotterdam in cultureel opzicht, in demografisch opzicht en in etnisch opzicht een zeer diverse bevolking heeft. Naast het gebruik van de bestaande infrastructuur was het cultureel hoofdstadjaar gericht op de manier waarop de stad omgaat met deze multiculturaliteit. Om die reden wilde Rotterdam dan ook de sociale cohesie bevorderen.

Het cultureel hoofdstadjaar zou een festival worden met activiteiten gericht op de gehele stad, dus zowel voor een breed publiek als voor kunst- en cultuurliefhebbers. Jezelf richten op de totale bevolking betekent dat je een stap extra doet voor groepen die denken dat het bestaande cultuuraanbod niet voor hen is bestemd. Rotterdam richtte speciale aandacht op degenen die minder deelnamen aan cultuur, zoals jongeren, allochtonen en lager opgeleiden. Men koos dan ook voor het motto ‘Rotterdam is vele steden’. R2001 had een beweging van culturele mobiliteit voor ogen. Dat betekent dat mensen ook buiten hun eigen leefwereld treden en niet alleen in hun eigen klasse of etnische groepering geïnteresseerd zijn, maar ook in andere groepen. Vraagstukken die daaraan zijn verbonden; hoe zorg je ervoor dat mensen de stad in zijn geheel en in delen leren kennen, hoe zorg je ervoor dat mensen andere activiteiten gaan ondernemen dan alleen de activiteiten die zij zelf kennen, hoe zorg je dat mensen anderen ontmoeten?

In dit kader kan Putnam worden genoemd, die een onderscheid maakt tussen bonding (samen binden) en bridging (bruggen slaan). Mensen met bijvoorbeeld gelijke leeftijd, ras, religie herkennen zich in elkaar en binden samen. In een multiculturele samenleving is vooral het bruggen bouwen van belang, tussen (groepen) mensen die niet gelijk zijn. In de uitwerking van het programma hebben vooral de persoonlijke relaties en de contacten tussen groepen centraal gestaan. R2001 zette in op inzicht krijgen in elkanders gebruiken, begrip kweken voor elkanders cultuur en het vieren van elkanders feesten. Men wilde voor alles een dialoog starten tussen verschillende bevolkingsgroepen en die nader tot elkaar brengen. De ambitie om groepen met elkaar in contact te brengen is niet geheel gelukt, juist omdat R2001 voor ‘elk wat wils’ heeft neergezet. Iedere groep ging uiteindelijk naar voorstellingen die paste bij de eigen identiteit.

Van gevelcultuur naar culturele infrastructuur
Brugge is een relatief kleine stad aan de Belgische kust die wereldwijd bekend is als Werelderfgoedstad. Voornamelijk om het beeld van een knus, romantisch, middeleeuws en sfeervol centrum. In Brugge heerste de mening dat dit zogenaamde massatoerisme een opper­vlakkige culturele consumptie met zich mee bracht. Met het cultureel hoofdstadjaar beoogde de stad Brugge cultureel meer op de kaart te zetten. Daarnaast kon het cultureel hoofdstadjaar ook bijdragen aan een meer positieve verstandhouding tussen bewoners en toeristen. Brugge mikte dus op het zogenaamde ‘betere’ cultuurpubliek en niet op de massatoerist. De massacultuurtoerist is de toerist met een bredere focus. Deze toerist is primair gericht op het opsnuiven van culturele openluchtevenementen en tentoonstellingen. Het ‘betere’ cultuurpubliek wordt door Brugge ‘de individuele cultuurtoerist’ genoemd. Deze toerist is geïnteresseerd in specifieke projecten, bijvoorbeeld op het gebied van literatuur of hedendaagse kunst, en volgt niet alle gangbare programmaonderdelen. Brugge wilde vooral deze individuele cultuurtoerist trekken. De stad zag in dat deze toeristen een bezoek intenser beleven, langer in de stad verblijven en dat van deze groep relatief meer mensen geïnteresseerd zijn in een hoogwaardig cultureel aanbod.

Om de gewenste bezoekers te trekken is in de aanloop naar en na afloop van het culturele hoofdstadjaar gericht op een aantal aspecten. Zo is ingezet op zogenaamde hardware, zoals gebouwen in de stad. In de aanloop van het cultureel hoofdstadjaar zijn bijvoorbeeld het concertgebouw en de Magdalenazaal (stadsschouwburg) gerealiseerd. Daarnaast zijn grootschalige renovatieprojecten uitgevoerd. Dit alles ten behoeve van creatieve makers, ­zodat een kwalitatief cultureel aanbod beter kon gedijen. Het cultureel hoofdstadjaar kon ook bijdragen aan een meer positieve verstandhouding tussen bewoners en toeristen. In een klimaat waar men kritisch was op de grote hoeveelheid toeristen in de stad was het belangrijk een cultureel evenement te organiseren waarin de burgers zelf de stad ­positief beleefden. Om de participatie onder de inwoners te verhogen werd bijvoorbeeld een speciale ‘poortenpas’ ontwikkeld die toegang gaf tot bepaalde tentoonstellingen.

Wat betreft de focus op de individuele cultuurtoerist lijkt het erop dat de stad de verschuiving richting het ‘betere’ cultuurpubliek niet geheel heeft kunnen behouden. De extra middelen die rondom het Europees Hoofdstad­jaar beschikbaar waren, zijn verdwenen. Het blijkt een lastige, maar niet onmogelijke opgave om de groep die zeer bewust kiest voor een relatief hoog kwaliteitsniveau van productie aan te trekken en tevreden te stellen. De slotsom is dan ook dat Brugge 2002 een impuls heeft gegeven aan het toerisme in de stad op het gebied van professionalisering en kwaliteitsverhoging van het aanbod.

Stedelijke transformatie verbindt zich aan dagelijks leven
Lille (Rijsel in het Nederlands) roept bij de meeste mensen waarschijnlijk niet direct de meest spannende beelden op. Structurele verandering in de brede zin van het woord is in één adem de insteek geweest van Lille Europese Culturele Hoofdstad 2004. In het verleden bleek de kandidaatstelling voor de Olympische Spelen een goede aanjager te zijn voor verscheidene ontwikkelingen in de stad. Met deze gedachte in het achterhoofd heeft Lille als eerste stad het cultureel hoofdstadjaar op een andere manier benaderd. In plaats van een puur culturele insteek heeft de stad zich voornamelijk op de sociaaleconomische kant gericht. Dat betekent dat naast culturele programma’s sterk is ingezet op een transformatie van de stad en de omliggende regio op economisch en sociaal vlak. Lille had voor 2004 het imago van een oude, grijze, arme en regenachtige industriële stad. De stad kampte met een hoog werkloosheidspercentage, stagnerende economische groei en sociaal-maatschappelijke problemen zoals criminaliteit. Het cultureel hoofdstadjaar zou meer werkgelegenheid, minder criminaliteit en meer economische bedrijvigheid moeten brengen.

Daarnaast wilde men middels het cultureel hoofdstadjaar een verandering in trots op en zelfvertrouwen in de stad ontwikkelen.Om een transformatie van een stad te kunnen bewerkstelligen, moest deze gedachte leven in de gehele stad. Dus ook bij de bewoners. ‘Het-bij-de-mensen-brengen’ stond dan ook centraal in Lille. Dit had als resultaat dat iedereen in de stad betrokken werd bij Lille2004. Zo werden publieke domeinen zoals het centraal station omgedoopt tot een roze plaats waar mensen niet omheen konden. De hoofdstraat van het station naar het centrum werd omringd door reusachtige zwarte standbeelden die een verhaal vertelden. Daarnaast is het voormalige postsorteerstation naast het ‘Gare Lille Flandres’ omgevormd tot een kunstbazar genaamd Tri Postal. Dit werd het centrum van Lille2004. Veel tentoonstellingen waren op bepaalde tijdstippen gratis toegankelijk zodat iedereen die wilde deel kon nemen aan het cultureel hoofdstadjaar. Twee projecten die zeker niet vergeten mogen worden, zijn de Maisons Folies en het ambassadeurs­programma.

De Maisons Folies dienden de sociale cohesie te bevorderen, net als in Rotterdam. Van oude fabrieksterreinen zijn culturele ontmoetingsplekken gecreëerd, die door zowel artiesten, inwoners en instellingen worden gebruikt en als een plek van ontmoeting fungeren waar ideeën gecreëerd en uitgewisseld worden. Vandaag de dag zijn nog altijd een aantal Maisons Folies open. Het vrijwilligersconcept of ambassadeursprogramma richtte zich op de mobilisatie van lokale inwoners als onderdeel van een bredere communicatiestrategie. Elke inwoner van Lille, elke inwoner van de omliggende regio, maar ook elke inwoner ter wereld kon zich opgeven als ambassadeur van Lille2004. In totaal waren er ruim 17.800 ambassadeurs.

Doelgroepenstrategie
Deze drie voormalige ECH’s kozen ieder voor een andere manier om de gewenste doelstellingen te verbinden aan bepaalde doelgroepen. Rotterdam koppelde het gebruik van de culturele infrastructuur en het vraagstuk van de multiculturele stad aan een zeer divers publiek, in een poging dat met elkaar in contact te brengen. Brugge koppelde de doelstelling om de stad meer op de culturele kaart te plaatsen aan de individuele cultuurtoerist. Lille probeerde een sociaaleconomische transformatie te bewerkstelligen door cultuur ‘naar de mensen te brengen’. Wanneer we terugkijken op deze drie invullingen van het hoofdstadjaar lijkt er sprake van een duidelijke doelgroepbenadering. Toch is in geen van de drie onderzochte steden voorafgaand aan het hoofdstadjaar uitvoerig nagedacht over de benadering van de doelgroepen.

Pas gaandeweg het proces kwamen deze steden er achter hoe ze door te focussen op doelgroepen hun doelstellingen konden versterken en kregen ze van die groepen een specifieker beeld. Culturele hoofdsteden zouden er in de toekomst goed aan doen van te voren grondig na te denken over de doelgroepen en hoe deze gelinkt zijn aan doelstellingen, verwachte effecten en programma(onderdelen). Dit zal zich uiten in een sterker programma, meer draagkracht binnen diverse lagen en partijen en beter zicht op (de haalbaarheid van) potentiële gevolgen  van een cultureel hoofdstadjaar.

Auteur: Tekst: Eefje van der Velden en Peter Horsten Peter Horsten is docent Vrijetijdsmanagement bij de NHTV Internationale Hogeschool Breda en projectleider bij Colin (Creative Organisations Linked In Networks). (Horsten.p@nhtv.nl) Eefje van der Velden heeft in september 2009 de Master Leisure Studies behaald aan de Univeristeit van Tilburg.

468

Reactie verzenden

Share This