Dominee Nico ter Linden was zich er waarschijnlijk niet van bewust dat hij met de publicatie van zijn onverbiddelijke bestseller Het verhaal gaat de nieuwste trend onder wetenschappers, politici, hele en halve intellectuelen, welzijnswerkers, erfgoedbeheerders, acteurs en artiesten van allerlei slag, charlatans, kletsmajoors en demagogen, marketeers, coaches en docenten, taxichauffeurs, horecabazen, onroerend goed tycoons, zeveraars, zielenknijpers, gele hesjes en alle hier nog niet genoemden die het woord ‘narratief’ in hun dagelijks vocabulaire hebben opgenomen, een enorme boost heeft gegeven.
Wat was het geval? De beroemde dominee ontketende met de publicatie van zijn cyclus een nogal hevige polemiek in protestantse kring. Tot zover niets nieuws. Het is goed gebruik in deze kringen om iedere vermeende afwijking van de officiële leer aan de kaak te stellen en vervolgens te verketteren. Zo ook dominee Ter Linden. Dat heeft de verkoop van zijn werken nooit in de weg gestaan. Integendeel. Inmiddels zijn er meer dan een half miljoen exemplaren van zijn cyclus in omloop. Elma Drayer beschrijft het fenomeen Ter Linden in Trouw (29 juni 2006) uitvoerig. Volgens één van diens meer filosofisch ingestelde collega’s speelt “de serie in op het postmoderne levensgevoel: je hoeft niet meer naar de kerk, je hebt je eigen preek op het nachtkastje liggen. Maar wat is het vervolg? Blijft het bij mooie verhalen lezen en levenswijsheden opdoen? Of raken mensen door Ter Linden werkelijk geïnteresseerd in de Bijbel?”
Hier raakt de spreker aan de kern van het vraagstuk: is een enigszins smakelijk verpakte retorische boodschap méér dan balsem voor de ziel van de zelfgenoegzame burger die vooral niet geconfronteerd wil worden met stellig geponeerde en beargumenteerde opvattingen die hem dwingen na te denken? Ter Linden bedient zich van een stijlfiguur die door Sijbolt Noorda, theoloog en oud-voorzitter van het college van bestuur van de UvA (en ook van de begeleidingscommissie voor de Nieuwe Bijbelvertaling), wordt getypeerd als “het uitgestorven genre van de ‘narratieve preek’ dat nu nieuw leven wordt ingeblazen.”
Wat was dat uitgestorven genre dan wel? Op die vraag probeert de wetenschap een antwoord te zoeken en heeft daarvoor de narratieve psychologie uitgevonden. Volgens deze tak van wetenschap gebeurt het menselijk denken, interpreteren, voorstellingen maken, en het maken van morele keuzes in verhaalstructuren. Mensen zouden zin en betekenis ontlenen aan het doorgeven van hun belevenissen in de vorm van vertellingen. Tot zover niets aan de hand.
Het narratief als truc…
Wat echter buiten de psychologie een enorme vlucht heeft genomen is het dagelijks gebruik van het geconstrueerde verhaal als rechtvaardiging voor een eveneens geconstrueerde identiteit. Ook dat is niet zo bijzonder. Waar echter werkelijkheid en fictie niet meer van elkaar te onderscheiden zijn, wordt het oppassen geblazen. Vooral wanneer het gebezigde narratief moet dienen om de eigen identiteit op te leuken. Zo ontstaat een ogenschijnlijk coherent betoog dat niet alleen de toehoorders moet impressioneren maar ook de verteller zelf moet laten geloven in zijn nieuwe identiteit. Het narratief over diens verleden helpt daarbij. Het is niet voor het eerst dat een dictator deze truc opzichtig, maar met succes toepast. Daar zitten we mooi mee.
Steve Austen:
Waar werkelijkheid en fictie niet meer van elkaar te onderscheiden zijn, wordt het oppassen geblazen.“We moderniseren onze aanpak,” zegt een woordvoerder van het ministerie van Economische zaken. ‘Holland’ wordt in de ban gedaan, voortaan is het ‘The Netherlands’. De hoop is dat het merk ‘The Netherlands’ een nieuwe impuls geeft aan “export, toerisme, sport en de Nederlandse cultuur, normen en waarden.” Doelstelling: “We willen Nederland profileren als open, vindingrijk en inclusief land.”
…en als valkuil
Als je daar dan ook nog zelf in gaat geloven ligt ontmaskering op de loer. Wie herinnert zich niet de ophef toen het Duitse weekblad Der Spiegel ons nationale narratief aan gruzelementen sloeg. Weg was ons zelfbeeld van tolerant, vooruitstrevend gidsland. ‘Hollanders zijn op klompen door tulpenvelden lopende kaasboeren die in hun vrije tijd diamanten slijpen en daarbij een gezellig stickie roken,’ zo ongeveer luidde de samenvatting van dat artikel. Het platte imago dat Nederland zélf de wereld instuurde is voornamelijk te danken aan de 18e– en 19e-eeuwse clichés die wijzelf al jarenlang in het buitenland dumpen. Voor deze systematische debiliseringcampagne werd geen middel geschuwd. De ‘Hollandse kaasmeisjes’ waren niet aan te slepen.
Soms werd er speciaal een orgelman of een haringkar ingevlogen. Maar dan moest het wel gaan om een zaak van levensbelang.
Nu is dan eindelijk het besef doorgedrongen dat het middel erger is dan de kwaal. Een beetje laat, maar ach: het tulpenlogo van de Holland-branding in de prullenbak en klaar is Kees. Met een beetje geluk hebben we het gefikst vóór het Songfestival. “Drie avonden telkens 180 miljoen kijkers, dat is een waanzinnige kans voor communicatie en marketing”, zei Carolien Gehrels op de Utrechtse communicatievakdag. Het construeren van een nieuwe identiteit was nog nooit zo eenvoudig.
Op naar het nieuwe narratief!