Selecteer een pagina

De hype voorbij, nu de praktijk

Algemeen
Nieuwe internettechnologieën komen en gaan. Dat is boeiend, maar vooral lastig, want van tevoren is moeilijk in te schatten welke toepassingen het overleven en welke niet. Zo lijkt SecondLife steeds meer op een spookstad, en werkt praktisch niemand meer met WordPerfect, maar zijn toepassingen als de sociale netwerkwebsite Hyves of de zoek­machine Google al bijna niet meer weg te denken.
Nu sociale netwerken op internet (de zogenaamde Web 2.0 toepassingen) als FlickR, Hyves, YouTube zichzelf grotendeels bewezen hebben, is er steeds meer behoefte aan de praktische toepassingen voor musea en andere erfgoedinstellingen op dit gebied. Het is interessant om bijvoorbeeld sociale netwerken in te zetten, maar hoe voorkom je dat het losse flodders worden? Hoe zorg je voor een goede strategie, zodat bestaande en nieuwe activiteiten elkaar versterken? Wat kunnen we leren van de huidige organisaties die met deze toepassingen aan de slag zijn gegaan? Wat hebben zij geleerd?


Musea en andere culturele instellingen hebben het afgelopen jaar vele mogelijkheden gehad om voorbeelden tot zich te nemen. Nadat de FlickR the Commons bijeenkomst (door Nationaal Archief), het Museumcongres (Museumvereniging), de bijeenkomst Inspiratie voor innovatie (Erfgoed Nederland/TNO) en Walled Garden (Virtueel Platform) en andere bijeenkomsten Web 2.0 in mindere of meerdere mate onder de loep hebben genomen kan niemand in het culturele veld om deze term heen. Koudwatervrees rondom het gebruik van deze toepassingen is met de verschillende bijeenkomsten behoorlijk afgenomen. Toch wordt het internet nog steeds niet overladen met Web 2.0 initiatieven uit de culturele
sector.

Pilotproject

Erfgoed Nederland heeft het Fries Museum en het Keramiekmuseum Princessehof gevraagd deel te nemen aan een pilot in het kader van het traject Musea en e-cultuur. Wat zijn nu de ontwikkelingen die een museumorganisatie doormaakt tijdens de groei naar een museum 2.0-concept? Waar liggen de knelpunten? En welke competenties moeten ontwikkeld worden die horen bij een ‘museum 2.0’?.
Op de blog die het museum bijhoudt over dit leerproces (http://friesemusea20.blogspot.com) schrijft Wilbert Helmus (Hoofd Collectie en Kennismanagement) dat het museum ook een visie nodig heeft op het gebruik van deze tools. Wanneer gebruik je welk instrument voor welke boodschap en voor welk publiek? De pilot is op het moment van schrijven van dit artikel halverwege, maar er zijn al een aantal leerpunten te noemen:
–    gebruik een klein, overzichtelijk project als proeftuin
–    neem de mogelijkheden serieus
–    benoem het nadenken over nieuwe media als stap in het projectplan
–    denk na over de inzet van tools voor, tijdens en na afloop van een project.

Volgens het laatste onderzoek naar ICT-gebruik in musea1 zijn musea in de afgelopen jaren weliswaar meer belang gaan hechten aan ICT-toepassingen, maar zijn ze nog op zoek naar een goede aanpak. Museumprofessionals zullen dus niet alleen op de hoogte moeten zijn van digitale en technologische ontwikkelingen, maar moeten deze ook creatief durven vertalen naar mogelijkheden voor hun eigen organisatie.
Om deze vertaalslag te kunnen maken heeft Erfgoed Nederland het afgelopen jaar trainingen uitgezet zoals E-marketing (met ICM Opleidingen en training) en Crossmediaal denken (met de MediaAcademie) voor musea, om juist met dit onderwerp concreet aan de slag te laten gaan. Bij E-marketing wordt er een concreet plan gemaakt en bij Crossmediaal denken wordt een aantal concepten bedacht. Een belangrijke uitkomst van deze trainingen is dat de trainees voordat ze beginnen eerst kijken naar de eigen missie, visie en doelstellingen van de organisatie.

Als u deze mogelijkheden kent, welke keuzes maakt u dan? Zet u uw commentaar op blogs of gaat u een eigen netwerksite beheren? Hoeveel tijd of geld heeft uw organisatie om hieraan te besteden?
Nina Simon (zie ook pagina 14)  zette het in een mooi overzicht: wat kunt u in een week met web 2.0 doen? (Zie illustratie onderaan deze pagina.)

Eigen netwerk of niet?
Een vraag die bij een organisatie al snel opkomt is: ‘Wat past wat betreft Web 2.0 het best bij de visie en doelstellingen van mijn organisatie: het creëren van een eigen netwerk of participeren in netwerken?
Museum De Paviljoens te Almere heeft gekozen voor een eigen netwerk. Het Maritiem Museum te Rotterdam is juist aanwezig op verschillende sociale netwerkwebsites, zoals FlickR, You Tube en Hyves. De Paviljoens creëerde een eigen netwerkwebsite (www.depaviljoens.nl) om bezoekers te informeren over activiteiten en programmering met de mogelijkheid om een eigen profiel aan te maken. Hiermee wordt niet alleen het fysieke netwerk van Museum De Paviljoens zichtbaar, bezoekers en exposanten kunnen ook zelf bijdragen aan de inhoud door hun kennis en interesse actief met elkaar én met De Paviljoens te delen. Met een eigen profiel op de site kun je bijvoorbeeld je mening geven over de laatste aanwinst in de collectie, mensen tippen over een boeiende tentoonstelling, vrienden uitnodigen voor een dagtocht landschapskunst of een date in het museum. Dit is uniek voor een museale instelling. De Paviljoens hebben specifiek gekozen voor het creëren van een platform waar bezoekers naartoe moeten gaan en niet voor de mogelijkheid om een bijdrage te leveren aan andere netwerkwebsites.
Met de opkomst van verschillende ‘sociale netwerk makers’ als Social Go (www.SocialGo­.com) of Ning (www.ning.com) is het zeer eenvoudig een eigen sociaal netwerk op internet op te starten. Hiermee kunt u een duidelijk afgebakende (virtuele) omgeving maken met een selecte groep mensen. Het kan dus voor uw vereniging van vrienden zijn, maar ook uw bezoekers of wellicht alleen uw collega’s.

‘Go where the users are’
Het is echter de vraag of musea en andere culturele instellingen moeten bijdragen aan de wildgroei van sociale netwerken op internet. Er is namelijk een nieuwe trend zichtbaar. Volgens Genevieve Bell (Direct IntellCorporation) heeft een groeiende groep internetters een probleem: alle Web 2.0-diensten vragen veel tijd en aandacht. We bereiken het punt waarop mensen gaan afhaken, omdat ze dat er niet meer tijd in willen steken. Om nog een extra sociaal netwerk staan dus steeds minder mensen te springen.
De weg van het Maritiem Museum lijkt de slimste of zoals Jim Stolze het tijdens de bijeenkomst Crossmediaal denken (Erfgoed Nederland) helder verwoord: ‘Go where the users are’. Zijn advies is om juist op de verschillende netwerkwebsites aanwezig te zijn, mee te lezen (te luisteren) en deel te nemen aan de gesprekken die op dit soort websites worden gevoerd. Dit is ook de boodschap van de Digitaal Erfgoedconferentie 2008: ga naar buiten, zoek uw gebruikers en laat uw database opnemen in de wereldwijde dataspace. Het Maritiem Museum (www.martiemmuseum.nl – onder community) verzamelt bijvoorbeeld de YouTube filmpjes en zet deze op de site. Mogelijk is er al meer over uw organisatie te vinden dan u denkt. Zo hebben webloggers waarschijnlijk al lang over het bezoek aan uw organisatie een stukje geschreven of er een foto of film over gemaakt. Bezoekers van het MoMa kunnen al onofficiële podcasts (Art Mob: http://mod.blogs.com/art_mobs/) down­loaden die kunststudenten zelf hebben gemaakt. Gaat u als organisatie dan deze moge­lijkheden faciliteren, voegt u ze toe aan de ei­gen podcasts, verwijst u ernaar of negeert u het?
De fysieke weg is wat dit betreft niet anders dan de digitale weg: analyseer en bekijk wat uw bezoeker doet en hoe u dit kunt laten aansluiten op de eigen doelstellingen.

Erfgoed Nederland biedt een traject ‘Musea en e-cultuur’ aan dat zich zowel richt op directeuren als op middenmanagement en medewerkers van musea. Kern van dit traject is de vorming van visie op innovatie en de vertaling naar concrete nieuwe digitale producten, (presentatie)vormen en diensten binnen de eigen organisatie.

Auteur: Isjah Koppejan i.koppejan@erfgoednederland.nl
Referenties: 1 ICT gebruik in musea, DEN/NMV, 2008.
468

Reactie verzenden

Share This