Selecteer een pagina

De kracht van een goed concept

Over de ontwikkeling van cultuurclusters

Algemeen
Cultuurclustering, ofwel het fysiek samenbrengen van culturele functies in elkaars nabijheid, is een belangrijke trend geweest de afgelopen jaren. Op veel plaatsen in Nederland is het onderwerp op de agenda gezet, in de slipstream van het denken over de creatieve klasse en haar belang voor de creatieve stad van de 21e eeuw. Nu de trend is afge-zwakt en de donkere wolken van bezuinigingen over het land trekken, is het tijd een tussentijdse balans op te maken. Met welke verwachtingen zijn gemeentes en culturele instellingen gaan clusteren en welke daarvan zijn daadwerkelijk uitgekomen? Welke lessen kunnen we eruit leren?

Hoewel steden zich al sinds begin jaren negentig op de citymarketing storten, heeft de aandacht voor de creatieve klasse sinds begin 2000 een vlucht genomen. De gedachte hierbij is dat een goed en divers aanbod aan culturele voorzieningen een stad een competitief voordeel geeft ten opzichte van andere steden in de strijd om creatieve en hoger opgeleide burgers. ‘Werken volgt wonen’ is hierbij het belangrijkste adagium: de stad met de grootste creatieve klasse trekt de meeste innovatieve bedrijvigheid en heeft daardoor zicht op de beste economische prestaties. Een zichzelf versterkende cirkel!

Cultuur(clustering) en stedelijke ontwikkeling
Vanuit deze gedachte zijn vele steden hun culturele voorzieningen de afgelopen jaren gaan opwaarderen met nieuwe theaters, nieuwe musea of nieuwe culturele centra. De creatie van het museumpark in Rotterdam begin jaren negentig vormt een symbolisch startpunt van deze nieuwbouw- en clustertrend. Een andere icoon van het eerst uur is ongetwijfeld de Westergasfabriek in Amsterdam die, geïnspireerd door de herontwikkeling van industrieel erfgoed in het Ruhrgebied, is herontwikkeld tot de culturele hotspot die we nu kennen. Een mooi en kleinschaliger voorbeeld is de Verkadefabriek in Den Bosch, waar op een goede en uitgebalanceerde manier film, theater, horeca en artistieke productie zijn samengebracht. Een kritieke succesfactor bij deze succesvolle voorbeelden is het hebben van voldoende kritische massa, dus voldoende potentiële bezoekers in de nabijheid. Een sterke inhoudelijke trekker, die als eigenaar van het idee in staat is om het te vertalen naar een haalbaar plan en concrete actie, is eveneens cruciaal. Belangrijkste element in de ontwikkeling van een cluster is echter het inhoudelijk concept: passen de functies goed bij elkaar en zijn ze in staat elkaar te versterken en vormt het cluster een goed geheel, ondersteund door een sterke horeca en andere publieke functies? Het benutten van industrieel erfgoed kan bijdragen aan de kracht en uitstraling van het concept: een mooi samenspel van vorm en inhoud.

Internationale voorbeelden
Nederland is niet uniek met z’n nieuwe cultuurclusters. Ook in andere Europese steden wordt er sinds begin jaren negentig flink geclusterd. De Kulturbrauerei in Berlijn, waar culturele productiefuncties worden gecombineerd met uitgaan en entertainment, geldt al enige tijd als goed voorbeeld van herontwikkeling van industrieel erfgoed met culturele functies. Le 104 Centquatre in Parijs is een voormalig mortuarium in het noorden van Parijs, dat is ontwikkeld tot locatie voor culturele en creatieve evenementen waar ook ateliers en werkplaatsen zijn gevestigd. Hiervan is bekend dat het nog niet heel erg wil vlotten om deze openbare productieplek tot leven te laten komen en een spin off te genereren voor de omliggende wijk. Het Madrileense Matadero is eveneens nog volop in ontwikkeling: een oud slachthuis met werkplaatsen, galeries, een museum, een theater en geschikt voor grootschalige culturele evenementen. Allemaal oude industriële, min of meer afgesloten gebieden die een culturele en creatieve functie krijgen, met het doel om enerzijds de kunsten een nieuw platform te geven en anderzijds een spin off richting de wijk te genereren. Al deze gebieden ademen een authentieke en bruisende sfeer, maar het daadwerkelijke effect op de kunsten of de omliggende wijken is nog moeilijk meetbaar.

Een te grote broek
In het kielzog van deze, soms iconische, projecten zijn in Nederland veel kleinere gemeentes begonnen met het herhuisvesten en clusteren van hun, vooral sociaal-culturele voorzieningen zoals muziekscholen, verenigingen en bibliotheken. Meestal ter vervanging van het vorige sociaal-culturele centrum en gevuld met de hele lokale culturele infrastructuur om zo de nieuwbouw te kunnen rechtvaardigen. Opvallend vaak wordt ervoor gekozen om het cluster te voorzien van een opgewaardeerde versie van het lokale theater met een groter aantal stoelen, betere technische voorzieningen en (als gevolg) een verschuiving van het aanbod. Naast het faciliteren van lokale amateurverenigingen wordt er een (semi-)professionele programmering aangeboden. Dit leidt vaak tot hogere programmeringkosten die maar moeilijk terug te verdienen zijn. Samen met de eveneens hoger uitgevallen huisvestingskosten leidt dit tot hoge tekorten voor die gemeentes. Er zijn diverse voorbeelden van cultuurclusters in kleine gemeentes die net een fractie te ambitieus zijn uitgevallen. Het verzorgingsgebied van de culturele functies is te klein om een opwaardering te rechtvaardigen en vaak is ook het nieuwe jasje net iets te duur voor de lokale verenigingen die erin zijn gevestigd.

Naast het argument van economische groei via de creatieve klasse wordt vaak het bereiken van synergie genoemd als onderbouwing voor clustering. Het zou daarbij vooral om inhoudelijke synergie moet gaan: een cultuurcluster moet meer zijn dan een bedrijfsverzamelgebouw. De gedachte die hierachter schuilgaat, is dat het fysiek bij elkaar huisvesten van partijen de samenwerking en kruisbestuiving bevordert, wat tot meer creatieve output leidt. Uit verschillende voorbeelden van samenwerking blijkt dat er weliswaar een positieve relatie is tussen nabijheid en samenwerking, maar dat het fysiek clusteren een voldoende noch noodzakelijke voorwaarde hiervoor is. Samenwerking is een kwestie van ontmoeting en chemie. Als het persoonlijk en inhoudelijk klikt tussen kunstenaars of directeuren van instellingen dan maakt het niet uit of er een paar kilometers tussen hun kantoren of ateliers zit.

Wordt er dan toch een besluit genomen tot clustering, zorg er dan voor dat de instellingen op één lijn zitten. Zet culturele instellingen met elkaar aan tafel en ga gezamenlijk met ze op zoek naar een sterk inhoudelijk concept. Dit leidt tot een beter doordachte basis en daarnaast tot een nadere onderlinge kennismaking, met een grotere kans op samenwerking. Wat niet werkt, is het topdown afdwingen van samenwerking binnen een cluster, zonder aandacht te besteden aan dit proces. Helaas is dit bij een hoop clusters zo gegaan.
De echt unieke voordelen van fysieke clustering lijken beperkt. Het voorzien in nieuwe huisvesting voor een aantal culturele instellingen is in de meeste gevallen goedkoper dan nieuwe huisvesting voor de instellingen afzonderlijk. Daar staat echter tegenover dat de kosten van de nieuwbouw (kapitaallasten, gebouwgebonden exploitatielasten) vaak aanzienlijk hoger zijn dan de kosten van de oude huisvesting, omdat kleine instellingen een te grote broek aantrekken.

Vaak is bij clustering wel sprake van een bepaalde mate van publiekssynergie, waardoor er een spin off kan zijn van bezoekers aan een instelling (de muziekschool) richting de andere (de bibliotheek). De mate waarin dit optreedt, is overigens ook afhankelijk van het concept: passen de functies bij elkaar, wordt het voldoende ondersteund door een goede horeca? Kortom: is het een aangename plek voor bezoekers om te vertoeven en van het aanbod te genieten?

Fusie als vorm van verregaande clustering
Er is een aantal interessante voorbeelden te noemen waarin een volledig nieuwe organisatie is ontstaan door de clustering van instellingen. Een bekende is CODA in Apeldoorn; een samenvoeging van de bibliotheek, museum en archief. Bijzonder aan CODA is dat er niet meer gewerkt wordt vanuit de individuele functies, maar vanuit de informatiebehoefte van de bezoeker. Aanvankelijk werd CODA vooral genoemd als voorbeeld van hoe het vooral niet moest, maar langzamerhand worden de geluiden positiever. Hieruit valt in ieder geval te leren dat we niet te snel moeten oordelen, zeker niet als er een volledig nieuw concept wordt gecreëerd. Een ander voorbeeld is Schunck* in Heerlen. Aanvankelijk een clustering van een museum voor hedendaagse kunst, een centrum voor architectuur en stedenbouw, een bibliotheek en een muziekschool in het Glaspaleis in Heerlen. Recent zijn deze losse organisaties gefuseerd tot een, zoals zij het zelf uitdrukken, ‘nieuw soort multidisciplinaire culturele instelling, gespecialiseerd in Moderniteit en Urban-Culture in de internationale hedendaagse kunst en cultuur’. Een nieuw concept, met als doel meer aandacht te geven aan cross-overs tussen de diverse disciplines. Een voorbeeld om in de gaten te houden.

Een blik op wat er wel en niet komen gaat?
De afgelopen jaren zijn er verschillende clusters gerealiseerd en er staan, ondanks het zware weer waar cultuur zich in bevindt, nog enkele op de planning. Zo worden in Dordrecht de laatste voorbereidingen getroffen voor de bouw van het Energiehuis, waarin onder andere poppodium Bibelot en een zaal voor Schouwburg Kunstmin worden geclusterd. Doel is facilitaire en inhoudelijke synergie, maar ook een impuls te geven aan de gebiedsontwikkeling aldaar. In Tilburg wordt nagedacht over de realisatie van een cultuurcluster in de Spoorzone. Dit cluster moet een artistiek makersprofiel krijgen, met onder andere instellingen als Station Zuid en Het Zuidelijk Toneel. De vorming van dit cluster is, gezien de economische en politieke situatie, echter nog ver weg. Een van de meest in het oog springende clusters wordt gerealiseerd in Groningen. Het Groninger-forum; een cluster van bibliotheek, een dépendance van het Groninger Museum en een filmhuis in een hypermoderne icoon. Niet ter verlevendiging van een industrieterrein, maar midden in het levendige hart van Groningen. Het is interessant om in de gaten te houden hoe deze projecten zich gaan ontwikkelen en welke gevolgen de aanstaande bezuinigingen zullen hebben.

Eerst een concept en dan de rest…
Terugkijkend lijkt het erop dat clusters met een goede inhoudelijke basis het meest succesvol zijn geweest. Dus bedacht en ontwikkeld vanuit culturele instellingen en gerealiseerd onder leiding van een sterke trekker. De kans op succes is gering als gemeentes of ontwikkelaars instellingen onder druk zetten om gezamenlijk synergie te bereiken. Ook de ambitie om kosten te besparen door middel van gezamenlijke huisvesting is tot dusver een illusie gebleken. Aanzienlijk hogere huisvestingslasten, toegenomen activiteitenlasten en tegenvallende synergievoordelen leiden doorgaans tot een stevige toename van de subsidiebehoefte. Groter is niet altijd beter; houd het klein, overzichtelijk en vooral passend!

Hoewel elke situatie anders is, lijkt een goed recept voor succes te bestaan uit een goed doordacht en gedragen concept, afgestemd op het verzorgingsgebied en de lokale financiële kaders. Maar laten we vooral blijven observeren hoe het de clusters in Nederland vergaat. Veel clusters zijn nog maar net gerealiseerd en andere komen er nog bij. De aangekondigde bezuinigingen zullen de clustertrend voorlopig even afzwakken, maar mogelijk dat goede concepten dan eerder komen bovendrijven.

Auteur: Bart van de Laak Hij is adviseur kunst, cultuur en stedelijke ontwikkeling bij lagroup en bestuurslid bij Stichting Bibelot in Dordrecht. Hij is regelmatig betrokken bij de conceptontwikkeling en planvorming voor cultuurclusters en andere culturele functies in Nederland (BartvandeLaak@LAgroup.nl).
468

Reactie verzenden

Share This