Selecteer een pagina

De kunst van het ondernemen?

Kunstenaars en de mythe van het subsidie-infuus

Algemeen
Quiz: Voor wie zijn de volgende vragen bedoeld? Hoeveel geschatte uren werkgelegenheid levert je project op? Welke risicofactoren zijn er in je project aanwezig?

 

Welke voorzorgsmaatregelen zijn hiervoor getroffen? Wat is het onderscheid tussen beleidsmatige/ toezichthoudende taken anderzijds en uitvoerende/ondersteunende taken  anderzijds? Maakt je instelling regelmatig een analyse van het bestaande besturingsmodel? Stuur mee:  organogram, meerjarenbeleidsplan en organisatiebegroting van het lopend boekjaar. Wie denkt dat dit de vragen zijn van een investeringsbank voor het verstrekken van een bedrijfslening komt bedrogen uit: dit zijn vragen van fondsen aan kunstenaars die een subsidie willen aanvragen voor hun artistieke project.

De term ‘subsidie-infuus’, indertijd bedacht
door Halbe Zijlstra, staatssecretaris van OCW in
het vorige kabinet, wekt de indruk dat kunstenaars
nauwelijks iets hoeven doen om min of
meer vanzelfsprekend de subsidiegeldstromen
te incasseren. Hij plaatste daarmee kunstenaars
en instellingen die met subsidie hun activiteiten
willen uitvoeren, lijnrecht tegenover degenen
die zich opstellen als ondernemer, zoals hij
liever zag. Zijlstra heeft daarmee een volslagen
vertekend beeld uitgedragen van het proces van
subsidieaanvragen en kreeg daarmee veel bijval.
In mijn jarenlange praktijk van fondsenwerving
is het subsidie-infuus vanzelfsprekend
noch gemakkelijk te verwerven. Een kunstenaar
die fondsen zoekt voor zijn project wordt
geconfronteerd met een groot aantal vragen,
waarvan slechts een deel betrekking heeft op
het artistieke product zelf. Het merendeel van
het plan gaat niet over kunst, maarondernemerschap!
Een aanvraag moet tegenwoordig informatie
bevatten over wie je bent, wat je drijft, wat je wil
bereiken, hoe je initiatief zich onderscheidt van
andere initiatieven. Marketingdoelen, doelgroepen
en strategiën zijn eveneens vast onderdeel.
Je moet daarnaast een goed beeld hebben wat
dit project betekent voor je eigen ontwikkeling,
die van je discipline en hoe het bijdraagt aan
de pluriformiteit van het kunstenaanbod
in de stad en/of Nederland. Is je begroting
daarnaast wel realistisch en evenwichtig, is je
financiële draagvlak breed gedifferentieerd
en voldoet het percentage eigen inkomsten
aan het vereiste minimum? Wat zijn de totale
kosten per voorstelling en per bezoeker, wat
zijn de marketingkosten per bezoeker, blijft de
overhead binnen het maximaal toelaatbare
percentage?
Ondernemersplan vol paradoxen
Al deze vragen maken duidelijk wat een
subsidieaanvraag
werkelijk is tegenwoordig: niet
minder dan een compleet ondernemersplan.
Een kunstenaar of culturele instelling die niet
als ondernemer denkt, maakt geen schijn van
kans op het toekenning van subsidie. Dat deze
ontwikkeling met instemming wordt begroet
blijkt uit de reacties. Kunsteconoom Pim van
Klink noemt het feit dat subsidies worden
verdeeld op basis van artistieke prestaties en
niet op basis van de prestaties als ondernemer,
een perverse prikkel (zie Links). Roy Cremers,
oprichter van het veelgeprezen crowdfundingplatform
Voordekunst, zegt het zo: ‘’Wie zich
wil presenteren op Voordekunst moet denken
als een ondernemer. Wij selecteren niet zozeer
op artistieke kwaliteit, maar op de haalbaarheid
van het plan.”
Deze ontwikkeling bevat twee paradoxen.
De eerste paradox is dat als publieksaantallen
meer doorslag geven dan het artistieke
product, het wezen van kunst waarvoor subsidie
bedoeld is juist wordt aangetast. Kunst is geen
entertainment maar moet schuren en wringen,
prikkelende en wellicht onaangename vragen
stellen en ondenkbare mogelijkheden onderzoeken.
Zoals toneelschrijver Daan Windhorst
het verwoordt: ‘’De taak van kunst is niet om
zo veel mogelijk mensen te vermaken. Als dat
wel zo zou zijn, dan zouden we subsidie zonder
moeite af kunnen schaffen. (…) Het is (…) veel
belangrijker dat de inhoud van kunst waardevol
is, dan dat de zaal vol zit.‘’ Het ondernemerschap,
voorwaarde voor subsidieverstrekking,
brengt dus het risico met zich mee dat het de
aanleiding om subsidie te verschaffen – namelijk
belangwekkende initiatieven te stimuleren waar
onvoldoende markt voor is – onderuit haalt.

De andere paradox is dat het huidige systeem
van subsidieaanvragen expertise vereist die veel
verder gaat dan het formuleren van een artistiek
plan en bijbehorende drijfveren. De vragen
aan het begin van dit artikel zijn concrete
vragen die onderdeel uitmaken van concrete
subsidieformats. Ook voor een kunstenaar die
denkt als ondernemer is dat geen sinecure.
Een bijscholing als bedrijfskundige lijkt soms
geen overbodige luxe. Dat heeft tot gevolg
dat de subsidie niet alleen rechtstreeks in het
artistieke product wordt geïnvesteerd, maar
ook moet worden gebruikt om expertise in te
huren om een complete aanvraag op te stellen.
Een dergelijke tijd- en geldrovende procedure,
ook voor kleine bedragen (€2.500 als voorbeeld
uit mijn eigen praktijk), waarbij de investering
niet in verhouding staat tot de opbrengst,
lijkt mij juist het tegenovergestelde van goed
ondernemerschap.

 

Auteur: Ineke Smits (1957) studeerde Muziekwetenschappen en Kunstbeleid- en Management in Utrecht. Vanaf 2006 werkt zij als zelfstandig consulent in de culturele sector als fondsenwerver, projectmanager en adviseur bedrijfsvoering (www.inekesmits.nl).

468

Reactie verzenden

Share This