Selecteer een pagina

Partnerpost De maatschappelijke relevantie van de openbare bibliotheek

Beleid, Fondsenwerving, Maatschappij, Marketing, Onderzoek, Organisatie

Over de positieve rol die bibliotheken zouden spelen in de samenleving is veel geschreven. Beleidsmakers en wetenschappers – in wervende missiestatements, beschouwingen en onderzoek – benadrukken de relevantie voor individuele bezoekers en de maatschappij als geheel. De boodschap is onomstreden: de bibliotheek levert een breed palet aan nastreefwaardige maatschappelijke opbrengsten. Als veilige en neutrale plek voor ontmoeting en gemeenschapsactiviteiten draagt ze bij aan het slaan van culturele bruggen en sociale cohesie. Met kennis en informatie maakt ze burgers zelfredzaam en stimuleert ze actieve participatie op de arbeidsmarkt en in het democratische proces. Door educatieve activiteiten stimuleert zij een ‘leven lang leren’ en een florerende kenniseconomie. En als culturele publiekstrekker weet zij wijken en winkelcentra een culturele en economische ‘boost’ te geven.

Overtuigende woorden, maar buiten het bibliotheekvak worden die al lang niet meer als vanzelfsprekend voor waar aangenomen. Verregaande digitalisering, verschuivende bezoekersvoorkeuren en veranderende verwachtingspatronen roepen belangrijke vragen op over de rol die bibliotheken nog vervullen in de maatschappij. Wat gebeurt er als de verschuiving van print naar digitaal doorzet? Willen mensen dan nog wel boeken lenen? En hebben ze de bibliotheek dan nog nodig om informatie te zoeken? Voeg daar de bezuinigingen als gevolg van de economische recessie aan toe en het wordt heel begrijpelijk dat bibliotheken, net als andere culturele instellingen, niet meer ontsnappen aan de groeiende vraag om verantwoording en legitimering. Steeds vaker wordt dan ook de vraag gesteld: wat krijgt de gemeenschap eigenlijk terug voor alle euro’s belastinggeld die in de bibliotheek worden geïnvesteerd?

Evidence base

Met mooie statements als antwoord op die legitimiteitsvraag komen bibliotheken al lang niet meer weg. Er is behoefte aan een stevige evidence base en een beter inzicht in de maatschappelijke relevantie. Voor lange tijd steunde de bewijsvoering van bibliotheken vooral op traditionele statistieken: het aantal geregistreerde leden, het aantal uitgeleende boeken en de omvang van de collectie. Iedereen is het er echter over eens dat die statistieken onvoldoende zeggen over de rol die de bibliotheek in de samenleving speelt. Die rol is veel breder dan het uitlenen van boeken en output-gegevens (producten en diensten, uitgedrukt in aantallen en bereik) zeggen maar weinig over maatschappelijk effect. Natuurlijk kan het geen kwaad om aantallen leden, uitleningen en bezoeken te kunnen tonen. Maar dat een boek is geleend, wil niet zeggen dat het ook is gelezen en dat het de lezer ook iets heeft gebracht. Kijkt die anders tegen de wereld aan? Heeft die iets bijgeleerd? Waar het écht om gaat, zijn de outcomes van de bibliotheek: de opbrengsten van bibliotheekdiensten, oftewel de verandering die teweeg wordt gebracht op het leven van bezoekers of op de gemeenschap als geheel.

Onderzoek naar opbrengsten en effecten

Vanuit de wens de maatschappelijke betekenis van bibliotheken beter zichtbaar te maken, doen bibliotheken een groeiend beroep op onderzoekers en economen voor het in kaart brengen en berekenen van de toegevoegde waarde. Op basis van die onderzoeken kunnen we concluderen dat Nederlandse bibliotheken over het algemeen een hoge waardering genieten. Wat daarbij wél opvalt, is dat de meeste mensen de bibliotheek veel belangrijker vinden voor andere mensen in de samenleving dan voor zichzelf. Kijken we specifiek naar de verschillende domeinen binnen het dagelijks leven waarbinnen de bibliotheek van profijt kan zijn, dan blijkt hoe beeldbepalend het (uit) lenen van boeken in Nederland nog steeds is. Het uitlenen stelt alle andere diensten in de schaduw, wat zich uitdrukt in een dominantie van de affectieve waarde: het genot en plezier dat men ontleent aan het (fictie)lezen. Dit betekent niet dat opbrengsten op sociaal, cultureel, educatief en economisch vlak onbetekenend zijn; wel dat ze veel lager in de hiërarchie staan.[1] Ondanks de verbreding van taken, profilering en positionering heeft het Nederlandse publiek dus kennelijk toch nog steeds een vrij eenzijdige opvatting van het profijt dat bibliotheken dienen. Dat is niet in elk land zo. Een vergelijking met Finland, Zuid-Korea en de VS laat zien dat bibliotheekbezoekers in deze landen (en in mindere mate Noorwegen) een veel breder palet aan opbrengsten ervaren dan in Nederland. Bijvoorbeeld op het gebied van educatie, culturele activiteiten en hulp bij het vinden van werk.[2]

Toch zijn er ook studies die het beeld van de brede maatschappelijke bibliotheek beter ondersteunen. Zo blijkt uit verschillende educatieve monitors dat deelnemers aan bibliotheekprogramma’s op het gebied van laaggeletterdheid en digitale vaardigheden binnen diverse aspecten van hun dagelijks leven baat hebben bij de bibliotheek. Zij boeken verbeteringen in hun kennis en vaardigheden, ervaren een toename in hun zelfvertrouwen, doen nieuwe sociale contacten op, kunnen beter informatie vinden en zijn beter in staat om praktische zaken te regelen zoals het maken van een afspraak met huisarts of het vinden van werk.[3] Uit onderzoek van de Universiteit van Leiden blijkt daarnaast dat leesbevorderingsprogramma’s door bibliotheken voor kinderen tot en met vier jaar (‘Boekstart’) en voor kinderen van vier tot twaalf jaar (‘de Bibliotheek op school’) positieve effecten teweeg brengen op lees- en taalvaardigheid.[4]

Economische benadering

Bij de legitimering van cultuurbeleid is ook de economische waardebepaling de afgelopen jaren een belangrijke rol gaan spelen. Door de zware en continuerende economische druk op de budgetten groeit niet alleen de behoefte om de maatschappelijke relevantie van instellingen beter te onderbouwen met bewijzen, maar ook om deze uit te drukken in termen van geld. Met zo’n aanpak wil men vaak laten zien dat de initiële onkosten die met een instelling gemoeid zijn een waardevolle investering zijn en dat subsidievermindering dus een economisch onverstandige keuze is. Ook bibliotheken gaan mee in deze trend en doen in toenemende mate een beroep op ‘maatschappelijke kosten-batenanalysen’ en ‘return on investment’-studies om het totaal aan positieve maatschappelijke effecten om te rekenen in een geldwaarde. Die studies baseren zich op verschillende benaderingen en calculaties van waarde en impact. Waarde wordt bijvoorbeeld bepaald op basis van het financiële offer dat mensen moeten maken voor een bibliotheekbezoek (bijvoorbeeld in termen van tijd en reiskosten), of op de bereidheid van mensen om voor (het voortbestaan van) hun bibliotheek te betalen. Sommige impactonderzoeken brengen op basis van ruwe schattingen en rekenformules de geldstromen in kaart die de bibliotheek in een lokale economie op gang brengt met de aankoop van goederen en diensten, door het verschaffen van werkgelegenheid en door het imago van steden of wijken op te krikken. De meer indirecte effecten worden vaak bij die totaalsom opgeteld. Denk aan de positieve invloed van bibliotheken als ‘kennishub’ op de productiviteit en het innovatie- en concurrentievermogen van een gemeenschap, het tegengaan van werkloosheid met geletterdheidsprogramma’s en de besparingen op sociale zekerheid en zorg door het voorkomen van eenzaamheid onder ouderen. Wat opvalt in deze studies is dat de ratio waar men toe komt altijd de positieve kant uit slaat: elke in de bibliotheek geïnvesteerde euro (of andere geldeenheid) levert de samenleving een return op van minstens het drievoudige. Geen wonder dus dat ze gretig worden gebruikt voor lobby en communicatie. Maar er zijn ook critici die kanttekeningen plaatsen bij deze economische benadering. Zij waarschuwen voor de methodologische valkuilen waarmee de complexe berekeningen gepaard gaan en uiten hun zorgen om een vernauwing van de betekenis van cultuur naar het economische domein.[5]

Wees kritisch

Het aantal initiatieven om maatschappelijke opbrengsten te meten en monetariseren groeit en daarmee ook de kennis over de relevantie van bibliotheken. Die kennis helpt bibliotheken om het verhaal aan de buitenwereld beter te vertellen en onderbouwen. En dat is noodzakelijk in het huidige economische klimaat, waarin de legitimering en verantwoording van cultuurbeleid steeds belangrijker wordt.

Vanuit een bestuurlijk oogpunt dient het vergaren van deze kennis ook een belangrijk ander doel, namelijk de kwaliteitsverbetering van beleid en activiteiten. Een beter inzicht in opbrengsten en toegevoegde waarde helpt bibliotheken in het onderbouwen van investeringskeuzen en het optimaliseren van beleid. Dergelijk onderzoek zou dan ook – in tegenstelling tot wat nu vaak gebeurt – niet alleen moeten dienen voor het veiligstellen van subsidie maar ook voor het vergroten van de maatschappelijke relevantie. De actuele en urgente wens om te verantwoorden en legitimeren lijkt deze belangrijke functie van onderzoek echter vaak te overschaduwen. Een gevolg is dat kritische reflectie op onderzoeksbevindingen en -methoden maar weinig plaatsvindt en dat vooral de positieve bevindingen uit rapporten worden gepikt voor wervende oneliners of tweets. Dat is jammer, omdat juist die reflectie zo belangrijk is voor de interpretatie van resultaten. Elke vorm van bewijsvoering kent zijn haken en ogen en het is belangrijk om je er van bewust te zijn wat onderzoek wel, maar ook wat het juist niet blootlegt. Zo kunnen effecten worden overschat of juist onderbelicht, omdat deze moeilijk of niet meetbaar zijn. Denk aan zaken als beleving, zingeving en ontplooiing. Die zijn moeilijk te concretiseren en observeren in gedrag. Door onderzoekers, maar ook door de bibliotheekgebruiker zelf. Deze maakt niet altijd een realistische inschatting van het eigen gedrag of houding of is zich bewust van een verandering daar in.

Tegelijkertijd is het ook belangrijk je bewust te zijn van de meer principiële bezwaren van een te grote nadruk op meetbare effecten. Critici waarschuwen voor de valkuil om te veel te focussen op gemakkelijk aantoonbare resultaten en minder meetbare maatregelen juist te vermijden.[6] Een daarmee gepaard gaand gevaar schuilt in de versmalling van het cultuurbegrip, waarbij dat wat niet meetbaar is, ook niet meer van waarde zou zijn. Maar ook het tegenovergestelde kan gebeuren. De zoektocht naar nieuwe legitimaties kan er toe leiden dat het cultuurbegrip zo wordt verbreed dat de cultuursector overvraagd wordt in het realiseren van nieuwe doelen die slechts zijdelings met cultuur te maken hebben. Wanneer die doelen moeilijk of niet waar te maken zijn, kan dit – zeker als andere maatschappelijke instellingen een hoger rendement boeken – juist leiden tot legitimatieverlies. Niet voor niets pleit de Wetenschappelijke raad voor Regeringsbeleid voor terughoudendheid in het sturen op effecten en een herwaardering van het ‘culturele’ binnen het cultuurbeleid.[7]



[1] Marjolein Oomes, De maatschappelijke waarde van openbare bibliotheken in Nederland. Een enquêteonderzoek (Den Haag 2015).

[2] Pertti Vakkari, Svanhild Aabø, Ragnar Audunson, Frank Huysmans, Marjolein Oomes, Sei-Ching Joanna Sin, Nahyun Kwon, ‘Patterns of Perceived Public Library Outcomes in Five Countries’, in: Journal of Documentation (nog te verschijnen).

[3] Next Value Research, Eindrapportage monitor Klik & Tik 2013 (Den Haag 2013); Johanna Kasperkovitz, Monitor bestrijding laaggeletterdheid door bibliotheken (Den Haag 2014).

[4] Heleen van den Berg, From BookStart to BookSmart, about the importance of an early start with parent-child reading (Leiden 2015), ongepubliceerde dissertatie.

Thijs Nielen en Adriana Bus ‘De Bibliotheek op school onder de loep – Leesmotivatie stimuleren‘, in: Jeugd in school en wereld (Leiden 2015).

[5] Zie bijvoorbeeld Patrick De Rynck, Sophie Elkhuizen, Pascal Gielen, Quirijn van den Hoogen, Thijs Lijster en Hanka Otte, De waarde van cultuur. Een onderzoek naar het meetbare en onmeetbare (Groningen 2014).

[6] Patrick De Rynck, Sophie Elkhuizen, Pascal Gielen, Quirijn van den Hoogen, Thijs Lijster en Hanka Otte, De waarde van cultuur. Een onderzoek naar het meetbare en onmeetbare (Groningen 2014).

[7] Erik Schrijvers, Anne-Greet Keizer & Godfried Engbersen (red.), Cultuur herwaarderen (Den Haag 2015).

—–

Mededeling van de uitgever: Dit artikel verschijnt in het themanummer over Burgerschap en Maatschappelijk Rendement. Dit nummer werd speciaal samengesteld in aanloop naar de start van de opleiding MBA Cultuur, Erfgoed en Burgerschap. MMNieuws is mediapartner en publiceert over deze top-opleiding. Download de folder hier!

468

Reactie verzenden

Share This