Selecteer een pagina

De Muzen over twintig jaar

column

Algemeen

Aangezien het algemeen bekend is dat niemand in de toekomst kan kijken, is iedere toekomstvoorspelling gedoemd niet veel meer te zijn dan een bescheiden extrapolatie van de status-quo. Dat hoeft niet oninteressant te zijn, integendeel.
Ik verwacht eigenlijk dat uit de bijdragen in dit nummer blijkt hoe graag de verschillende auteurs willen dat hun activiteiten de komende jaren nóg succesvoller zullen worden dan ze al zijn, vooral omdat ze denken de juiste antwoorden te hebben gevonden op de vragen van deze tijd. Daar is niets mis mee, dat getuigt zou ik zeggen van goed ondernemerschap en dat kunnen we de komende twintig jaar wel gebruiken.
 


Toch zou ik een pleidooi willen houden voor een meer reflectieve benadering. Rituele dansen blijven nodig, zeker in de wereld van de cultuur en de culturele industrie, zeker als je bedenkt dat ons bestaansrecht vooral gelegen is in het in stand houden en exploiteren van illusies.

Als er om der wille van de smeer een trendwatcher of innovatieguru tegenaan gegooid moet worden, zijn wij de eersten die dat snel en tegen een redelijke prijs in orde zullen maken. De nieuwe kleren van de keizer, daar is pas vraag naar in ons tijdsgewricht.

Is dat echt pas iets van de laatste tijd? Ik geloof er niets van. De openbaarmaking en daardoor de democratisering ervan, dat is het enige nieuwe. Daarmee is dan ook de enige werkelijke innovatie van enig belang van de laatste vijftig jaar gedefinieerd: de communicatierevolutie door het wereldwijde web. Voorlopig is deze nog niet tot een eind gekomen, dus zullen we ook in de komende twintig jaar door de ontwikkelingen die de digitalisering nog in petto heeft gestuurd én geleefd worden. Dat is geen al te zonnig vooruitzicht.
De Duitse filosoof Peter Sloterdijk zegt er in de woorden van Cyrille Offermans (De Groene Amsterdammer) het volgende over: ‘De radicale afzondering, in vroeger eeuwen voorwaarde voor het oefenende bestaan, is onmogelijk geworden. Onder moderne condities is het andere uiterste favoriet: een leven waaruit elke verticale spanning is verdwenen, een leven gedicteerd door de massacultuur, die Sloterdijk typeert als kunst zonder ascese, een mengsel van simplificatie, respectloosheid en afkeer van elke normatieve voorstelling van hoogte. Snijdend is in dit verband zijn kritiek op de moderne kunst in het spoor van Duchamp en op het tot niets meer verplichtende, ambitieloze en volstrekt gedesoriënteerde onderwijs. Er is meer reden dan ooit om oude vormen van oefenen, zoals na de overdracht van de kloosters in de schooldiscipline gepraktiseerd in de vroegmoderne tijd, in ere te herstellen en nieuwe vormen uit te vinden’.

Sloterdijk doet hier niets minder dan een oproep om hoogte en diepte te zoeken, volgens het aloude adagium dat er geen toekomst denkbaar is zonder het verleden voortdurend te doordenken en te interpreteren. Niets is nieuw; wat als zodanig gepresenteerd wordt, kan hoogstens gezien worden als een voortzetting met andere middelen van het voorafgaande.

Ik denk dat Sloterdijk gelijk heeft. Zeer binnenkort zullen fenomenen die nu als uiterst ‘cool’ te boek staan geheel verdwenen zijn en andere zullen opduiken. Daar waar hoogte/diepte ontbreekt en slechts vorm wordt aangeboden kan van bestendigheid geen sprake zijn.

Ik houd het er dus maar op dat het concept voor het Nationaal Historisch Museum zoals dat door twee jonge (veertigers?) veelbelovende curatoren wordt aangeboden al verouderd is nog voor dit museum geopend wordt. Met een beetje geluk bereiken we dat feestelijke moment over twintig jaar. Dan zijn de beide jonge honden inmiddels zestig, is hun idee onbegrijpelijke lariekoek uit de oude doos en moet de hele zaak opnieuw doordacht worden.

Wat voor het Nationaal Historisch Museum geldt, geldt voor alle zogenaamde futuristische concepten die vooral met elkaar gemeen hebben dat ze zo heel erg ‘van deze tijd’ zijn. Die houden het dus niet erg lang vol. ‘Deze tijd’ is immers al voorbij wanneer u deze zin gelezen heeft. Zullen we het er op houden dat over twintig jaar vooral initiatieven en bedrijven (nog) succes hebben die investeren in transgenerationele netwerken, complexiteit, materieel en immaterieel cultureel erfgoed en de notie van continuïteit?

Het instituut bij uitstek dat het van deze waarden moet hebben en daarmee al bijna twee duizend jaar succesvol is, is de Rooms-katholieke Kerk. Het is niet voor niets dat paus Benedictus XVI onlangs, na eeuwen van abstinentie, een pleidooi houdt voor een terugkeer van de Kunst in de Kerk (de mode en het design zijn er nooit weggeweest). Deze historische daad kan moeilijk genegeerd worden. De audiëntie van Zijne Heiligheid van enige weken geleden met de internationale wereld van de kunsten kan weliswaar gezien worden als een symbolische daad, maar de betekenis ervan overstijgt het symbolische op nu nog niet in te schatten wijze. Het lijkt er op dat Benedictus Sloterdijk erg goed gelezen heeft.
Nu wij nog, dan zal het er over twintig jaar warempel heel anders uitzien.

Auteur: STEVE AUSTEN is ondernemer, adviseur en publicist (steve@steveausten.nl)
468

Reactie verzenden

Share This