Wie geven er invulling aan de stad van morgen? Het antwoord op die vraag was de laatste jaren veelal de creatieve klasse. Lange tijd was zij het troetelkindje van alle bestuurders – van Rotterdam tot Bourtange – en moest alles in het werk gesteld worden om haar binnen te halen. In de woorden van Reijndorp: Het parochiale domein van die creatieve klasse is met stip het meest gewilde en ook visueel meest dominante domein van iedere stad. De toeristische blik, die het aanzien van steden in de jaren negentig veranderde, is over de hele wereld ingeruild voor de creatieve blik (Reijndorp, 2012, p. 14). Die tijd lijkt echter voorbij.
Wie geven er invulling aan de stad van morgen? Het antwoord op die vraag was de laatste jaren veelal de creatieve klasse. Lange tijd was zij het troetelkindje van alle bestuurders – van Rotterdam tot Bourtange – en moest alles in het werk gesteld worden om haar binnen te halen. In de woorden van Reijndorp: “Het parochiale domein van die creatieve klasse is met stip het meest gewilde en ook visueel meest dominante domein van iedere stad. De ‘toeristische blik’, die het aanzien van steden in de jaren negentig veranderde, is over de hele wereld ingeruild voor de ‘creatieve blik’” (Reijndorp, 2012, p. 14). Die tijd lijkt echter voorbij.
De kritiek van mensen als Reijndorp, die terecht
deze eenzijdige blik op de stad bekritiseren
droeg zeker bij aan deze verandering. Even
belangrijk echter is het feit dat de creatieve
sector, en daarmee ook de vele aanpalende en
ondersteunende bedrijven, hard is geraakt door de
economische crisis en de cultuurbezuinigingen. Dit
betekent echter niet dat de stad nu stil ligt. Sterker
nog, we zien een nieuwe voorhoede opstaan.
Op allerlei terreinen – zoals bijvoorbeeld zorg,
energie, publieke ruimte en ontmoetingsplekken
– zien we ondernemende burgers opstaan, bereid
om maatschappelijke opgaven op te pakken die
traditioneel tot het takenpakket van de staat of
markt hoorden. Bijzonder hieraan is dat deze
initiatieven steeds vaker uitmonden in een
bedrijf. Dit komt enerzijds doordat traditionele
manieren van organiseren en financieren – via
stichtingen en op basis van subsidies – minder
vaak voorhanden zijn. Maar misschien nog wel
belangrijker is dat initiatiefnemers het ook echt
anders (willen) doen. Zij beogen op andere
voorwaarden en onder andere condities sociale,
ecologische, ruimtelijke en economische impact te
genereren. Echter, veel van deze initiatiefnemers
zijn zo druk bezig met hun eigen praktijk, dat ze
niet zien waar ze gezamenlijk voor staan.
We stellen dat het frame van de creatieve
stad, als denkkader en beleidsframe, niet langer
behulpzaam is om te begrijpen en te sturen
wat we in de stad zien gebeuren. Op basis van
onderzoek naar sociaal ondernemerschap in
Rotterdam doen we in dit artikel een aanzet tot
een nieuw frame.
Enterprising communities: wat zijn dat?
Dat we de kiemen van deze nieuwe
ontwikkeling tegenkomen in Rotterdam, is niet
zo vreemd. Rotterdam staat al jaren bekend
als sociaal laboratorium voor sociale en
bestuurlijke vernieuwingen van bovenaf, zoals
de Rotterdamwet. Maar ook van onderop: denk
aan Opzoomeren). Daarnaast is er veel fysieke
(leegstand) en mentale ruimte (‘niet lullen, maar
poetsen’), die nieuwe initiatieven mogelijk maken.
En ten slotte zijn er in onze stad veel ‘denkers met
opgestroopte mouwen’ (Vers Beton, 2013), die
al doende willen begrijpen wat een stad maken
inhoudt.
Het afgelopen jaar hebben we onderzoek
gedaan naar deze opkomende praktijken. We
hebben zo’n veertig praktijken in beeld gebracht
en geprobeerd van een betekeniskader te
voorzien. Gezamenlijk hebben we ze betiteld als
een beweging onder de noemer ‘de Makers van
Rotterdam’. Voor ons vormen zij een nieuwe
maatschappelijke productievorm, naast de
traditionele vormen van de markt, de staat en
het maatschappelijk middenveld. Waar deze
allemaal een stap terugdoen, stappen zij juist
met kracht naar voren. Om te begrijpen wat deze
makers vervolgens representeren hebben we – bij
gebrek aan een goed Nederlands wordt – het
begrip enterprising communities geïntroduceerd.
Onder enterprising communities verstaan wij
gemeenschappen van ondernemende burgers
die met elkaar een bepaald belang of doel delen,
waarin mensen zich vrijwillig en collectief inzetten
voor een goed of een zaak die boven het strikt
particuliere belang uitgaat, en die zich op een
bepaald punt als co-producenten organiseren
op een wijze waarbij zij in wisselende rollen
kunnen verschijnen: als medeburger, vrijwilliger,
professional en/of ondernemer.
We zijn lange tijd gewend gewenst om
dergelijke vorm van initiatief te zien als
vormen van vrijwilligerswerk en/of actief
burgerschap. Daar handelden wij – ambtenaren,
wetenschappers, beleidsmakers, media en ook
de meeste initiatiefnemers – dan ook naar. We
keken voor geld en aandacht naar de overheid,
probeerden het (soms krampachtig) te laten
passen in beleidskaders, vroegen ons af wat
het bijdroeg aan het versterken van de lokale
democratie of het lokale bestuur en bleven het
vooral schattige, aardige, leuke, een tikkeltje
naïeve projecten noemen. Maar met deze nieuwe
praktijken komen we er daarmee niet. We doen ze
tekort en krijgen niet de vinger op de betekenis
die ze voor de stad hebben.
We zien in Rotterdam ook interessante
verbindingen ontstaan tussen de creatieve
industrie en de nieuwe sociale economie.
Enerzijds uit noodzaak, als gevolg van uitgestelde
investeringen (zoals Madein4Havens, met haar
activiteiten rondom de maakindustrie). Anderzijds
vanuit een missie (denk aan ZUS met haar
activiteiten rondom het Hofplein).
Ondernemende burgers zijn in onze optiek
geen topondernemers in de traditionele
betekenis van het woord en zijn in die zin
mogelijk vergelijkbaar met delen van de creatieve
industrie. Het zijn veel meer eigenwijze burgers
– dat wil zeggen, geen brave burgers – en
ondernemers die hun sociaal en cultureel kapitaal
inzetten en zich niet spiegelen aan de markt.
Waar ze een teveel hebben aan enthousiasme,
energie en idealen, ontbreekt het de meesten aan
ondernemerschapskwaliteiten. Dat maakt ze aan
de ene kant kwetsbaar, ook omdat ze veelal geen
groot economisch kapitaal meebrengen. Maar
aan de andere kant zijn het wel de ondernemers
die nieuwe manieren van denken en handelen
ontwikkelen: ondernemende burgers die al
doende invulling geven aan nieuwe frames, zoals
de ‘sociale economie’ of de ‘circulaire economie’.
Het zijn denkers met opgestroopte mouwen.
Wij zien in deze vorm van sociaal
ondernemerschap niet als een gemankeerde
vorm van marktgericht ondernemerschap, maar
vooral als een vorm van sociale innovatie vanuit
de samenleving. Vanuit dit perspectief bezien
zullen we ook met een nieuwe blik naar deze
initiatiefnemers moeten kijken: niet als leuke,
naïeve druktemakers, maar als voorlopers in een
wenselijke en noodzakelijke transitie.
Enterprising communities: wat is de betekenis ervan?
Zoals gezegd, tot enkele jaren geleden wat
het niet gewoon om de ondernemende burger
te zien als een sociaal ondernemer. Veel vaker
werd over hen gesproken als vrijwilliger of
actieve burger. Daarmee werden en worden
kansen over het hoofd gezien. Ondernemende
burgers hebben het vermogen en de bereidheid
om op eigen risico een bijdrage te leveren aan
de publieke zaak. Ze participeren niet alleen aan
een wereld van anderen, maar maken actief een
eigen wereld. Dit is een bredere verschuiving, zo
willen we stellen met David Gauntlett, die een
verschuiving signaleert van een sit back and be
told culture naar een making and doing culture.
”During the previous century, the production
of culture became dominated by professional
elite producers. But today, a vast array of people
are making and sharing their own ideas, videos
and other material online, as well as engaging
in real-world crafts, art projects and hands-on
experiences.” (Gauntlett, 2011). Vanuit de bril van
Gauntlett functioneren sociaal ondernemers als
ondernemende burgers die iets willen en kunnen
‘maken’ (in plaats van vooral te consumeren), dat
doen met anderen (in plaats van individueel) en
zich daarmee al doende (ook) inzetten voor de
publieke zaak. Sociaal ondernemers onderkennen
de waarde van deze manieren van alledaagse
creativiteit en maakprocessen, en weten die
productief te maken voor zichzelf, anderen en de
publieke zaak.
Tot slot: waar sociaal ondernemerschap de
afgelopen twintig jaar vooral betekenis kreeg
als een bijzondere vorm van ondernemen in de
sfeer van de markt, krijgt het de laatste jaren
vooral betekenis als een bijzondere vorm van
burgerparticipatie. De creatieve stad komt zo
terug in een nieuwe gedaante en met een nieuwe
voorhoede die daar vorm en betekenis aan geeft.
Sommigen spreken daarin van een beweging.
Om actief vorm en inhoud aan deze beweging te
kunnen geven zijn nieuwe frames nodig, die we
al doende ontwikkelen. Dat nu is wat de Makers
van Rotterdam doen, samen vorm geven aan
een gedeelde wereld en de regels waaronder we
daarin samen leven. Op de tast zoeken zij hun
weg en hoewel onzeker qua uitkomst, doen ze
dit met een grote mate van doortastendheid.
Daarmee leveren ze tastbaar een bijdrage aan het
samenleven. Waar het motto van de Verlichting
volgens Immanuel Kant “durf te denken”(sapere
aude) was, luidt de leus van de makers van
Rotterdam: creare aude, ”durf te maken”.
Creatief Beheer
Initiatiefnemer: Rini Biemans
(www.creatiefbeheer.nl)
Creatief Beheer is een Rotterdams
expertbureau voor wijkontwikkeling
en beheer van buitenruimte. Creatief
Beheer gaat uit van de gedachte dat
een wijk constant aan het veranderen
en het ontwikkelen is (en dus nooit
af is), maar dat de mensen (en hun
onderlinge connecties) het belangrijkste
en duurzaamste element van een wijk
zijn. Om tot een effectievere wijkaanpak
te komen, werkt Creatief Beheer samen
met alle spelers in een wijk – zoals (deel)
gemeente, woningbouwcorporaties,
Roteb, gemeentewerken, bedrijven,
wijkorganisaties en bewoners. Ze laat
het geheel naar eigen zeggen ‘organisch
groeien’. Biemans is vernieuwend in
het mobiliseren van sociaal, mentaal,
economisch en fysiek kapitaal in wijken en
buurten. Maar ook in zijn organisatiemodel
(een kleine vaste kern, aangevuld met
ZZP’ers) en in het gebruik van nieuwe
taal – een taal die het mogelijk maakt na
te denken over alternatieven voor het
traditionele welzijnswerk.
HotspotHutspot
Initiatiefnemer: Bob Richters
(www.hotspothutspot.tumblr.com)
Een informele eetstek, waar onder
leiding van een kok wordt gekookt door
buurtbewoners voor buurtbewoners.
Gezondheid, activiteiten voor de jeugd en
contact met buurtbewoners komen samen
in het nieuwe HotspotHutspot. Een eethuis
dat het gevolg is van stadslandbouwproject
‘Van Grond tot Mond’. Bob Richters is
onder meer vernieuwend omdat hij
jongeren, groen, eten en stadslandbouw
op een lokale schaal voor een bescheiden
bedrag weet te combineren. Daarmee
creëert hij sociale, ecologische,
economische en ruimtelijke impact.
Erik Sterk is associate
lector van het lectoraat
Dynamiek van de Stad van
Inholland. Maurice Specht
is zelfstandig adviseur en
onderzoeker bij Specht in
de Stad. Samen met Guido
Walraven zijn zij auteurs
van het boek Sociaal
ondernemerschap in de
participatiesamenleving:
van de brave naar de
eigenzinnige burger (2013):
http://goo.gl/m9BX17
Auteur: Tekst: Erik Sterk & Maurice Specht