In gesprek met Elma van Boxel & Kristian Koreman van ZUS (Zones Urbaines Sensibles) over de invloed van corona en de toekomst van de stad.
De huidige coronasituatie is voor onze generatie uniek. Zijn er vanuit historisch perspectief binnen jullie vakgebied soortgelijke gebeurtenissen van invloed geweest op de stad en welke lessen zijn daaruit getrokken?
Er zijn meer momenten in de ontwikkelingsgeschiedenis die een harde incisie geven. Dat kan een natuurramp zijn of een bombardement. Dat zijn momenten waarop de stad even wordt stilgezet. Vergelijk het met de natuur. Op het moment dat dingen kapot gemaakt worden ontstaat ruimte voor nieuwe structuren.
Deze zijn vaak al latent aanwezig, maar kunnen van zichzelf nog niet doorbreken. Bijvoorbeeld het bombardement en de wederopbouw in Rotterdam. Er lag al een plan klaar om een nieuwe stad te bouwen. Het bombardement heeft daar eigenlijk bij geholpen door 75% van de bebouwing te verwoesten. De mens heeft vervolgens (een beetje) geholpen om een nieuw systeem te introduceren. Het systeem van de moderne stad met grote boulevards, autoverkeer en functiescheiding.
Tijdens de coronapandemie wordt vaak gerefereerd aan WO-II en het bombardement. Ook nu is alles al ruim een jaar vreselijk stil gezet door iets wat we niet vantevoren hadden zien aankomen. Maar tegelijkertijd zat het er wel aan te komen en is het ook een effect van de menselijke natuur en het omgaan met de natuur. In die zin mag het geen verrassing zijn dat het nu gebeurt. Met een oorlog is dat ingewikkelder, maar ook toen was er al heel lang sprake van spanningen en hing het in de lucht. Er zijn verhalen van mensen die de was al binnenhaalden omdat ze ‘voelden’ dat er iets aan zou komen. Zo ook met deze pandemie, die zou een keer gebeuren en dat dat zo laat pas gebeurt dat verbaast de virologen.
Wat zijn de ontwikkelingen die juist nu dan actueel zijn door corona? Op welke wijze is corona voor de stad een versneller?
Er waren al een aantal ontwikkelingen gaande die nog niet wilden doorzetten. Denk aan het hele digitale (thuis)werken wat we hebben moeten ontwikkelen. Alles was er al voor ingericht en nu we het daadwerkelijk doen merken we de effecten ervan. Dat we misschien niet alle snelwegen moeten verbreden, maar aandacht voor uitbreiding van het glasvezelnet moeten hebben. Bovendien hebben we ontdekt dat bij de hele dag achter een beeldscherm ook wandelen en buiten zijn zeer waardevol is.
En dat het prima is om in de directe woonomgeving je ontspanning, leisure, ‘daily urban system’ te organiseren. Globalisering was al heel erg doorgeschoten en is nu teruggeschroefd naar wat we ‘lokalisering’ kunnen noemen. Scannen wat er in je nabije omgeving is en een relatie opbouwen met je buren, werk of een park in de directe omgeving. Dat soort processen waren al gaande, maar veel langzamer. De thuiswerkgoeroes zeggen dat zonder de pandemie het zeker 15 jaar had gekost om te komen waar we nu in 1 jaar zijn geraakt.
Je ziet tegelijkertijd ook de verdichting van steden, ruimtegebrek, parken die geslachtofferd worden om woningen te bouwen? Is dat wel logisch dan?
Steden als Arnhem, Zwolle of Amersfoort, waar wij projecten doen, zitten tegen hun stadsranden aan. Daarom maken we plannen om hoge binnenstedelijke kwaliteit te realiseren waarbij dat groen geïntegreerd is. In Zwolle bijvoorbeeld maken we een nieuwe wijk naast het station. Er komen 3000 woningen bij. De hele onderlaag van alle gebouwen offeren we op om er een groot collectief landschap te maken met een micro-klimaat van kassen, tuinen, stadsnatuur en urban farming. Het is geen bos, het is geen landschap, maar het is een stedelijk landschap waar je de behoefte aan zuurstof kunt vinden en tomaten uit je eigen tuin plukt. Met daarboven gewoon torens van 70 meter.
Het concept van de ‘15 minutes city’ past heel goed in dit plaatje. Niet meer vliegen, geen asfalt, het bos overeind houden, het leven leven in de directe woonomgeving. Is dit dan ook het concept voor de toekomst?
Jazeker, het idee van de ‘15 minutes city’ leeft in de stedenbouw al veel langer. Misschien al vanaf de tuinstadgedachte toen men natuur en stad bij elkaar wilde brengen. Maar nu zijn we terug bij de gedachte dat als we met zoveel mensen in een stad willen wonen dan kunnen we niet alleen op de auto vertrouwen.
Peter Horsten en Simon de Wijs:
Op het moment dat dingen kapot gemaakt worden ontstaat ruimte voor nieuwe structuren.Juist openbaar vervoersknooppunten maken het mogelijk om veel mensen te huisvesten die dan op een heel eenvoudige manier aan mobiliteit gekoppeld zijn. We noemen dat transport georiënteerde ontwikkeling. De 15 minuten zijn daarbij het denkraam voor de belevingswereld van mensen: die kinderen naar de opvang brengen, zelf naar het werk kunnen, boodschappen doen en ook recreëren. Mensen werden helemaal gestresst om dat voor elkaar te krijgen. Dat kun je in je stadsontwikkeling aanpakken. Zorgen dat elke wijk die je maakt over alle basisfuncties beschikt. Een fietsenmaker, een wasserette, plekken om te eten.
Liefst zelf geproduceerd zodat je het niet hoeft aan te voeren. Een compacte stad waarbij op daken, in hoven, in straten en met parken, wel voldoende groene kwaliteit gecreëerd wordt, zodat de behoefte om buiten de stad te gaan zoeken veel minder zal zijn. Je hoeft het niet perse te hebben van je 1.7 auto voor de deur, maar hebt de beschikking over mobiliteit als service. Je hoeft deze niet zelf te bezitten. Dat is eigenlijk de enige toekomstbestendige manier waarop we onze steden kunnen organiseren.
Een leek denkt snel dat stedenbouwers bezig zijn met grote flagship projecten. Jullie boek over permanente tijdelijkheid gaat juist ook heel erg over kleinschaligheid, bottom-up en inspelen op de aanwezige dynamiek?
Wij kijken naar de stad als levend organisme of als ecosysteem. Dan zie je dat stad en landschap gebaat zijn bij continu onderhoud en continue prikkels en voeding van dat systeem. Wanneer je alleen mikt op het eindresultaat van het plan dan mis je het hele stuk ertussen waarin je ook allerlei dingen kunt doen die weliswaar minder zichtbaar zijn of minder impact hebben, maar wel een bijdrage leveren aan het grote verhaal. Wij koppelen daarom altijd de korte termijn acties, waarmee je morgen al moet beginnen, aan een lange termijn strategie. Het tijdelijke en het permanente zijn voor ons twee zijden van dezelfde medaille. Net als het kleinschalige en het grootschalige. Of natuur en cultuur, die ook niet te scheiden zijn. Je maakt niet een stad óf een landschap, je maakt niet een park óf een gebouw. Het liefst maak je iets dat een totaalorganisme is van landschap, stad, architectuur en infrastructuur.
Peter Horsten en Simon de Wijs:
Het is geen bos, maar een stedelijk landschap waar je de behoefte aan zuurstof kunt vinden.Voor ons komt alles samen rondom het Rotterdamse Schieblock wat we onze Test Site noemen. Bovenop een dakakker, dwars door het gebouw een voetgangersbrug. En ook ruimte voor recreëren, innoveren en ondernemen. Het liefst hadden we er ook woningen in maar dat mocht toen niet. Nu zijn we bezig met plannen om het wonen juist toe te voegen.
Hoe kijken jullie aan tegen de maakbare belevenisvolle stad, soms fantasy cities genoemd? Steden die als het ware allemaal via dezelfde blueprint, soms zelfs vanuit het niks, gemaakt worden. Is het project Almere Duin een illustratie van die maakbaarheid en ‘fantasy’ of sluit het aan bij zaken die er al waren?
Dat is juist een treffend voorbeeld. Almere was ooit de Zuiderzee. Vervolgens heeft men bedacht er een polder van te maken en daarna maakte men er een stad van. En nu wil deze stad weer groener worden, met meer landschap. Er zit al een cyclus in de afgelopen paar honderd jaar. En bedenk dat Almere eigenlijk de kustlijn van de zee is. We leven in de ‘fantasy’ van dijken, wat wel een hele slimme technologisch in elkaar gestoken ‘fantasy’ is. Het maakbaarheidsideaal is daarmee misschien juist wel de ‘genius loci’, de geest van die plek.
Het feit dat je van een zee land maakt en daarna weer van land een zee. Je hebt er een zeedijk met voor die dijk een strand met bomen erop. We hebben dat ‘sweet beach’ genoemd. Voor ons waren die bomen op het strand de ‘fantasy’. De duinen in Almere zijn tot 12 meter hoog opgespoten zodat mensen daar nu ruim boven NAP kunnen wonen. We willen voor iedereen de sensatie van genieten van water bieden en niet zoals in het alternatief een gold coast, waarbij alleen de happy few vanuit woontorens het water kan zien. Enerzijds een gecreëerde fantasie, maar tegelijkertijd niet ver gezocht.
Maar wat vinden jullie van die maakbare dertien in een dozijn stedelijke ontwikkeling?
Wij noemen dat ‘instant architectuur of instant stedenbouw’. Net als klopkoffie. Het smaakt wel even naar koffie, de tweede slok wordt al minder en de afdronk is gewoon slecht. Dan kom je bij het prutje onderin. Hier zetten wij onze permanente tijdelijkheid graag lijnrecht tegenover. Wij stellen dat instant stedenbouw zoiets is als het sturen van een raket naar de maan. Je hebt 100-en specialisten nodig die allemaal in control rooms zitten. Als er ook maar een fragment niet werkt dan gaat het al mis. Kijk de Rotterdamse Markthal. Als de huurprijzen net te hoog zijn, dan dondert zo het hele kaartenhuis in elkaar. Alleen als alles klopt krijg je de raket op de maan. De permanente tijdelijkheid zien we meer als het opvoeden van kinderen. Je kunt er van alles in stoppen, zeker de eerste 7 jaar. Daarna beginnen ze zelf dingen te vinden en moet je ruimte bieden, zij het met strakke kaders. Dan is er de puberteit en kun je het beste zorgen dat het niet helemaal misgaat. En daarna moet je het loslaten. Dan ontstaan de beste steden en plekken, waar de tijd en de gebruikers hun werk hebben gedaan.
Hoe moet naar jullie mening leisure in de stedelijke omgeving geregeld worden?
Leisure gaat voor ons over ontspanning en dat kan nogal divers zijn. De een crosst met zijn Harley door de stad en de ander zit vogels te kijken. En die twee staan op gespannen voet. De grootste kunst zal zijn om alle ideëen met elkaar te rijmen. Een mooi voorbeeld is de herprogrammering van het Museumpark in Rotterdam. Het gevecht om de ruimte is daar enorm. Op een heel groot dek van de parkeergarage ontstond tijdens corona een gigantische toeëigening van alles wat op wielen ontspant, sport of speelt. Een explosie met muziek, dans en schaafijs. Terwijl de gemeente net had bedacht dat het moest vergroenen. Dus kwam er opstand. Uiteindelijk zijn we nu in gesprek met heel verschillende doelgroepen.
Over hoe je natuurbeleving kunt organiseren naast een bruisend skatedomein met ook ruimte voor 60-plussers die graag bij Boijmans een cappucino van 8 euro willen drinken met zicht op de skaters en vogelwatchers. Daar is geen eenduidig recept voor. Het gaat ook om goed observeren hoe ruimtes worden gebruikt, wat er precies bij de toe-eigening hoort en wat je minimaal moet doen en laten om dat mogelijk te maken.
Maar hangt balans tussen verschillende groepen en functies niet een beetje op een ideaalbeeld van mensen die tolerant zijn naar anderen? Terwijl er tegelijkertijd sprake is van polarisatie. Hoe ga je daarmee om?
Doordat de stad steeds compacter en intenser wordt staat de gedeelde ruimte ook meer onder druk. Er is onvoldoende ruimte om alle gebruikers tegelijkertijd een eigen domeintje te laten creëren. Dus dat moet je ook in de tijd gaan verdelen. ‘Time is de new space’, noemen we dat. De yoga-club in de ochtend, lunchtijd voor de bejaarden en de middag voor de skaters. Dan krijg je echter wel dat de openbare ruimte zelf steeds generieker ingericht wordt. Dat het niemand tegen de borst stoot. Voor iedereen wat wils, maar daarmee ook gigantisch vervlakt. We hebben in dat kader een hele toepasselijke tentoonstelling (zomer 2021) in Leidsche Rijn.
Peter Horsten en Simon de Wijs:
Wij kijken naar de stad als levend organisme of als ecosysteem.Voor ons is Leidsche Rijn het voorbeeld hoe generieke publieke ruimte eruit kan zien. Allemaal pleintjes en parkjes waar je eigenlijk niks van kunt vinden. ‘Raum der Lusten’, zoals de tentoonstelling heet, is geïnspireerd op ‘Tuin der lusten’ van Hieronymus Bosch. Er zijn drie landschappen gemaakt: de wereld, de hel en het paradijs. In de hel is zwarte lava waar je zoveel mag bbq-en als je wilt. Er staan twee schreeuwende poppen van Maarten Baas en Van Lieshout staat er met zijn Anusbar. In het paradijs zijn duinen. Een hippielandschap met een bad erin van Studio Ossidiana. Een puur luilekkerland is het. En de wereld heeft een productietuin waar mensen met elkaar op een verantwoorde manier voedsel verbouwen. We hebben compact de extremen die je ziet in de maatschappij vormgegeven. Bovendien is er een programma met allerlei eetfestijnen die bedoeld zijn om Jan en alleman uit te nodigen: een groep kinderen, een groep Marokkaanse vrouwen die helemaal losgaan op munt, de lokale motorvereniging voor een bbq-feestje. Het is misschien zelfs meer lowbrow dan highbrow. De jeugd gebruikt het al als hangplek.
Wat zijn gezien de hele coronasituatie thema’s die komende jaren meer aandacht verdienen?
We hebben onze centra 30 jaar lang gebouwd rondom retail. Als je niet alle ketens in je centrumplan had, dan was het niet gezellig en klopte er iets niet. Wat je nu ziet, zeker door de corona-bril, is dat het centrum er minder toe doet. We kunnen prima leven zonder en dat gaat in de toekomst ook echt op de schop.
Misschien maar goed ook want veel centra ontberen de kwaliteit om er te zijn als je niet shopt. Er zijn nauwelijks plekken om te zitten en doorgaans weinig bomen. Als de overheidssteun stopt zal een deel van het winkelapparaat wegvallen en er komen minder winkels voor terug, zeker niet zoals we ze kenden. De echte survivors zullen de ketens zijn die met hun gebruikers bezig zijn, durven te vernieuwen en hybriditeit aan kunnen. Interessante vraag is wat er met de grote gebouwen (de voormalige V&D’s, C&A’s en Bijenkorfen) zal gaan gebeuren.
Een van onze projecten focust zich juist hierop. Men zou er een datacentrum van kunnen maken, daar is wel behoefte aan. Net zoals aan pakket-hub-diensten. Of om de logica vanuit een heel andere hoek te halen. Denk eens aan het idee van een waterfabriek in zo’n pand. Water is een basisbehoefte, die steeds lastiger fatsoenlijk vanuit de duinen aan te voeren is. Of wordt het iets dat veel beter kan aansluiten op de nieuwe ontwikkelingen voor gebruik van de publieke ruimte? Bijvoorbeeld voor allerlei manieren van ontspanning waarbij niet alles helemaal voorprogrammeerd is. Denk dan aan sport zonder vastgoed, horeca zonder vastgoed en kunst zonder vastgoed.
Bootcamps die overal georganiseerd worden, barretjes die spontaan ontstaan. Het is niet ondenkbaar dat bootcampgebruikers, die nu gratis de publieke ruimte gebruiken, straks ook voor bepaalde omgevingen huur betalen of abonnementen afsluiten. Net als bij flexwerken het geval is. Het gaat om flexibilisering van de openbare ruimte waarbij het vastgoed vanzelf van onroerend meer roerend wordt.
Fotografie
- Reinbouw
- Inga Powilleit
- Walter Herfst
- Ossip van Duivenbode
NB: dit artikel verscheen eerder in het magazine Uncover over ‘Leisure in een bubbel’ van Breda University of Applied Sciences.