Selecteer een pagina

De uitdaging

Column

Algemeen
Het motto voor dit nummer van MMNieuws bezorgt mij een licht onbehaaglijk gevoel. Aanvankelijk wist ik niet wat daar de oorzaak van was. Toen ik tenslotte drie eerdere versies van dit stukje had weggegooid werd het mij duidelijk: de aanleiding tot dit themanummer is gelegen in het regeringsvoornemen om fors te bezuinigen op (podium-) kunstinitiatieven. Dat levert tot heden nogal veel ach-en-wee geroep op en daar wil de hoofdredactie van MMNieuws kennelijk iets positiefs tegenover stellen. Het is niet dat ik het met dat voornemen niet eens ben, integendeel. Mij irriteert het dat er zo’n duidelijke kracht van buiten nodig is om van een uitdaging te spreken.

Kennelijk was er in podiumkunstenland vóór de bezuinigingsvoornemens géén sprake van uitdagingen. Althans niet van zodanige uitdagingen dat daarmee de vitaliteit én de financiële onafhankelijkheid van de vele gesubsidieerde theaters, groepen en ondersteuners tot stand had kunnen komen. Dat is niet alleen een gemiste kans, dat is in strategische termen gesproken nogal fatalistisch en dus een bewijs van dilettantisme, om van wanbeheer maar niet te spreken. Ik betwijfel dan ook ernstig of de sector over voldoende capabele managers en bestuurders beschikt om nu nog, in de komende twee jaar, een volledige reorganisatie van hun bedrijf(jes) door te voeren. Toch is dat wat er nodig is. Collega’s die onder aanzienlijk minder luxe omstandigheden moeten werken in landen als Servië en Georgië of in de EU lidstaten Polen en Bulgarije beschikken over businessplannen en strategische concepten die hier in Nederland zelden worden aangetroffen. Inderdaad: zij moeten wel omdat er immers vrijwel geen subsidie beschikbaar is.
 
Tijdens mijn gesprekken met jonge collega’s uit die landen blijkt dat zij méér willen weten over de theoretische achtergronden van een aantal essentiële technieken die kunnen meehelpen de continuïteit van hun initiatief te verzekeren. In samenlevingen waar geen subsidiesystemen bestaan, is het immers van essentieel en existentieel belang om tijdig te bedenken hoe een projectorganisatie enige continuïteit te geven om niet, ná ieder project, weer van voren af aan te moeten beginnen. Een situatie die in het Nederlandse systeem van projectsubsidies aanzienlijk minder nijpend is omdat er immers een goed geoliede projectsubsidie-industrie bestaat, die er vanuit gaat dat er iedere keer wéér projectsubsidie nodig is. Niet wat je noemt bevorderlijk voor het economisch verzelfstandigen van ontkiemende bedrijfjes. 
 
In een van mijn eerder columns wees ik erop dat de subsidiepraktijk in Nederland ondernemerschap ontmoedigt in plaats van aanmoedigt. Het lijkt er wel eens op dat het ontvangen van subsidie gezien wordt als een teken van voortreffelijkheid, ongeacht het publieksbereik, de respons in de (internationale) media en de gerealiseerde partnerships. Dit verschijnsel doet zich vooral gevoelen bij het subsidiëren van accommodaties.
In een tijd waarin er duidelijk te veel zalen zijn, leidt dit tot het subsidiëren van leegstand. Niet alleen levert dat valse concurrentie voor niet-gesubsidieerde podia op, het leidt tot gedwongen winkelnering voor ensembles en gezelschappen die wellicht véél beter aan hun trekken zouden zijn gekomen indien er géén marktbederf gesubsidieerd zou worden. Kortom: het verdient aanbeveling de vrije concurrentie tussen de zalen te bevorderen door de vrij willekeurig verstrekte exploitatiesubsidies voor zaalboeren af te schaffen (op een kleine subsidie voor de zogenaamde onrendabele top van bijvoorbeeld 5% na).
 
Ik ga er dan maar vanuit dat er ruim voldoende budget beschikbaar blijft om de ensembles en gezelschappen, projecten, festivals en overige artistieke en culturele evenementen ruim te blijven subsidiëren. Daar was het toch allemaal om begonnen: om de kunstenaars aan een publiek te helpen tegen goede artistieke én zakelijke condities. Tegenwoordig kan dat in alle mogelijke accommodaties: het is zéér de vraag of daarvoor van overheidswege bepaalde ghetto’s overeind gehouden moeten worden. Ik denk het niet. Het schrappen van het leeuwendeel van de exploitatiesubsidies leidt tot zeer interessante fusies, tot gebouwen die zowel overdag als ‘s avonds en eventueel ‘s nachts een aantrekkelijk publieksaanbod presenteren en daarnaast ernst maken met het opbouwen van productieve allianties met de gezelschappen die zij graag voor langere tijd aan hun accommodatie willen verbinden.
 
In deze allianties wordt gewerkt volgens de wetten van de family-life cycle en bedient men zich van een financieel management systeem dat in het bedrijfsleven bekend staat onder de naam activity based costs (ABC), onder te brengen in een programme oriented business.Natuurlijk kan een dergelijke organisatie niet succesvol zijn zonder tevens een (internationale) netwerkorganisatie te zijn, een gemengd bedrijf dat profit en non for profit diensten levert en vanuit één centrale aansturing een zeer grote verantwoordelijkheid legt bij de verschillende bedrijfsonderdelen. Ik ken enkele podiumkunstbedrijven die al geruime tijd zo werken. Het is geen wonder dat het management van deze bedrijven steeds weer nieuwe partners aan zich kan binden, voor wie innovatie dagelijkse kost is en die reikhalzend uitzien naar de resultaten van bovengenoemde uitdaging. 
Auteur: Tekst; Steve Austen Dr.(h.c.) Steve Austen is visiting professor, consultant en publicist (www.steveausten.nl).
Referenties:  
468

Reactie verzenden

Share This