Selecteer een pagina

Design battle in nieuw graphic design museum

Algemeen
Op 11 juni 2008 opent het Graphic Design Museum, Beyerd Breda zijn deuren. Het richt zich als eerste museum in de wereld specifiek op grafisch ontwerp, maar profileert zich als meer: het moet uitgroeien tot kenniscentrum, onderwijsomgeving, winkel voor beeldcultuur en productiehuis voor grafische vormgeving tegelijk. De opening van De Beyerd vormde voor MMNieuws aanleiding om te praten met drie direct betrokkenen, vormgevers Erik Kessels en Richard van der Laken en architect Hans van Heeswijk.


Het museum is onlangs geheel verbouwd door architect Hans van Heeswijk en uitgebreid met nieuwe museale ruimten. De Beyerd herbergt nu, naast zes nieuwe expositieruimten, een kenniscentrum voor studenten, ontwerpers en wetenschappers, een auditorium en een depot voor de collecties. De Beyerd hanteert twee doelstellingen: het wil enerzijds een (internationaal) vakmuseum zijn en anderzijds een educatieve rol vervullen als onderzoekscentrum. Drie zalen in de nieuwe tentoonstellingsruimte zijn bestemd voor de permanente overzichtsexpositie 100 jaar grafische vormgeving in Nederland. Deze is ingericht door conservator Esther Cleven, hoogleraar moderne typografie en grafisch ontwerp aan de UvA. Publiceer het maar! is de titel van een wisselexpositie, exclusief voor kinderen. Het ontwerp en de inrichting van deze interactieve tentoonstelling is in de creatieve handen de Design Politie, onder meer bekend van de dagelijkse beeldcolumn Gorilla in de Volkskrant.

Een heuse design battle
In het museum gaan, in navolging van rappers, dichters en literatoren, nu grafisch ontwerpers met elkaar aan de slag. De opening van De Beyerd valt samen met het Europees kampioenschap voetbal. Dat bracht Erik Kessels van bureau KesselsKramer op het idee om een parallel kampioenschap te organiseren. Hij nodigde elf internationale topontwerpers uit om er te strijden om het European Championship of Graphic Design 2008. De elf ontwerpers zullen in een van de zalen van het museum samenwerken aan een grote tentoonstelling. Het tentoongestelde zal een overzicht bieden van de actuele stand van zaken op het gebied van grafisch ontwerp in Europa.

, Alle aandacht moet naar de lettertjes
Naam: Hans van Heeswijk
Leeftijd: 56
Opleiding: TU Delft
Huidige baan/functie/werkkring: Eigen bureau sinds 1985
Wat is je visie op subsidiring van culturele of creatieve projecten? Niet alleen subsidiring door de overheid is hard nodig, maar ook facilitering bij projecten. De drempel om in het bedrijfsleven een levensvatbare positie te bereiken is vrij hoog. Het is ook voor jonge architecten erg moeilijk om een eigen bureau te beginnen.

Hans van Heeswijk was verantwoordelijk voor de verbouw n nieuwbouw voor De Beyerd. Dat hij daarvoor werd aangezocht was geen toeval: hij is al sinds 1985 betrokken bij de bouwplannen van het museum. Zo was hij eerder verantwoordelijk voor de bouw van een nieuwe annex, waar de artotheek in werd gehuisvest.

Bij de recente verbouwing is het poortgebouw uit 1643 gehandhaafd, maar de oude aanbouw uit 1935 is gesloopt om plaats te maken voor een nieuw tentoonstellingsgebouw. In het poortgebouw zijn de openbare functies (entree, kassas en het caf) ondergebracht. De kantoorruimtes, depots en werkruimtes voor onderzoek zijn gehuisvest in de vleugel die in 1990 is gebouwd en waarin tot voor kort de Artoteek was gevestigd. De nieuwbouwvleugel chter het oude poortgebouw is opgetrokken in dezelfde stijl als de Artotheek in beton, staal en glas. De 17e eeuwse ruimtes van het poortgebouw zijn bij de verbouwing onaangetast gebleven. De nieuwe bouwdelen, zoals de keuken in het caf, de balie en de toiletten, zijn als een soort kiosk in de ruimte geschoven.
Op een totaaloppervlak van 4.400 m2 kan de Beyerd nu beschikken over 2.400 m2 tentoonstellingsruimte. Die tentoonstellingsruimte is verdeeld over twee verdiepingen in elk drie zalen. In de drie zalen in de kelder, zonder daglicht, is een historisch overzicht te zien van de grafische vormgeving in Nederland. De zalen op de begane grondverdieping zijn bedoeld voor wisselexposities. Deze zalen, mt daglichtstroken, zijn multifunctioneel en er kan ook fotografie of beeldende kunst worden tentoongesteld. De architectuur is met opzet strak en abstract gehouden, want aldus Hans van Heeswijk alle aandacht moet naar de lettertjes.

Is er in het programma van eisen en in jouw oplossingen rekening gehouden met (te verwachten) veranderingen in het programma of gedrag en verwachting van het publiek?
Niet echt. Voordat de gemeente budget vrijmaakte voor de verbouwing, is onderzoek gedaan naar de beste oplossingen. Er waren drie mogelijkheden: een groot nieuw gebouw, te ontwerpen door een gerenommeerd architect van het kaliber Gehry, een verbouwing van een groot bestaand gebouw, en het verbouwen van De Beyerd zelf. Dat laatste was het goedkoopste, dus daar heeft de gemeente voor gekozen. Dat betekent dat er vrijwel geen mogelijkheden meer zijn voor verdere uitbreiding.

Je bent ook betrokken bij de verbouwing van de Hermitage. Verschilt het werk daar van het werk bii De Beyerd?
Wat het werk betreft, is de verbouwing van de Hermitage anders dan De Beyerd. Het Amstelhofgebouw is 25 jaar geleden ingrijpend verbouwd. Alleen de buitenmuren zijn blijven staan, de rest is helemaal opnieuw opgebouwd uit beton. Het was dus mogelijk veel vrijer om te gaan met wat er was. Wij hebben de Hollands classicistische architectuur met een trappenhuis op de vier hoeken en grote zalen daartussen, rondom een binnenhof, gehandhaafd. Nu krijg je weer een idee van de binnenhoven die er oorspronkelijk waren. Tegelijk hebben we gewerkt met eigentijdse materialen en detaillering. Toen het Amstelhof werd gebouwd was het een van de grootste gebouwen van Amsterdam. Het was met zn gevelbreedte van 107 meter bijvoorbeeld breder dan het stadhuis op de Dam. We creren nu ruimtes die drie verdiepingen hoog zijn. Het wordt een verrassend gebouw, en meer dan alleen een tentoonstellingsgebouw met tijdelijke tentoonstellingen. Het moet een Russisch cultuurcentrum worden, vergelijkbaar met het Goethe-instituut en Maison Descartes. Er komt een studiecentrum, een auditorium, vergaderfaciliteiten, winkels en een sterrenrestaurant met topkoks. En de kerkzaal gaat gebruikt worden voor ontvangsten van bijvoorbeeld hoge buitenlandse gasten.

Er wordt op dit moment veel verbouwd en gebouwd op het gebied van theaters, musea en andere publieks- en culturele voorzieningen. Waaraan moet volgens jou een goed theater, museum of ander cultuurgebouw architectonisch aan voldoen?
Er is sprake van een grote bouwgolf, en dat heeft alles te maken met de conjunctuur. In Nederland zijn in de jaren negentig vooral kantoren, rechtbanken, gevangenissen en ministeries gebouwd. Nu bouwt men meer openbare gebouwen, zoals gemeentehuizen, kleinere musea en bibliotheken. Er wordt momenteel ook minder gauw gesloopt en bestaande gebouwen worden geschikt gemaakt voor nieuwe functies.
Een goed openbaar gebouw zeker een theater of een museum moet behalve uitnodigend, licht en open, ook ingericht zijn voor intensief gebruik. Het moet logistiek perfect zijn, zodat de bezoekersstromen goed te managen zijn, en degelijk en duurzaam. Tot slot moet het geschikt zijn voor het digitale tijdperk, met een behoorlijk elektronisch netwerk. Zo hebben we in Breda in alle wisselzalen de mogelijkheid om audiovisueel te werken, met interactieve beeldschermen.

Wat denk je van de positie en betekenis van de Nederlandse architectuur in nationaal en internationaal (met name Europees) opzicht?
Die verschraalt behoorlijk. Twintig jaar geleden maakte Nederland met architecten als Rem Koolhaas naam met nieuwe ideen over architectuur. Er is in aansluiting daarop een groep internationaal bekend geworden. Helaas krijgt dat geen gevolg. Dat komt vooral door het terugtrekken van de overheid. Belangrijke redenen liggen in de zogenaamde gentegreerde contracten die minister Zalm heeft gentroduceerd en de Europese aanbestedingsprocedures. Alle overheidscontracten vanaf 25 miljoen moeten als gentegreerd contract aanbesteed worden. Zon opdracht gaat dus niet eerst naar een architect en daarna naar een bouwer, maar moet in n keer bij n organisatie ondergebracht worden. De architect werd zo een soort onderaannemer en niet meer de vertrouwensman van de opdrachtgever. Daarna kwam de overheid met DBFMO contracten, waarin niet alleen de bouw maar ook de financiering, het beheer, onderhoud en operationeel houden bij n organisatie ondergebracht moest worden. De opdrachtnemers zijn dan beleggers of financieringsmaatschappijen, die ontwerp, engineering, uitvoering en beheer uitbesteden. De architect wordt dus steeds meer beperkt in zn mogelijkheden om goede architectuur neer te zetten. Opdrachtgevers kiezen steeds meer voor zekerheid, dus voor grote bureaus, en geven jongeren geen kans.
Ook is er in het onderwijs enorm bezuinigd. De opleidingen zijn uitgehold en besteden daarom vooral aandacht aan wat je in praktijk niet leert. Studenten krijgen dus weinig te horen over maatschappelijke aspecten of ondernemerschap. Gelukkig is desondanks nog steeds aanstormend talent in Nederland, zoals Kempe Thill, BAR architects, Emma architecten, HENK architecten, JVM architecten, Marc Koehler, Anne Holtrop, Eklund en Ter Beek, Jager Janssen, UCX Architects, Next Architects, Powerhouse Company en Lab 32 architecten. En anderen…

, Waarom zou je als creatief geen ondernemer kunnen zijn?
Naam: Erik Kessels
Leeftijd: 42
Opleiding: MTS Sint Lucas in Boxtel en de Academie Beeldende Kunst in Breda.
Huidige baan: Creative director bureau KesselsKramer
Vorige baan: O.a. Ogilvy & Mather, Lowe, Kuiper & Schouten, Chiat/Day en GGT

Erik Kessels begon als illustrator en later als art director bij verschillende reclamebureaus. Nadat hij dat zon jaar of zes, zeven had gedaan, vertrok hij met Johan Kramer naar Londen. Daar werkten zij van 1994 tot 1996 voor verschillende bureaus.
Kessels: Chiat/Day, een Amerikaans bedrijf dat in Londen werkt, zocht mensen uit Nederland, dat op dat moment internationaal vrij goed in aanzien stond. Wij wilden al naar het buitenland, want we hadden het idee dat we in Nederland wel alles bereikt hadden wat we konden. Daarna vonden we het tijd om voor onszelf te beginnen en dus hebben we in 1996 bureau KesselsKramer opgericht.

Waarom een eigen bureau?
De reden daarvoor was dat we merkten dat je bij de traditionele reclamebureaus als creatieveling buiten de vergaderdeur wordt gehouden. Je maakt je werk, en dan komt er een account executive en die verkoopt het. Daar hadden we last van. We hadden toen ook al eigen klanten, zoals het Hans Brinker Budget Hotel, en daarbij deden we alles zelf. Ik voelde ook dat klanten behoefte hadden aan direct contact met de mensen die de ideen bedachten.
We kregen in het begin overigens behoorlijk wat kritiek, want we waren het eerste bureau waar niet-zakelijke mensen met klanten spraken. Traditioneel was het: zakenmensen beginnen een reclamebureau en halen daar creatief bij. Wij deden dat anders. Ik vind het ook een beetje belachelijk: waarom zou je als creatief geen ondernemer kunnen zijn?

Is er tegenwoordig op de opleidingen meer oog voor ondernemerschap?
Nee. Maar die ontwikkeling naar ondernemerschap is ook geleidelijk gegaan. Ik kon daarin groeien. Tegenwoordig wordt iemand van 19 of 20 geacht die stap meteen te maken. Het is wel een goede ontwikkeling, maar het geeft ook problemen. Jonge creatieven hebben tegenwoordig hun voortuin keurig in orde, met de nodige apparatuur en computers, en ze weten alles, maar wat ze maken is vaak alleen mooi pakpapier. Ze vergeten de achtertuin, waar de wortels en de passie moeten zitten. En dat komt omdat er sneller meer van ze verwacht wordt.
Ik weet niet of ik een goede ondernemer ben, maar ik ben wel goed in delegeren. In het begin deden wij alles met zn tween. We kwamen met een goed idee bij een klant, maar dan moest hij met dezelfde twee die dat idee hadden bedacht aan tafel gaan zitten om te onderhandelen over geld. Dat was niet zozeer een probleem voor de klant maar wel voor ons. Je wilt die opdracht graag doen en dan zeg je sneller ja tegen een lager bedrag. We hebben daarom ook al vrij snel iemand aangetrokken die de financin kon doen.
We werken nu met ongeveer 35 mensen. Ik heb vier partners, een creatief, een strateeg, een algemeen manager en iemand die de productie doet. Die laatste twee verzorgen de contracten. Ik zie zelf nauwelijks een begroting. Wij hebben altijd een keuze willen behouden tussen wat we wel en wat we niet doen. Dat is ook

tip voor starters: het is belangrijk om ook nee te zeggen. Als je als creatieveling voor jezelf gaat werken en je neemt een opdracht aan, dan bepaalt dat werk je bedrijf voor de komende drie jaar.
Als dat werk is waar je concessies op hebt gedaan, dan heb je een probleem. Het is belangrijk dat je zelf de kwaliteit blijft bewaken.
Het meest extreme voorbeeld dat ik kan geven, speelt in de tijd dat wij voor Ben gingen werken. Dat was een opdracht van Tele Danmark en Belgacom. De slogan waar we op gewerkt hebben, was Bel mij. Maar twee of drie maanden voordat de campagne zou starten kwam iemand erachter dat die slogan verkeerd geregistreerd was. Toen bedachten ze hals over kop dat het maar Proximus moest heten. Proximus was een Belgisch telefoonbedrijf waar Belgacom ook in zat. Voor ons maakte die opdracht op dat moment ongeveer zestig procent van onze omzet uit, maar we hebben binnen vijf minuten besloten om die opdracht niet aan te nemen. We hebben heel eerlijk verteld waarom we het niet deden. Maar toen het in de pers kwam dat wij die opdracht hadden teruggegeven, hingen er wel de volgende dag allerlei mensen van andere bureaus aan de telefoon, die hengelden naar die opdracht.
Later zijn ze, met die zeperd van een naam, er ook met andere bedrijven niet uitgekomen en uiteindelijk kwamen ze weer bij ons terug. Toen zijn wij met Ben gekomen. Voor ons staat kwaliteit voorop. We nemen geen opdrachten aan, alleen om de huur te kunnen betalen.

Hebben jullie als veelgevraagd bureau wel
tijd om tentoonstellingsprojecten als dat bij
De Beyerd te doen?
Ja. Maar ik hou ervan om verschillende dingen tegelijk te doen. Dat kan in een klein land als Nederland makkelijker dan in het buitenland. Soms ben ik ontwerper, soms reclamemaker en soms verzamelaar of curator. Er loopt nu bijvoorbeeld een tentoonstelling van mij met fotos in New York. Die tentoonstelling was eerder in het Centraal Museum te zien en vorig jaar op het fotofestival in Arles. Het zijn fotos van anderen die ik heb verzameld en die ik in een andere context plaats. Wij publiceren ook boeken met die fotos. En begin dit jaar was ik artist in residence bij de Academie voor Bouwkunst. Ik vind zon mix van dingen interessant. Maar ik kan dat alleen maar doen wanneer ik goede producers om me heen heb.
Het leukste van die tentoonstelling in Breda is natuurlijk om de deelnemers aan de battle bij elkaar te brengen. Voor andere dingen zijn weer andere mensen aangetrokken. Zo heeft Roland Bushman de speelzaal voor dat kampioenschap ontworpen en is Sacha Happe aangetrokken om de productie te doen.

Een naam is belangrijk. Is het handig dat
De Beyerd zich profileert als museum?
De Beyerd profileert zich nu alleen met de letter B en de toevoeging Graphic Design Museum. Wat ik goed vind aan het concept van het Graphic Design Museum is dat er meer kan. Een museum op zich is niets. Maar als je het gevoel hebt dat het van binnen leeft, dat het museum als een soort magazine werkt, dat er verschillende dingen te zien n te doen zijn dat je de winkel kunt binnenlopen en een workshop kunt volgen, of een lezing dan wordt het interessant. Sommige musea zijn zo passief en nog steeds bezig met alleen oude waarden met de redenering dat mensen toch wel komen. Je moet in beweging blijven en het levend houden en mensen steeds verrassen. En dat heeft alles te maken met de mensen die er zitten. De directeur van De Beyerd, Peter Rijntjes, komt niet uit de ontwerpwereld en ik denk dat dat een voordeel is. Maar het allerbelangrijkste voor De Beyerd is dat het bezoekers uit het buitenland weet te trekken. Je wilt uiteraard niet een museum worden voor alleen de studenten grafische vormgeving uit Breda. Daarom leek het mij een aardig idee om meteen al bij de opening ontwerpers uit het buitenland uit te nodigen.

Loopt jullie relatie met De Beyerd af na de
opening?
Nee, we hebben ook geholpen met ideen over hoe het met zn communicatie moet omgaan en hoe ze het museum, los van de exposities, moeten presenteren. Daarvoor hebben we een concept bedacht en een serie richtlijnen en dat wordt ook gerealiseerd.

Hoe ben je gekomen tot de selectie van de deel-nemers aan het Europees kampioenschap?
Voor een deel zijn dat mensen die ik ken en bewonder, maar er zijn er ook bij die ik nog niet kende. Ik kwam op het idee omdat ontwerpers zelden of nooit met elkaar communiceren. Ik heb al wat werk gezien van sommigen. Zo wil Scott King uit Londen zijn diensten aanbieden aan een (nog onbekende) band uit Breda om die een nieuwe identiteit te geven. En Dennis Eriksson komt met een James Bond strip die hij opblaast. Maar het wordt niet alleen grafisch werk. Zo maakt Pixelgarten uit Duitsland 2D ontwerpen tot 3D objecten. Het wordt dus niet alleen maar een expositie waar je naar moet kijken er gebeurt ook echt wat. Vandaar ook die tribune.

Dutch Design staat hoog in aanzien. Merk je daar iets van als je in het buitenland bent?
En is er sprake van enige sturing van de kant van de overheid, bijvoorbeeld door het ministerie van EZ? Jullie zijn immers ook een exportproduct, zoals het Nederlands Dans Theater of het
Concertgebouworkest.
Ik hoor vrij weinig van de ministeries. Het komt wel voor dat de organisatie die me vraagt om ergens te spreken, een consulaat vraagt om die lezing of trip te betalen. Maar wanneer ik naar het buitenland ga, voor een lezing of een congres, dan gebeurt dat meestal op initiatief van de organisatie of de overheid daar. Het is zelden uitvloeisel van een actief beleid van de overheid hier. Het ministerie zou de Nederlandse creatieve industrie ook in het buitenland moeten stimuleren en niet alleen in eigen land.

Denk jij dat er nog steeds sprake is van een kloof tussen de wereld van de creatieve industrie en die van kunst en cultuur? En zie jij jezelf eerder als kunstenaar of als creatief ondernemer.
Dat ligt eraan over wie je het hebt. Ik heb de indruk dat het de laatste jaren erg in elkaar verweven raakt. Maar dat geldt ook weer alleen voor die groep mensen die een cross over interessant vinden. Een kunstenaar als Joep van Lieshout heeft hier ook wel eens aan tafel gezeten en iemand als Frank Tjepkema, die is van oorsprong productontwerper, maar maakt ook grafisch ontwerp en kunstprojecten. Maar er zijn nog steeds ontwerpers die star vasthouden aan wat ze kennen: corporate identity is corporate identity enzovoort. Ik zie mezelf niet als kunstenaar, maar al die verschillende activiteiten die ik ontwikkel, als curator, als ontwerper, inspireren mij wel om weer reclame te maken. Het gaat erom steeds nieuwe dingen te bedenken. Een advertentie zonder logo bijvoorbeeld, zoals wij gedaan hebben voor Audi. Dat is een uitdaging. Je kunt met reclame ook iets over de maatschappij zeggen. In een van onze laatste Ben-fimpjes zegt een stem: Het is al weer vier jaar geleden dat we er waren. Toen leefden Rinus Michels, Andr Hazes en Theo van Gogh nog. Er is geen adverteerder die de naam Theo van Gogh in zijn spotje zou willen gebruiken. Of je hoort iemand zeggen: In die vier jaar is er een hoop veranderd, maar we hebben nog steeds dezelfde premier. Dat vind ik juist interessant een beetje kietelen. En het is leuk om bij reclameboodschappen zoiets te doen. Neem de campagne van Benneton met die aids-slachtoffer. Die foto had de World Press Photo gewonnen, en had op elke cover in de krant gestaan, maar had niet veel gedaan voor de anti-aids campagne. Er gebeurde pas wat toen Benneton die foto op een billboard ging gebruiken.

, We dagen kinderen uit om te publiceren
Naam: Richard van der Laken
Leeftijd: 37
Opleiding: Atheneum, Hogeschool voor de Kunsten Utrecht, Grafische
vormgeving, Sandberg Instituut Amsterdam
Huidige baan/functie/werkkring: Oprichter Designpolitie, ontwerper
Laatste culturele activiteit: Een bezoek aan galerie Andriesse
Laatste vrijetijdsactiviteit: Op een boot door de stad

Richard van der Laken heeft samen met mede-oprichter Pepijn Zurburg bij de Designpolitie de leiding over een ontwerper, twee ontwerpstagiaires, een dtp-er, een projectmanager en een office manager. Binnenkort komt er een tweede ontwerper bij.

Jullie zijn actief onder de naam Designpolitie, maar ook als Gorilla. Wat zijn op dit moment jullie belangrijkste activiteiten?
Op dit moment werken we, behalve voor Museum De Beyerd, voor beeldrechtorganisatie Pictoright (nieuwe huisstijl en communicatiemiddelen), Ted Noten (huisstijl en mailings), Stadsschouwburg Amsterdam (communicatiemiddelen), welzijnsorganisatie Impuls, uitgeverij Valiz (kinderboek en ons eigen Designpolitie boek The ABC of De Designpolitie), internetstrategen Canicas (huistijl), Vote for President (website), bioscoopketen Mustsee (huisstijl en communicatiemiddelen) uitgeverij BIS en BNO (de BNO Boeken, samen met Dick Bruna!), en KesselsKramer (op het moment voor Ben). Zo zijn er nog wat kleine projecten.
Gorilla is een samenwerking tussen De Designpolitie, Herman van Bostelen en Lesley Moore. Gorilla is een ongekend podium voor een grafisch ontwerper. Normaal gesproken sta je meestal in de schaduw van je opdrachtgever. Je bent een soort regisseur die alle elementen samen laat vallen op het vlak van visuele communicatie. Bij Gorilla is dat anders. Wat we daar melden, is ook echt van ons door ons. Wij zien Gorilla meer als een soort vrijetijdsproject, in die zin dat het niet echt in onze dagelijkse studiobeslommeringen meedoet. Het is avondwerk, want voor een ochtendkrant.

Jullie werken ter gelegenheid van de opening van De Beyerd in Breda onder de titel Publiceer het maar! aan een tentoonstelling voor kinderen. Wat is het idee achter deze interactieve expositie? En waaruit gaat die expo bestaan?
Het is natuurlijk ondoenlijk om jonge kinderen echt uit te leggen wat grafische vormgeving is. Het gaat ons meer om de stimulans om te creren, om te doen. Een belangrijk fenomeen binnen het vak grafische vormgeving is dat alles wat je maakt in principe gepubliceerd wordt. Als je iets in een krant doet, zoals de layout, de art direction of de illus-traties, dan is dat evident. Als je een huisstijl maakt, is dat ook zo. Alles verschijnt in oplages, in het publieke domein. Je publiceert dus. In deze expositie dagen we kinderen uit om te publiceren. De basis van de expositie is een soort gereedschapskist met diverse mediumdragers. Op n wand vind je allemaal letters en vormen. Die kun je plaatsen op heuse mupis, en wanden met autos, vrachtwagens of t-shirts. Op die manier maken kinderen op een speelse manier kennis met al die dingen die vormgegeven zijn, of die vormgeving met zich meedragen.

De laatste tijd word je doodgegooid met het begrip cultureel ondernemerschap. Zien jullie jezelf vooral als ondernemer of eerder als creatief kunstenaar?
We zien onszelf in ieder geval niet als creatief kunstenaar. En als je voor jezelf werkt, ben je of je het wilt of niet ondernemer, ook al zijn daar vele gradaties in aan te brengen.
De Designpolitie staat niet bekend om haar ondernemerschap, wel om haar bijdrage aan de stand van de Nederlandse grafische vormgeving. En daar voelen we ons prima bij.

Wat vinden jullie als creatief ondernemers van subsidiring van culturele of creatieve projecten?
Subsidiring is goed om dingen mogelijk te maken, die anders niet of erg moeilijk tot stand zouden komen. Ik vind alleen dat je als ontwerper je niet volledig moet verlaten op subsidies. Je moet je eigen broek op kunnen houden, al is dat maar uit zelfrespect. Overigens hebben we als Designpolitie meerdere subsidies ontvangen. We kennen dus het aangename effect van een kapitaalinjectie.

Wie zien jullie als voorbeeld (nationaal en internationaal)? En wie zien jullie als aanstormend talent?
Onze voorbeelden zijn onder meer Tibor Kalman (), Milton Glaser,
Stefan Sagmeister, Anthon Beeke, Karel Martens en Meevis & van
Deursen. En van onze eigen generatie maken KesselsKramer, Thonik, Experimental Jetset en M&M goed werk.

Auteur: Menno Heling & Pieter de Nijs redactie@mmnieuws.nl
468

Reactie verzenden

Share This