Selecteer een pagina

Digitaal voorportaal: Erfgoedliefhebbers en het internet

Algemeen
Dit zou het utopia moeten zijn van genteresseerden in cultureel erfgoed: het digitale walhalla om de virtuele hoek. Maar zitten die erfgoedliefhebbers de genealogen, streekhistorici, museumkaarthouders, archieftijgers in werkelijkheid wel op al dat digitale erfgoed te wachten? Hoe zoeken zij, als ze met hun hobby bezig zijn, eigenlijk naar informatie? Welke bronnen gebruiken en combineren zij?


Deze vragen stonden centraal in een afstudeeronderzoek waarop Henrieke Wubs in november is afgestudeerd bij de opleiding Algemene Sociale Wetenschappen aan de Universiteit Utrecht. Negen maanden lang liep zij stage bij het Sociaal en Cultureel Planbureau. In die periode werd literatuur over erfgoed, over internet en over de combinatie van die twee verzameld en bestudeerd. Het onderzoek omvatte verder een analyse van grootschalige gegevensbestanden, hetgeen uitmondde in negen profielen van erfgoedminnaars en -mijders (zie MMNieuws 9/10, 2004). En tenslotte werden focusgroepgesprekken met vertegenwoordigers van vijf van deze profielen gevoerd. De resultaten van dit laatste onderdeel geven een interessant doorkijkje in de wijze waarop erfgoedliefhebbers tegen het digitale aanbod van erfgoedinstellingen aankijken.

Het internet, zoveel is duidelijk, heeft een centrale plek weten te veroveren op de mentale landkaart van de zoekers naar informatie over het verleden. In alle onderzochte groepen, of het nu om streekhistorici gaat, om kunstliefhebbers of om scholieren en studenten geschiedenis, start de meerderheid haar zoektocht op internet. Het net is een startpunt, maar zeker niet het eindpunt. Het digitale informatieaanbod van erfgoedinstellingen gebruikt men vooral ter orintatie op wat er elders, in archieven, (streek)musea, op erfgoedportals, in bibliotheken en bij heemkundekringen aan informatie te halen valt. Gretig aftrek vinden bij hen ook de elektronische nieuwsbrieven. Deze worden gewaardeerd om hun bijpraat-functie: eens in de zoveel weken krijg je in kort bestek te horen welke digitale en fysieke nieuwtjes er op erfgoedgebied zijn.
In de focusgroepen wordt het digitale erfgoedaanbod deels positief, deels negatief gewaardeerd. Als pluspunten worden genoemd: de actualiteit en wereldwijde uitgestrektheid van het aanbod, de beschikbaarheid ervan thuis, de snelheid waarmee je zoektocht resultaat oplevert, het ongecensureerde/ongefilterde karakter van het digitale aanbod, de lage kosten in tijd en geld in vergelijking met reizen naar fysieke erfgoedinstellingen, en de spontaniteit waarmee naar informatie gezocht kan worden. Ook de nieuwe mogelijkheden, zoals het op n (virtuele) plek verzamelen van wereldwijd verspreide kunstwerken van een artiest, kunnen op waardering rekenen.
De minpunten zijn veelal de keerzijden van de positieve kenmerken. Het ongereguleerde en ongefilterde wereldwijde aanbod kan een zoektocht tot een crime maken. Voordat je je erbij neerlegt dat de informatie die je zocht echt niet te vinden is, ben je een paar uur verder. Zoek- en filtervaardigheden moet je je eigen maken, want er is geen digitale archivaris die je de weg wijst. Verder wordt de digitale informatie nogal eens oppervlakkig en onbetrouwbaar gevonden. Iedereen die eens iets heeft uitgezocht vertelt op het web zijn verhaal, maar of het klopt, is lang niet zeker. Ook vinden de focusgroepleden het aanbod meer dan eens te beperkt. Men is ongeduldig en neemt geen genoegen met slechts ten dele ontsloten bronnen. Een ergernis vormt tenslotte de veranderlijkheid van informatie. Je bent al een hele tijd op zoek, eindelijk vind je de link die je zocht, en… foutmelding: informatie verplaatst of niet langer actueel. Voor de amateurhistorici een groot probleem, want op zulke bronnen valt moeilijk een verhaal te bouwen.

Cultureel erfgoed op internet is in de ogen van de erfgoedliefhebber vooral een digitaal voorportaal: de eerste stap op weg naar meer kennis over het verleden. Voor het echte werk graaft men liever dieper: in archieven, in de eigen boekenkast of de bibliotheek, met een bezoek aan (streek)musea of door het bezoeken van the real thing: het geboortehuis, de Romaanse kerk of het blootgelegde scheepswrak. Als er een overkoepelende aanbeveling voor de praktijk van de erfgoeddigitalisering uit het onderzoek te destilleren valt, dan is het deze: houd rekening met de door gebruikers gepercipieerde functie van het internet. Geef ze de (meta-)informatie die ze zoeken: wat staat er op deze site, hoe diepgaand is het, op welke bronnen is het gebaseerd, en waar kan ik verder zoeken?
Verder valt te denken aan het toegankelijk houden van van de site verwijderde informatie via een archieffunctie. Nieuwe informatie moet als zodanig in het oog springen, via een rubriek actueel of een elektronische nieuwsbrief. En tot slot: van digitale interactie tussen erfgoedliefhebbers moet men geen te hoge verwachtingen koesteren. Voor de meeste onderzochte liefhebbers is contact hebben met anderen geen doel op zich, maar een middel tot een doel: het vinden van de informatie of het object dat ze zochten. Het delen van informatie komt eigenlijk alleen voor bij degenen die semi-professioneel met hun hobby bezig zijn. De anderen bevredigen vooral hun eigen nieuwsgierigheid.

Auteur: Frank Huysmans Sociaal en Cultureel Planbureau f.huysmans@scp.nl
Referenties: De afstudeerscriptie van Henrieke Wubs komt digitaal beschikbaar op de website van Digitaal Erfgoed Nederland (DEN): www.den.nl.
468

Reactie verzenden

Share This