Selecteer een pagina

Do Theatres skill creativity?

Algemeen
Innovatie, creativiteit, transformatie. Het lijken toverwoorden geworden, die de laatste jaren door iedereen zijn omarmd. Door bedrijfsleven, door stadsbesturen, door onderwijs en wetenschap. En ook de culturele sector heeft de thematiek en woordkeus overgenomen. Het boek over de creatieve klasse van Richard Florida was de start van deze revolutie. De creatievelingen zouden de nieuwe voorlopers worden in de samenleving en het voor het zeggen krijgen. Door de opkomst en doorgroei van de beleveniseconomie zouden theaters als basis en vorm voor belevenissen de markt kunnen gaan bepalen. Culturele ondernemers dus als koplopers en voortrekkers. In hoeverre maken we dat waar?

In dit nummer van MMNieuws wordt het thema ‘innovatie – en daarmee onlosmakelijk het begrip creativiteit – van veel kanten belicht. Zeker niet uitputtend. Wel inspirerend. Bron voor creativiteit en innovatie is vaak een (succes)verhaal uit andere branches. Handig jatten, dan wel verbeterd kopiëren. Ook hier maken we eerst een uitstap naar de wereld van onderwijs en wetenschap.

Robinson breekt lans voor hervinden creativiteit
Sir Ken Robinson is expert op het gebied van creativiteit en innovatie. Met name toegepast op zijn belangrijkste vakgebied, onderwijs en wetenschap, al raken zijn verhalen veel algemene lijnen. Hij heeft inmiddels meerdere, succesvolle boeken geschreven (Out of our Minds, The Element) en is een veelgevraagd spreker. Wereldberoemd werd zijn verhaal voor TED (www.ted.com), een community waar deskundigen uit de wereld van technologie, entertainment en design hun visie en ideeën op de wereld in korte toespraken kwijt kunnen. TED deelt deze video’s op het net onder de visie van ideas worth spreading. In 2006 hield Robinson zijn verhaal onder de titel Do schools kill creativity? Wereldwijd is deze video meer dan vier miljoen keer gedownload. Dus de kans is groot dat het verhaal bekend is. Voor de enkeling die het niet heeft gevolgd: Robinson bestudeerde onderwijssystemen en creativiteit over de hele wereld en kwam daarbij tot een aantal bijzondere bevindingen.
We grow out of creativity. Iedereen is creatief. Van geboorte. We zijn nieuwsgierig, proberen uit, zetten door, kijken nog eens aandachtig, kennen weinig angst en des te meer wilskracht. Maar als we ouder worden, groeien we een beetje (of heel veel) uit die creativiteit.

Dankzij ouders, bazen, dominees, leraren en ander volk dat van mening is dat zijn eigen mening in zijn eigen hokje ook jouw mening moet zijn in datzelfde hokje. Het kost ons dus moeite om die creativiteit als eigenheid vast te houden. Wat hoop geeft, is dat het is te leren, te trainen en te onderhouden. The system is everywhere alike. Vrijwel over de hele wereld is het onderwijssysteem op vergelijkbare wijze hiërarchisch ingedeeld: aan de top vinden we de wiskundes en de talen, ergens onderaan hangen de kunstvakken. Volgens Robinson worden we vooral geholpen ons te ontwikkelen langs de logische linker hersenhelft. Hij pleit dan ook voor meer balans tussen beide hersenhelften om zo ook de creatieve en artistieke kwaliteiten meer tot hun recht te laten komen.
Robinsons antwoord op de vraag do schools kill creativity? is bevestigend. Volgens hem is het hoog tijd voor een revolutie. Voor nieuwe concepten, waarbij creativiteit en de ontwikkeling van mensen en hun talenten centraal staan. Teneinde werkelijk te innoveren.

Hoofdrol of bijrol voor theaters?
Laten we Robinsons vraag eens vertalen naar de culturele wereld, bijvoorbeeld naar theaters. En laten we als uitgangspunt deze redenering omdraaien: Do theatres skill creativity?
In hoeverre is het theater een bron van creativiteit? In hoeverre maakt werken in en met theater de ontwikkeling van die creativiteit weer positief? In hoeverre zijn de theaters zelf creatieve vooroplopers geworden in de samenleving? Wat zegt dat over het innovatieve imago van de sector?
Want als theater de bron is geworden voor de nieuwe belevenissen op vele wereldmarkten, dan zijn theaters en de betrokken mensen in feite toch experts op het gebied van de beleveniseconomie? Als creativiteit, als basis voor innovatie, de sleutelfactor is geworden voor oplossingen in de huidige economie en samenleving, dan zijn theaters toch bij uitstek de motoren van die economie en van die samenleving?

De strijd om theaterliefhebbers vraagt meer theaterlefhebbers
De theaterwereld is, zeker in deze tijd van crisis, veel energie kwijt om bezuinigingen af te wenden dan wel te verminderen. De branche is druk bezig het belang van kunst en cultuur steeds opnieuw te benadrukken. In de hoop dat de ander meebeweegt. In de hoop dat de politiek niet bezuinigt. Dat de sponsor toch over de brug komt. En dat het publiek toch vaker de weg naar het theater weet te vinden, ook voor die voorstellingen die niet vanzelfsprekend tot het bordje ‘uitverkocht’ leiden. In hoeverre zijn we theaterlefhebbers? En dan bedoel ik niet lef in de zin van durven je mening te geven. Dat kunnen we in de sector goed. Maar misschien heeft creativiteit en innovatie meer belang bij het stellen van vragen dan bij het geven van meningen. Meningen sluiten vaak de deur. Vragen stellen opent vaak een deur. Lef hebben is dus meer bedoeld in de zin van dingen uitproberen, hongerig zijn naar informatie, niet bang zijn om fouten te maken, werelden die ogenschijnlijk niets met elkaar hebben, toch bij elkaar willen brengen. En van dat alles willen leren. Het lef hebben je talenten te willen ontdekken en uit te bouwen. Dat te delen met anderen. En anderen stimuleren hetzelfde te doen.

In hoeverre leiden we op tot theaterlefhebbers? Als we willen dat medewerkers van theaters op deze manier lef hebben, faciliteren we dat dan voldoende en op de juiste manier? Waar we overduidelijk stappen maken in onze vernieuwingen op het gebied van programmering, marketing en in het ontwerpen van toekomstgerichte theatrale gebouwen, blijft de organisatie bij het gemiddelde theater nog wel eens hangen in (principes ontleend aan) het industriële tijdperk. Hoeveel theaters zijn nog georganiseerd rondom een woud aan vergaderingen? Hoeveel baseren hun organische ontwikkelingen op basis van verlangens? Hoeveel theaters werken nog op de traditionele hiërarchische manier terwijl sociale innovatie op andere plekken al wonderen lijkt te verrichten?

Vooroplopers bepalen zelf het spel
Als we theaters langs de meetlat van creativiteit en innovatie leggen (en ik geef toe dat ik er geen wetenschappelijk onderzoek naar heb gedaan) dan scoren we vaak al op vele fronten. Wat dat betreft zouden we met die kennis en ervaring een veel grotere rol kunnen spelen in de samenleving in zijn geheel. Zouden we onze kennis van het cultureel ondernemerschap en van creativiteit voor veel meer zaken kunnen inzetten. Zouden we vooroplopers kunnen zijn. Vooroplopers uit de culturele sector die nadrukkelijker hadden kunnen deelnemen aan een dan wellicht beter uit de verf gekomen Innovatieplatform. Vooroplopers die het bedrijfsleven adviseren. Artistiekelingen die commissaris worden bij een grote firma, naast grote firma’s die nu al commissarissen leveren voor culturele besturen.Vooroplopers die niet krampachtig elke subsidie in stand willen houden, maar hun energie stoppen in het samen met de overheid komen tot nieuwe concepten en nieuwe afspraken. En bij een prima gebruik van gemeenschapsgeld kunnen rekenen op een bonus van de overheid, al moet iemand daar dan nog een innovatiever woord voor verzinnen. Geen enkel theater is blij met minder subsidie. Toch is het interessant de denkoefening te maken ‘hoe kunnen we toe met 10% minder subsidie?’ (in relatie tot ‘hoe krijgen we 10% meer omzet?’) Of nog sterker ‘hoe vervullen wij onze opdracht zonder subsidie?’ Schrik niet van de geweldige ideeën die deze oefening je op gaat leveren. Ook een aardige is samen met je wethouder de oefening doen ‘hoe kunnen we samen zorgen dat het theater minder subsidie nodig heeft?’ In eerste instantie wellicht een absurde vraagstelling, maar wie zichzelf toestaat te denken voorbij het eerst denkbare, kan tot verrassende oplossingen komen.

Tijd voor revolutionaire gedachten
Er lijkt nog heel wat te winnen. Het is misschien nog geen tijd voor een revolutie, maar wel voor revolutionaire gedachten. Zeker op organisatorisch gebied. Meer werken aan verlangen dan aan vergaderen. Minder controle, meer creativiteit. Meer mislukkingen, want meer geprobeerd. Meer resultaat door meer vrij ondernemerschap. Meer kansdenken, minder problemen. Meer oog voor talent. Op het podium en achter de schermen. Vooroplopers zetten de toon en nemen de rest mee. Een overheid zou bij vooroplopers nooit praten over noodzakelijke bezuinigingen, maar eerder denken aan gewenste investeringen. Zodra de culturele sector door overheden niet meer wordt gezien als kostenpost, maar als vanzelfsprekende bron van creativiteit, innovatie en groei is er een belangrijke stap gezet. Er gaat echter een stap aan vooraf: we moeten onszelf meer (laten) zien als vanzelfsprekende bron van creativiteit, innovatie en groei.

Het verhaal van Robinson is natuurlijk niet zomaar langs de theaters (of de culturele wereld als geheel) te leggen. Toch is het interessant om een dergelijke oefening gewoon te beginnen. Het helpt altijd. Het geeft altijd stof tot nadenken. Het levert altijd nieuwe inzichten en nieuwe resultaten op.

En zo is deze uitgave van MMNieuws ook bedoeld. Om verschillende lichten te werpen op innovatie en op creativiteit. Uit de branche zelf en vooral van buiten de branche. Doe er uw voordeel mee. Wie denkt er iets van te kunnen gebruiken, zet het in! Liefst morgen al en deel het resultaat, wat het ook is. En wie denkt dat hij het niet nodig heeft, slaapt rustig verder.

Auteur: Giel Pastoor (pastoor@parktheater.nl). Giel Pastoor is directeur van Parktheater Eindhoven, al noemt hij zich liever beweegstrateeg. Werkte voorheen als directeur van De Tamboer in Hoogeveen en als manager in de theaters van Arnhem en Tilburg. Won dankzij fantastische mensen een aantal malen de Gouden Struis.
468

Reactie verzenden

Share This