Selecteer een pagina

Duidelijke keuzes en inzetten op speerpunten

Adviezen van vier adviseurs

Algemeen
Hoe overleeft de cultuursector de crisis en de daarmee samenhangende bezuinigingsmaatregelen? En bij wie kunnen instellingen en overheid te rade gaan wanneer het gaat om een nieuwe strategie? MMNieuws vroeg het de adviseurs van vier gerenommeerde adviesbureaus die hun sporen in de cultuursector ruim verdiend hebben. Wat is hun visie op de werking van het culturele veld en wat voor aanbevelingen hebben zij in huis?


Koerswijziging
De eerste vraag die aan de orde kwam, was of de bureaus zelf last hebben ondervonden van de crisis. Moesten ze mensen of taken afstoten en is er iets veranderd in de hoeveelheid en aard van de opdrachten? Geen van de bureaus merkt op dit moment veel van de crisis. Jacqueline Gerritsma: ‘Wij hebben een vrij constante stroom werk. Dat komt misschien omdat we relatief klein zijn. We halen zo’n 80% van onze opdrachten uit bestaand werk. Het enige is misschien dat we merken dat we wat harder achter opdrachten aan moeten. Ik verwacht overigens dat 2011 een ander beeld zal geven.’ Erik Akkermans: ‘Wij hebben het iets minder druk, maar dat vinden we ook prettig, want we hebben nu tijd om wat meer de diepte in te gaan en nieuwe dingen te ontwikkelen. Maar ik verwacht wel een terugloop in gemeentelijke opdrachten.’ Ook Lagroup heeft weinig gemerkt van de crisis, zegt Stephen Hodes. ‘We hadden in 2009 een goed jaar en ook de eerste drie maanden van 2010 waren niet slecht. Ontslagen waren niet aan de orde; we hebben zelfs net een advertentie gezet voor een nieuwe adviseur. Het is overigens moeilijk om geschikte mensen te vinden. Maar er zijn wel verschuivingen zichtbaar. Klanten worden bijvoorbeeld onredelijker in hun eisen en de termijnen die ze stellen. Laatst kwam een provincie met een grote opdracht, maar de offerte daarvoor moest er wel binnen één week liggen.’ Ook in het type opdrachten zijn verschuivingen zichtbaar. Hodes: ‘De laatste tien jaar werkten we veel met projectontwikkelaars. Van die kant komt er nu misschien één keer per jaar een opdracht.’ Volgens Bastiaan Vinkenburg raakt de crisis vooral het bedrijfsleven. ‘Aan de publieke kant zorgt niet de crisis voor problemen, maar de verkiezingen: ‘Die leiden tot minder offerteaanvragen uit het publieke domein.’

Ontwikkelen de bureaus bewuste strategieën om met de gevolgen van de crisis om te gaan? Akkermans: ‘De vraag waar wij voor staan, is hoe de markt en de vraagstellingen ver-schuiven. Ik denk dat culturele instellingen daar ook over moeten gaan nadenken. Ze zullen veel meer dan in het verleden moeten kijken waar de raakvlakken liggen met andere domeinen. Misschien moeten ze het meer halen vanuit ruimtelijke ordening, of welzijn of onderwijs, dan uit de cultuurbeleid.’ Hodes: ‘Lagroup heeft twee jaar geleden al een koerswijziging ingezet. We zijn niet alleen meer gaan reageren vanuit de vraag, en we zijn veel meer projecten gaan initiëren. Dat komt nu goed uit.’ Vinkenburg: ‘Wij zien een duidelijke verschuiving van beleidsgerichte vragen naar bedrijfsvoeringgerichte vragen. Dat is voor ons gunstig, want daar hebben wij ook verstand van. Culturele instellingen zullen altijd veel aandacht aan beleid besteden, maar op het gebied van bedrijfsvoering hebben ze een duidelijke achterstand.’ Hodes: ‘Wij hebben een serie scenario’s in de kast liggen, in het geval dat we gevraagd worden om advies te geven over mogelijke bezuinigingen. Zo heb ik ongeveer een jaar geleden vijftien culturele instellingen gebeld met de vraag of ze een contingency plan hebben. Geen van hen had zo’n plan. Blijkbaar denken de instellingen dat ze hun geld voor de lopende vier jaar hebben veiliggesteld.’

Overlevingskansen
Toch is duidelijk dat de instellingen beter moeten gaan nadenken over hun bedrijfsvoering. Er dreigen ingrijpende bezuinigingen. Wanneer we uitgaan van 25% minder inkomsten, wat betekent dat dan? Kunnen instellingen de kaasschaaf hanteren of zal er sprake zijn van een shake out? Vinkenburg: ‘Er is – even zwart-wit gesteld – op de korte termijn weinig urgentiebeleving bij de instellingen. 25% minder inkomsten uit entreegelden komt neer op 3 tot 5% van hun begroting. Dat is nog te doen. De problemen komen bij een structurele subsidiekorting van 20 tot 30%. Veel instellingen – orkesten, instellingen voor cultuureducatie – kennen een vaste kostenstructuur. 80% van hun kosten gaat op aan huisvesting en personeel. De CAO’s zijn volledig dichtgetimmerd. Daar komt bij dat veel culturele instellingen eigen risicodragers zijn voor de WW. Iemand ontslaan levert dus niets op, want dan moeten ze zo iemand doorbetalen. De 20% kosten die overblijft, gaat naar directe activiteiten, dus naar de programmering. Als je daarin gaat snijden, dan is je culturele aanbod weg. Van de kaasschaaf kan dus nauwelijks sprake zijn!

Hodes, Gerritsma en Vinkenburg zijn het eens: er gaat een grote shake out plaatsvinden. Als er 25 tot 30% bezuinigd gaat worden, gaan er instellingen sneuvelen. De wijze van bezuinigen ligt dus niet in de kaasschaaf, maar in radicale keuzes! Akkermans nuanceert: ‘Maar er kan sprake zijn van creatieve destructie. Het betekent ook dat er keuzes gemaakt moeten worden voor een ándere aanpak. Een concreet voorbeeld. In Heerenveen-Opsterland hielden vier gemeenten samen een kunsteducatie–instelling overeind. Die is inmiddels failliet gegaan – en dat zal niet de laatste zijn in de komende periode. Wij hebben een advies uitgebracht om met ons als partij in zee te gaan. De betrokken gemeenten waren daar eerst huiverig voor, maar ze denken er toch over zo’n experiment aan te gaan. Er komt nu een nieuwe instelling met een flexibeler kern aan personeel, met een aanbod dat beter is afgestemd op de vraag wat de gemeenten willen en welke prestaties ze -willen afspreken. Overigens – als pleidooi voor de kaasschaaf – kun je je afvragen of het niet beter is om over de hele linie 10% te bezuinigen. Volgens mij krijg je dan veel meer de bereidheid om te gaan nadenken over de eigen instelling. Wanneer je zegt: jij wel en jij niet, dan gaat alle energie zitten in de discussie over de vraag: waarom zij wel en wij niet?’ Of een instelling 25% aan bezuinigingen kan overleven ligt aan het soort instelling, zo suggereert Gerritsma. ‘Een museum kan veel gemakkelijker bezuinigen dan – zeg – een orkest.’ De oplossing ligt volgens Hodes in flexibilisatie, bijvoorbeeld van CAO’s en van de semi-ambtenarenstatus. ‘Dat advies lag er voor de orkesten al in 2001,’ zegt Vinkenburg, ‘maar er is nauwelijks iets mee gebeurd!’Toch zullen instellingen wel maatregelen moeten nemen, wanneer ze horen dat er drastisch ingegrepen gaat worden omdat het geld op is, stelt Gerritsma. ‘En waarom zouden de -orkesten buiten die bezuinigingen vallen?

Vroeger werd cultuur er altijd buiten gehouden wanneer het ging om bezuiniging. Nu spelen er twee dingen. Er is het Wilders-populisme, waarin emoties spelen als ‘zonde van het geld – dat is hoge cultuur voor hoogopgeleiden’. En er is de linkse variant, die stelt: we moeten cultuur serieus nemen. En omdat de culturele instellingen ook een deel uitmaken van de economische sector moeten zij ook mee wanneer er be-zuinigd gaat worden. Men moet zich alleen wel realiseren dat het cultuurbudget zo klein is dat die bezuiniging bijna niets oplevert.’

Maatschappelijke relevantie
Dat kunstinstellingen zich inmiddels van de dreigende gevaren bewust zijn geworden is duidelijk. Hodes: ‘Het is grappig te zien dat die kunstlobby niet in beweging is gekomen vanwege de crisis, maar wel vanwege de PVV.’ Dat de PVV-leuzen aanslaan, toont aan dat de cultuursector nog steeds niet in staat is geweest duidelijk te maken wat het maatschappelijk belang is van de kunsten. De buitenwereld ziet de wereld van de kunsten nog steeds als een van de rest van de maatschappij afgesloten bolwerk. Akkermans: ‘Het zou goed zijn wanneer we een voorbeeld zouden nemen aan organisaties uit andere domeinen. Een voetbalclub als FC Twente is er uitstekend in geslaagd zich vanuit sociaal-maatschappelijk opzicht te bewijzen. Ze hebben zich in hun omgeving zo weten te wortelen dat ze er maatschappelijk toe doen – en ze voetballen nog goed ook. Daar kan de cultuursector veel van leren.’ Vinkenburg: ‘We missen in de cultuursector mensen die erin slagen de maatschappelijke meerwaarde van de cultuursector breed uit te dragen. Het is Johan Cruijff wel gelukt. Die heeft met succes geprotesteerd tegen de 8% successierechten die hij met zijn Foundation moest afdragen over giften. Daar heeft cultuursector van mee geprofiteerd.’ Gerritsma: ‘De cultuurwereld blijft elitair. Wie kunnen daar een voorbeeld zijn als Cruijff? Jaap van Zweden? Andre Rieu? Rieu staat internationaal hoog in aanzien, maar in Nederland wordt op hem neergekeken. Terwijl het om een cultureel ondernemer eerste klas gaat.’

Conservatisme
Gerritsma oppert dat de cultuurwereld met initiatieven op het gebied van cultuureducatie duidelijker z’n maatschappelijke relevantie kan aantonen. Hodes ziet op dat gebied geen gebrek aan ondernemende initiatieven, maar wijst op de conservatieve houding van veel gevestigde cultuurinstellingen. Hij krijgt bijval voor zijn stelling dat veel instellingen eenzijdig zijn gefocust op hun creatieve output en weinig belangstelling tonen voor hun maatschappelijke rol en functie. Akkermans: ‘Mijn stelling is altijd geweest dat juist omdat er zoveel tijd en dynamiek gaat zitten in het verzinnen van nieuwe inhoud, er weinig aandacht en energie is om ook nog met randvoorwaarden bezig te zijn. Individuele kunstenaars zijn heel conservatief als het gaat om zaken als materiële omstandigheden en ondernemerschap, want ze zijn met hun ding bezig.’ Het is zelfs sterker, aldus Vinkenburg: initiatieven die niet direct te relateren zijn aan die creatieve output worden met argwaan en zelfs met vijandigheid bekeken. ‘Er is enorm veel weerstand te overwinnen. Kijk naar de manier waarop Stanley Bremer van het Wereldmuseum is verguisd.’ Hodes: ‘Er ligt een redelijk breed gebied tussen de werkwijze van een instelling als het Wereldmuseum en die van traditionele cultuur-tempels. Waarom wordt er bijna nergens gewerkt met prijselasticiteit? Iedere dienst-verlenende onderneming – kijk naar Easyjet– doet dat, maar in de cultuurwereld niemand. En waarom niet? Omdat er geen noodzaak is. De overheid financiert immers? Waarom leert niemand van Joop van den Ende? Die trekt in Scheveningen in één jaar 800.000 bezoekers per jaar op één toneel. Dat is meer publiek dan alle podia in heel Den Haag bij elkaar. Maar er is nauwelijks interesse voor hoe hij dat doet.’ Gerritsma: ‘De gevestigde kunstenwereld werkt met sterke oordelen. Wat Vanden Ende doet, is not done. En wat Carré doet, 18 miljoen omzetten zonder subsidie, is geen voorbeeld.’ Akkermans tekent daarbij aan dat hij wel tekenen ziet van een veranderende houding bij kunstenaars en kunstinstellingen.

Cultureel vastgoed een probleem
Een van de problemen waar culturele instellingen mee te kampen hebben, is de huisvesting. Er gaat erg veel geld heen aan bouw en huur. En het lijkt wel of iedere (deel)gemeente een eigen theater of podium wil.Vinkenburg: ‘Leeuwarden is een voorbeeld. 70% van het cultuursubsidiebudget van die gemeente gaat weer terug naar diezelfde gemeente als huur.’ Akkermans: ‘Er is een patroon. Zo’n gemeente wil monumentale panden behouden en zet daar graag culturele instellingen in. Die zitten vervolgens opgescheept met een verschrikkelijk hoge huur en exploitatiekosten. En dan roept iedereen: die instellingen zijn zo duur. Het zou goed zijn wanneer gemeenten het gebouw nadrukkelijk scheiden van wat erin gebeurt. Je neemt als gemeente de verantwoordelijkheid voor dat gebouw en vervolgens besteed je aan wie er in de komende jaren iets in gaat doen. Dan is veel duidelijker waar je je geld aan besteedt en welke voorzieningen je als gemeente wilt hebben.’ Gerritsma twijfelt: ‘Een goede vastgoed-strategie op cultureel vastgoed zou wel eens kunnen helpen, maar dat gaan de gemeenten niet redden. Er spelen verschillende dingen. Neem Lux in Nijmegen. Lux krijgt 1.1 miljoen subsidie, maar 8 ton kunnen ze zo teruggeven aan de gemeente, want dat is de huur. Dan kun je twee dingen doen. Ofwel je geeft hen het gebouw, met als consequentie dat ze nog maar 3 ton subsidie krijgen en verder zelf hun exploitatie regelen. Dan zijn ze vrij om, bijvoorbeeld, zelf leningen af te sluiten. Aan de andere kant gaat er in grote steden heel veel subsidies naar de bouwen van accommodaties. Stel dat er in zo’n geval 7 miljoen gaat naar een gebouw dat 12 miljoen kost, dan kan een gemeente toch beter zo’n gebouw helemaal kopen? Maar dat kan weer niet, want als gemeente doe je niet in cultureel vastgoed…’ Vinkenburg: ‘Er moet eigenlijk veel minder worden geïnvesteerd in gebouwen, dus in stenen, en meer in programmering, dus in concreet cultureel aanbod. Het raakt anders uit balans.’ Hodes is het daar maar ten dele mee eens: ‘Ik pleit niet voor een bouwstop, maar je moet wel veel kritischer zijn bij het neerzetten van nieuwe theaters.’

Aanbevelingen
Wat zou, met het licht op de aankomende bezuinigingen, het advies zijn dat de bureaus aan gemeenten zouden geven over de te nemen maatregelen in de cultuursector? De antwoorden op die vraag zijn redelijk eensluidend. Bezuinigen via de kaasschaaf is geen optie. Vinkenburg: ‘Vergelijk het culturele veld met een bos. Je kunt ervoor kiezen om alle bomen een beetje te snoeien, en daardoor alle jonge nieuwe takken kort te wieken, maar het is beter om een paar bomen uit te kiezen en die te kappen. Dat geeft lucht en ruimte voor de overblijvende bomen.’ Hodes valt Vinkenburg bij: ‘Gemeenten en provincies zouden er goed aan doen zich duidelijker te profileren ten opzichte van elkaar. Dat betekent dat ze duidelijke keuzes maken en inzetten op speerpunten. Op die manier geef je instellingen of organisaties ook de nodige ruimte om te excelleren. Wij hebben in dit land, buiten het IDFA en Noorderslag, geen enkel festival met internationale allure. Daar is veel geld mee gemoeid.’ Vinkenburg vult aan: ‘En wanneer je kiest voor 10% bezuiniging, haal je de speelruimte weg die die excellente instellingen nog hebben.’ Gerritsma: ‘Ik zou vooral inzetten op innovatie en diversiteit. Instellingen zouden er goed aan doen meer diversiteit aan te brengen in hun programmering. Dat houdt ook in dat er anders gekeken wordt naar voorbeelden als Vanden Ende of Carré. Het probleem zit erin dat wat zij voorstaan als lagere cultuur wordt aangemerkt en niet als subsidiabel wordt gezien.’Wellicht ligt dat aan het heersend conservatisme binnen de top van de culturele instellingen, is de suggestie. Vinkenburg: ‘Uit het onderzoek dat Berenschot heeft gepresenteerd bij het Paradisodebat in augustus 2009 blijkt dat er weinig subsidiegeld van gemeenten gaat naar nieuwe initiatieven of projecten. Het overgrote deel van het geld gaat naar de gevestigde orde.’ Gerritsma: ‘Misschien is het wachten wel op een volgende generatie directeuren. Er is hoognodig nieuw bloed nodig. De internetgeneratie denkt anders, is beter in netwerken en kiest gemakkelijker voor nieuwe initiatieven en projecten dan de zittende generatie directeuren.’

Instellingen zouden ook kunnen kijken naar mogelijkheden die kostenbesparend werken. Zo kunnen veel instellingen nauwer samenwerken, met name op het gebied van backoffice-activiteiten. De problemen die dat vroeger wellicht zou hebben gegeven zijn met de huidige stand van zaken op het gebied van ICT overkomelijk. ‘En wellicht helpt het wanneer de overheid eerst beter de gewenste en betaalbare prestaties in beeld brengt, daarover met de instellingen afspraken maakt en ze daarop afrekent,’ suggereert Akkermans. Prestatiegericht en programmatisch financieren geeft een gemeente ook meer speelruimte bij het financieren van incidentele presentaties of manifestaties. Als laatste komt de vraag aan de orde of gemeenten wel voldoende kennis in huis hebben om de nodige beslissingen te nemen. Die kennis ontbreekt bij ambtenaren en zelfs wethouders vaak, is de algemene mening, met name waar het gaat om de financiering en exploitatie van cultuurinstellingen. Voor Berenschot was dat aanleiding om samen met de Boekmanstichting en Kunsten 92 het CultuurCollege op te zetten, met als doel om raadsleden en hogere ambtenaren op te leiden in de werking van het culturele veld, zowel cultuurinhoudelijk als op gebied van cultuurmanagement.

Auteur: Tekst: Freek van Duijn & Pieter de Nijs Freek van Duijn directeur van het cultureel organisatie-advies en trainingsbureau Frame. (freekvanduijn@frame-amsterdam.nl)
468

Reactie verzenden

Share This