Selecteer een pagina

Een bedreiging met een kans

Vernieuwing in de cultuureducatie

Beleid

Er zijn een aantal trends in de maatschappij te constateren die van belang zijn voor de ontwikkelingen in de cultuureducatie. Deze trends meenemen in de ontwikkeling van de cultuureducatie als branche achten wij van groot belang. We zijn nu echt een netwerksamenleving geworden, als gevolg waarvan niet de organisatie centraal staat, maar de klantvraag.

Het tempo en de vluchtigheid van bovengenoemde trends zijn enorm, met als gevolg dat snel anticiperen noodzakelijk is om mee te blijven doen. De doelgroepen veranderen net zo snel. In het cultuurbeleid zijn de scholen nog maar een paar jaar serieus in beeld en nu al zal de zorgsector moeten worden opgepakt, om zodoende ook een bijdrage te verlenen aan het versterken van de ‘eigen kracht’ van de burger. Kortom de toekomst brengt een verbreding van het cultuureducatieve aanbod, waardoor met beperkte middelen een groot bereik wordt gerealiseerd en het aanbod altijd actueel is. Wanneer je die trends doortrekt, betekent dat dat organisaties er niet meer toe doen.

De klant regelt het zelf: Easyjet-methoden en Marktplaats-scenario’s verzorgen de match tussen klant en aanbieder. En dat kan gaan om de vraag van de individuele burger, de school, of de zorginstelling. Subsidie wordt steeds meer bijzaak en zal vooral incidenteel worden ingezet voor projecten en ontwikkeling. Structurele subsidiering zal in de toekomst steeds minder bestaan, zeker voor de kunstencentra. Gemeenten, scholen en de zorg kopen educatie in en dan is P*Q (product en hoeveelheid) bepalend. Cultuureducatiecentra in verandering Het recente advies van de Raad voor Cultuur over kunsteducatie, Meedoen is een kunst, constateert dat steeds minder kinderen, jongeren en ouderen in hun vrije tijd muziek- , schilder- of toneellessen volgen. Zij moeten bovendien vaker op zoek naar andere locaties om hun passie te kunnen uitoefenen. Door bezuinigingen bij gemeenten en provincies blijft de deur van lokale, gesubsidieerde voorzieningen voor hen gesloten. De Raad ziet ook kansen voor verbeteringen. Die zijn hard nodig, want cultuurparticipatie leert ons belangrijke vaardigheden voor de 21e eeuw en versterkt het creatieve hart van ons land.

De Raad constateert in Meedoen is de kunst dat de sector zich momenteel in een overgangsfase bevindt; de kwaliteit en continuïteit van het aanbod staan hierdoor onder druk. Gelukkig is er meer ruimte voor particuliere initiatieven. Zo ontstaan er bijvoorbeeld gezamenlijke projecten van burgers, verenigingen, culturele instellingen en private partijen waaraan de overheid wel meedoet, maar niet de eerste viool speelt. De Raad is hier enthousiast over, maar ziet ook risico’s. Met name de toegankelijkheid van de voorzieningen voor cultuurparticipatie is, zeker voor kinderen en ouderen, niet vanzelfsprekend. De Raad doet in haar advies een vijftal aanbevelingen: zorg voor goede basisvoorzieningen, rekening houden met verschillende levensfasen, kwaliteitswaarborging, stimulering van experimenten en het verzamelen van deelnamegegevens. Het Landelijk Kennisinstituut Cultuureducatie en Amateurkunst (LKCA) stelt overigens dat de afkalving kunstencentra wel mee valt. Het aantal instellingen is gedaald met 10%, van 181 instellingen naar 152. De gemeentelijke beleidsinterventies leiden ertoe dat de centra voor de kunsten in afgeslankte vorm verder gaan, met andere partijen gaan samenwerken of in een aangepaste vorm als netwerkorganisatie verder gaan. Docenten van opgeheven centra gaan soms als coöperatie of collectief verder. Overigens werkt 80% van de docenten in de cultuureducatie in een zzp-constructie.

Tijdens de BMC workshop gaf ook Johan Boonekamp (lid van de Raad voor Cultuur en werkzaam bij de Creatie Krachtcentrale) zijn mening. Hij zei te verwachten dat de komende jaren de terugloop zal doorzetten en dat samenwerking met zzp’ers van belang is voor goede kunsteducatie. “Het advies van de Raad voor Cultuur is een belangrijke oproep aan gemeenten, waar gecombineerd met de onderligger van het LKCA richting gegeven kan worden aan het beleid voor kunst en cultuureducatie. Tevens ligt er een kans om een clustering van educatie te realiseren: erfgoededucatie, kunst en cultuur educatie, leesbevordering en mediawijsheid.” Voor gemeenten zijn daarin vier scenario’s mogelijk. De gemeentelijke overheid kan instellingen voor actieve kunstbeoefening blijven subsidiëren; de gemeente kan samen met scholen en zorginstellingen culturele activiteiten en diensen inkopen; gemeenten kunnen de markt door middel van subsidies regelen óf de hele sector kan aan de markt worden overgelaten.

Gezamenlijk legden we de stelling ‘De zzp-docent, al dan niet werkend vanuit een collectief, is geen eendagsvlieg uit nood geboren maar de trendsetter’, voor aan het publiek ter discussie. Als belangrijkste punt kwam naar voren dat het toch vooral moet gaan over wat de klant wil en welke doelen de overheid nastreeft. Niet het zzp-schap is zaligmakend, dat is slechts een vorm. Het gaat in de eerste plaats om scherp te krijgen welke resultaten worden nagestreefd. De klantvraag is niet alleen bepalend, het gaat ook om vorming waarbij je soms een alternatieve vraag van klanten moet oproepen. Kunsteducatie kost geld, maar er is veel mogelijk als de focus komt op marktgericht aanbod, samenwerking met privé-docenten en medegebruik van accommodaties. Dan zijn met geringe subsidies betaalbare, kostendekkende tarieven haalbaar. Andersom denken is dan nodig: niet ‘wat wil de professional?’, maar ‘wat kunnen we bedrijfseconomisch voor elkaar krijgen?’. Kortom, er zijn kansen te over om het advies van de Raad voor Cultuur handen en voeten te geven.

Auteur: auteur: Jaap van Luijk was jarenlang actief in verschillende rollen bij gemeenten, culturele instellingen en provincies. Daarnaast was hij consultant en directielid bij BMC. Johan Boonekamp houdt zich vanuit zijn bedrijf de Creatie Krachtcentrale bezig met innovatietrajecten en transities. Hij is lid van de Raad voor Cultuur.

468

Reactie verzenden

Share This