Het onderzoeksbureau EIM heeft (in 2005) een ranglijst aangelegd van de meest innovatieve MKB-sectoren in Nederland. In totaal zijn 58 sectoren beoordeeld. Architectenbureaus komen op de 15e plaats, reclamebureaus op de 24e plaats, de kunsten op plaats 29, en media en entertainment op 32.
De rangorde is gebaseerd op de innovatiebarometer van het EIM en telt een dertiental indicatoren op de gebieden innovatie-output (daadwerkelijke vernieuwingen), input (innovatieplannen, samenwerking, bijdrage medewerkers, scholing) en toekomstig beleid. De gegevens zijn verzameld via een telefonische enqute onder 8.310 bedrijven en instellingen. Wat de culturele en creatieve sectoren betreft scoren de input-indicatoren relatief het laagst, met de sector media en entertainment als bijna-hekkensluiter.
Onder innovatie wordt verstaan het doelbewust vernieuwen van producten, diensten en werkprocessen en/of distributiesystemen, gericht op resultaatverbetering. Deze innovatie is inclusief de niet-technologische vernieuwingen.
Nu is innovatie binnen de culturele en creatieve sector een verwarrend begrip: geen schilderij is hetzelfde, elke voorstelling is uniek en zelfs het werken met formats vraagt om bijzondere belevenissen. Waar het bij het kunstbedrijfskundig innoveren dan ook om gaat is het innoveren om nieuwe culturele posities te veroveren en om de eigen bedrijfsvoering op een hoger plan te tillen. Toneelgroep Amsterdam deed dit met het introduceren van vijf festivalsteden, in plaats van het jaarlijks bespelen van 35 schouwburgen, het Fries Museum innoveerde het kunsteducatief werk door niet curatoren maar kinderen het heft in handen te geven bij de tentoonstelling Landschap, de erfgoedsector vernieuwde de presentatie door de collectie compleet te digitaliseren, theaterensemble Het Vervolg pakte als eerste zelffinanciering aan op basis van Cultural Business Modeling en creatief bedrijf Festina Lente voegde verschillende disciplines (mode, kunst, media) bij elkaar om tot baanbrekende productpresentaties te komen. Voorbeelden van innovaties waarbij de bestaande culturele of creatieve orde opzij wordt gezet en met nieuwe producten of werkwijzen nieuwe culturele of creatieve markten worden bereikt. Helaas hebben we het hier over uitzonderingen.
De plaats die de culturele en creatieve sector nu inneemt, die van middenmotor, is beschamend als we ons realiseren dat de sector met name internationaal is georinteerd, de concurrentie in binnen- en buitenland heftiger wordt (mede door toedoen van internet) en creativiteit met het oog op een nieuwe creatieve beleveniseconomie een cruciale productiefactor wordt. Je hoeft geen helderziende te zijn om te voorspellen dat een middenmotor zonder enige vorm van ambitie wegzakt en ingehaald wordt door landen die wl collectief inzetten op innovatie. De keuze is, kortom, aan de sector zelf: nietsdoen en wegzakken of de middelmatigheid afschudden en een collectieve ambitie formuleren. Die ambitie zal in de eerste plaats moeten komen van culturele instellingen die direct onder de verantwoordelijkheid van de nationale overheid vallen. Maar ook brancheorganisaties en kennisplatforms als LOK (Landelijk Overleg Kunstlectoren), Virtueel Platform en Boekmanstichting zullen hun licht autistisch gedrag moeten afschudden en transformeren tot open innovatiecentra.
De Raad voor Cultuur heeft in zijn advies Innoveren, Participeren! van maart 2007 aandacht besteed aan cultureel burgerschap als kernbegrip van een brede cultuurparticipatie, mede vanwege trends als digitalisering, medialisering en mondialisering. Paragraaf 10 over innovatie is echter weer sterk statelijk gericht: een nieuwe minister van Cultuur, Media en Communicatie moet de innovatiekar trekken en dient daartoe nieuwe cordinerende bevoegdheden te krijgen om kabinetbreed te kunnen opereren. Ondanks deze topdown benadering signaleert de raad mijns inziens een aantal belangwekkende zaken: innovaties moeten leiden tot productvernieuwingen, het ontginnen van nieuwe markten en meer grensoverschrijdende (internet)projecten, ook op het tussengebied van cultuur en media. Over het bestaande innovatiebeleid is de raad zeer kritisch; het belang van culturele innovaties is blijven liggen en een structurele meerjarenaanpak veronachtzaamd.
Stel dat de raad zich wat meer orinteert op innovaties van onderop, van kunstenaars, vormgevers, creatieve professionals, culturele instellingen en creatieve bedrijven, dan ligt er inhoudelijk een goede basis voor een collectieve ambitie. Voorwaarde is voorts dat de raad zelf betrokken raakt bij de vormgeving van die collectieve ambitie en niet blijft steken in analyses en vrijblijvende aanbevelingen. Uit de praktijk weten we dat het omzetten van vernieuwende ideen in tastbare resultaten de ware aard van het innoveren is. In dat opzicht is de raad nog maar net op weg.
Praktijkmensen weten dat het soms verdraaid lastig is om culturele organisaties in beweging te krijgen en aan te zetten tot innovatie. Oproepen ook in MMNieuws om de culturele sector meer te verbinden met de Web 2.0-cultuur worden door de gevestigde instanties nauwelijks opgepikt. Na het zeer toegankelijke artikel van Dick Rijken in MMNieuws (6/7 2007) over Cultuur 2.0 is het angstig stil gebleven, op wat gezang van een aantal digitale gelovigen na. Ik was enthousiast over het verschijnen van het nieuwe, praktijkgerichte marketingboek Thinking Big (zie MMNieuws 1/2 2008), maar dat is bij verschijning feitelijk alweer totaal verouderd: geen woord over online marketingtechnieken, nieuwe internetcommunities, YouTube en MySpace, etc.. Het boek is om die reden nauwelijks bruikbaar voor de opleidingen die de professionals voor de toekomst opleiden. Nog een voorbeeld hoe laks de sector, inclusief de Directie Kunsten van OCW, soms werkt. Het CBM-zelffinancieringsmodel, door ons lectoraat ontworpen en nu omarmd door de commissie Sanders, heeft drie (3!) jaar lang in de la gelegen van het ministerie (ambtenaar op verlof, ambtenaar weg door mobiliteit aan de top, er is iemand mee bezig maar niemand weet waar, geen interesse van bewindslieden).
Een collectieve ambitie ontstaat niet zonder visievorming en daadkracht. De trap moet daarbij vooral van bovenaf worden schoongemaakt. Er gaan miljoenen euros om bij instellingen als Boekmanstichting, lectoraten van het kunstvakonderwijs, NWO en fondsen als de Mondriaanstichting. Een radicale herschikking is op zijn plaats om een echt innovatieklimaat in de culturele en creatieve sector te realiseren. Het instellen van een specifiek innovatiefonds kan de collectieve ambitie een stoot in de goede richting geven. Zon fonds kan stimuleren dat directies zich inzetten voor een innovatief werkklimaat, medewerkers geschoold worden op het gebied van medialisering en e-cultuur en organisaties zich een digitaal leven aanmeten. Maar bovenal moet genvesteerd worden in het scheppen van nieuwe producten, die als cross overs functioneren tussen de culturele en mediale wereld, tussen de fysieke en digitale wereld en tussen de verschillende disciplines onderling. Interculturaliteit is ook een gebied en dan niet alleen in de grote steden dat schreeuwt om nieuwe producten, diensten en werkprocessen. En in ieder geval niet mr van hetzelfde produceren op het gebied van theater, muziek en beeldende kunst hier spreekt het homogene overaanbod boekdelen.
Tenslotte de internationale ambitie. Opleidingen en kennisinstellingen denken weliswaar internationaal, maar gaan nauwelijks verbindingen aan met de praktijk. Het komt maar zelden voor dat een prominente kunstenaar niet alleen optreedt op een stedelijk festival, maar ook workshops en lessen geeft op de academie in dezelfde stad. Er reizen delegaties naar allerlei Europese landen, maar die zijn ofwel monodisciplinair, ofwel alleen beleidsmatig of behorend tot de Sicakerk. Ook hier moet de knop geheel om willen we innovatiekracht ontwikkelen en ons onderscheiden van de rest van Europa. Ondernemerschap is volgens econoom Schumpeter een voorwaarde om tot innovaties te komen. Nu de commissie Sanders (zie MMNieuws 1/2 2008) klare wijn heeft geschonken over de noodzaak van cultureel ondernemen is de sector inclusief de opleidingen zelf aan zet.
Gezien het belang van het onderwerp heeft de redactie van MMNieuws aangekondigd in het nummer van oktober 2008 opnieuw aandacht te besteden aan innovaties in de culturele en creatieve sector. Ik hoop van harte dat er veel ruimte vrijgemaakt wordt voor experimental practices, want van de praktijk leren we het meest. Maar het kan niet zonder een deugdelijke onderbouwing waartoe de kenniscentra gehouden zijn. Niet alleen moet de lat flink hoger, we moeten ons zelf ook veel scherper de maat nemen op weg naar 2015. Wellicht helpt het als we een lijst samenstellen van de minst innovatieve (kennis)ondernemingen uit de culturele en creatieve sector.