Selecteer een pagina

Een erfgoedkameleon

Algemeen
Veel mensen praten wel eens over hun regio. Wat ze er zo mooi aan vinden, of waarom ze er juist zo graag weg willen. Wat waar is gebeurd en wie daarbij betrokken waren. De omgeving waarin je opgroeit of leeft, zit vol geschiedenis en verhalen. Sommige van deze verhalen gaan ver terug, terwijl andere heel recentelijk hebben plaatsgevonden. Al deze verhalen worden opgevangen, verwerkt, onthouden en gedeeld of… vergeten. Op deze manier ontstaan er naast persoonlijke interpretaties van je omgeving ook gedeelde interpretaties over plekken, hun verleden en hun belang. Dit worden sociale constructies genoemd (Flooren en Juritsjeva, 2010). Wanneer deze sociale constructies ertoe leiden dat je een bepaalde historische plek bezoekt of bepaalde culturele waarden hoog houdt, komen we in het domein van beleving. Culturele en historische elementen hebben door deze beleving een functie in het heden gekregen (Ashworth, Graham en Tunbridge, 2007). Met andere woorden: het is erfgoed geworden. Erfgoed voor jezelf, erfgoed dat je deelt, erfgoed dat spreekt voor je regio en dat je beleeft in je regio. 

Dit klinkt allemaal vrij logisch, maar zowel het delen als het beleven van erfgoed zijn lastige onderwerpen. Zo kan de erfgoedtoerist worden ingedeeld in drie types: de cultuurzoeker, de cultuurganger en de cultuurkijker (Munsters, 2007). Deze groepen verschillen in het gebruik en de beleving van erfgoed, van toegewijde en geïnteresseerde bezoekers tot passieve waarnemers van een historische omgeving die op zoek zijn naar vermaak, recreatie en sfeer. Daarnaast begeven we ons, wanneer we het over beleving en betekenis hebben, in een mijnenveld van interpretaties van experts, gebruikers en gemeenschappen over erfgoed aan de ene kant, en wetenschappelijke opvattingen, benaderingen en onderzoeksmethodes betreffende de diepgang en betekenis van deze interpretaties en belevingen aan de andere kant. 

Als cultuurzoeker
Wanneer ik als 25-jarige student in aanraking kom met een mijnenveld van dergelijke aard, probeer ik daar een eigen draai aan te geven. Dat doe ik het liefst door zelfreflectie toe te passen en te kijken of ik me in een van de theorieën of onderzoeken kan verplaatsen. Zo bevind ik me ineens, in de rol van ‘cultuurzoeker’, bij dat mooie kasteel aan de Rijn bij Doorwerth. Ik ben daar op een vooroorlogse ‘Opoe’, met mijn vriendin achterop ergens in een decembermaand onder de meest winterse omstandigheden naar toe gefietst. Doel van de reis: het kasteel. Ik had het al vaak op de borden zien staan wanneer ik er met de auto in de buurt was. Misschien konden we wel naar binnen, en wie weet hoe het er dan uit zou zien. Van tevoren verdiept in de mogelijkheden? Vergeet het maar! Mede daarom was de bezichtiging van het kasteel, inclusief een hele tentoonstelling over de middeleeuwse levensgewoontes, een hele leuke verrassing. De jas ophangen en een kaartje kopen? Prima. De route door het gebouw bracht ons langs kasteelkeukens, ridderzalen, slaapkamers en jachtcollecties. We konden overal tussendoor lopen en in kijken. Althans, dat deden we.

Toen we waren aangekomen bij de wapenuitrustingen en er de mogelijkheid was om er zelf een aan te trekken, aarzelden we geen moment. Ik geloof dat ik mijn vriendin zelfs moest opvangen terwijl ze een maliënkolder aandeed. Jeetje, wat zijn die dingen ongelofelijk zwaar, hoe kunnen ze daarmee gelopen hebben? In de souvenirshop nog even rondgeneusd naar interessante extra informatie, misschien een vorm van intensification zoals beschreven door Rojas en Camarero (2007), en daarna de jassen weer opgehaald. Nadat we dik twee uur later weer buiten kwamen en, onder de eeuwenoude boom die op het plein voor de uitgang stond, terug- en omhoogkeken naar het uitkijktorentje, bevestigden we aan elkaar dat we hier nog wel eens heen konden gaan. Misschien wel met onze ouders, dan konden we direct gebruik maken van het in de buitenmuur gebouwde cafeetje. 

Als cultuurkijker
De tweede keer dat ik het kasteel zag, was een jaar later en onder heel andere omstandigheden. Nadat ik mijn zusje en zwager al in tijden niet had gezien, stonden ze zomaar op een zondag op de stoep. Ze vertelden ons dat ze vonden dat het nou echt tijd was geworden om ons huisje te bekijken. Na de goedbedoelde en zeer welkome complimentjes over de leuke en, laten we het maar losse, ‘studentikoze’ indeling van de kamers noemen, kwam het onderwerp omgeving naar voren. Jazeker, er is genoeg te doen in deze regio. We hebben Arnhem, Burgers Zoo, de Veluwe, van alles. En wisten jullie wel dat de Grebbeberg hier vlakbij is, en dat de oevers van de Rijn vol staan met kastelen? Het is al laat maar moeten we er nog even tussenuit? Met de beperkte tijd in ons achterhoofd kwam kasteel Doorwerth op deze manier procesmatig weer in beeld. Dit keer was vooral het cafeetje in de kasteelmuur, tussen de uiterwaarden en de stuwwallen, die samen met de historische gebouwen zo karakteristiek voor ons nieuwe woongebied zijn, het dominerende motief van ons bezoek. Wellicht een vorm van sense of place, beschreven door Lowenthal (1985) en Tunbridge en Ashworth (1996) en geciteerd door Flooren & Juritsjeva (2010).

Dat karakteristieke van ons nieuwe woongebied, dat wou ik graag delen. Waarom? Waarschijnlijk omdat ik zelf zo geniet van deze nieuwe omgeving. Ik voel me ermee verbonden. Ondanks deze band koos ik ervoor, natuurlijk in goed overleg met mijn gezelschap, om anders gebruik te maken van het kasteel. In plaats van verdieping in de elementen en eventuele verassingen om ons heen functioneerden de mooie ophaalbrug, appelgaarden en rode bakstenen dit keer als een representatief en bekend decor. Ik had mijn zusje en zwager al lang niet gesproken en wilde, naast het feit dat ze wat van mijn nieuwe woongebied zagen, graag weten hoe het ging met hun studies, werk en al dat andere wat naar boven komt bij een goed en gezellig gesprek in een cafeetje. Natuurlijk kwam, tussen alle verhaallijnen door, vanuit mijn persoonlijke interesses en motivatie, die leuke tentoonstelling en wat we de vorige keer nog waren tegengekomen, af en toe wel bovendrijven. Terug in de theorie van cultuurtoeristische typologie ben ik ondertussen beland bij ‘de cultuurkijker’. 
 

In gezelschap?
In de doelgroepen beschreven door Munsters waarin erfgoed op verschillende manieren gebruikt wordt, kan ik me verplaatsen. Sterker nog, ik herken me door het bovengenoemde voorbeeld op verschillende momenten in een ander type. Vaak ben ik heel geïnteresseerd en actief bezig met culturele elementen in het landschap. Ik bijt me erin vast en dan wil ik er alles over weten. Er zijn echter ook momenten dat ik mijn omgeving anders gebruik en culturele elementen meer als een decor functioneren, waarin juist andere factoren een belangrijke rol spelen. Zou naast mijn persoonlijke motivatie en interesse, gezelschap bijvoorbeeld ook een rol kunnen spelen in de manier waarop ik gebruik maak van erfgoed? Wanneer ik doordraaf in deze gedachte, stoei ik met het idee dat de beleving zelf zou kunnen worden beïnvloed door het element gezelschap. Zijn wij, afhankelijk van gezelschap, misschien wel een erfgoedkameleon? En is het daarom misschien ook zo moeilijk om juist de beleving en de waarde van erfgoed te meten? Ik moet nog een heleboel lezen en ik heb het geluk met mensen samen te mogen werken die erg veel weten over het onderwerp erfgoed. Maar de factor gezelschap, daar wil ik zeker nog wel wat meer over weten. Wie weet stuur ik in mijn eindscriptie waar ik zo langzamerhand naar toe moet werken, wel aan op dit thema. 
Auteur: Martijn Felder is student bij de Master opleiding Leisure Tourism & Environment Wageningen Universiteit (martijn.felder@wur.nl).
Referenties: – Ashworth, G. J., Graham, B. J. en Tunbridge, J. E. (2007) Pluralising Pasts: Heritage Identity and Place in Multicultural Societies. Pluto Press, Londen.

– Flooren, M. W. J. en Juritsjeva, A. (2010) The Meaning Of Cultural Heritage. Exploration Of A Hidden Future. Paper EuroChrie Conference Amsterdam.

– Lowenthal, D. (1985) The Past is a Foreign Country. CUP, Cambridge.

– Munsters, W. J. (2007) Cultuurtoerisme. Garant , Antwerpen-Apeldoorn.

– Rojas, C. en Camarero C. (2007) Visitors’ experience, mood and satisfaction in a heritage context: Evidence from an interpretation centre. Tourism Management 29, 3, pp 525- 537.

– Tunbridge, J.E. en Ashworth, G.J. (1996) Dissonant Heritage: The Management of the Past as a Resource in Conflict. John Wiley, Chichester

468

Reactie verzenden

Share This