Selecteer een pagina

Een nieuwe financieringsvorm voor CvKs

Fondsenwerving

Toen staatssecretaris van der Ploeg in 1999 de term cultureel ondernemerschap introduceerde, wilde hij onder meer bereiken dat culturele instellingen niet meer alleen geld zouden loskloppen bij de overheid. Zij zouden ook allerlei andere mensen en instellingen, die geld kunnen geven of producten en diensten willen afnemen, moeten benaderen. De commissie Cultuurprofijt heeft zonet in haar rapport Meer draagvlak voor cultuur laten zien welke mogelijkheden er zijn voor de circa 90 instellingen die door het rijk worden gesubsidieerd1. Dat is gemakkelijker gedaan voor musea en producerende kunstinstellingen dan voor Centra voor de Kunsten.

Allerlei factoren bepalen deze ongemakkelijke positie. Een springt er echter uit. Onderzoek van het Adviesbureau Cultuurtoerisme naar het ondernemerschap bij Centra voor de Kunsten (CvKs)2 heeft laten zien dat het minieme eigen vermogen van de kunsteducatiestichtingen door hen als een van de belangrijkste beperkende factoren voor het ondernemerschap wordt gezien. Dit betekent dat het eigen vermogen, of preciezer uitgedrukt het risicodragende vermogen van CvKs snel omhoog moet. De doelstelling van cultureel ondernemerschap brengt met zich mee, dat de CvKs niet langer uit mogen zijn op jaarlijks rondkomen en zich tevreden te stellen met het subsidie. Nee, zij zullen zelf doelstellingen moeten formuleren ten aanzien van de solvabiliteit en risicodragend vermogen moeten creren. Het gaat voor de CvKs om een totaal nieuwe doelstelling op financieel gebied.
Op het eerste oog doet zich hier een geval van double bind voor: zorg zelf voor voldoende eigen vermogen om ondernemend te zijn, maar als stichting mag u geen winst maken om dat eigen vermogen te krijgen. Zoals bekend mag een stichting van de overheid een beetje eigen vermogen hebben, maar dat is te weinig. De grens die centrale overheid nu gesteld heeft aan het eigen vermogen van een stichting is misschien hoog genoeg om enige afvloeiingskosten op te vangen als de stichting onverhoopt moet stoppen omdat de subsidie wordt ingetrokken. Hij is veel te laag als het erom gaat een buffer te vormen om de risicos te kunnen lopen, die gepaard gaan met ondernemende activiteiten. Ook de CvKs zullen dus, net als in het rapport van de Commissie Cultuurprofijt voor de 90 centraal gesubsidieerde cultuurinstellingen wordt aanbevolen, meer eigen vermogen moeten kunnen krijgen.

Dit wil niet zeggen dat CvKs met de handen in het haar moeten gaan zitten, zolang de overheid niet heeft geregeld dat zij meer eigen vermogen mogen hebben dan nu het geval is. Hier komt de bufferkunde om de hoek kijken. Dat is de kunst, die de banken nu met de subprime hypotheken en andere sophisticated derivatendekkers volkomen uit de hand hebben laten lopen. Op zichzelf is het echter een gezond principe om de risicos die met financieren gepaard gaan gespreid onder te brengen bij derden. De Triodosbank begon haar bestaan in 1980, door alle kredieten bij derden gespreid te laten afdekken. Wie een krediet wilde, moest zelf met een lijst met namen komen van personen, die ieder voor zich bereid waren met 5.000 gulden garant te staan voor de aanvrager.

Bekwaamheid hierin is geen schande. In de cultuur heeft deze vorm van risicodeling echter nog maar weinig om het lijf. En activiteit steekt er boven uit. In alle onbescheidenheid mag ik schrijven, dat ik zelf aan de wieg gestaan heb van de speciale samenwerking van de Triodosbank met Kunstenaars en Co, die onder meer leidde tot de aankoop van de eerste viool van Isabelle van Keulen en de aanschaf door Joep van Lieshout van zijn atelier. Er werd een fonds opgericht, waarin zowel Kunstenaars en Co toen Voorzieningsfonds voor Kunstenaars als de Triodosbank een bedrag stortten. Het werd een revolving fund. Dat is een fonds, dat geld uitleent aan schuldenaren, en het geld dat door hen op hun leningen wordt terugbetaald aan het fonds, weer opnieuw uitzet bij nieuwe kredietvragers. Dit revolving fund functioneert nog steeds als de beste. Sindsdien is er echter in de culturele sector op het gebied van financial engineering niet veel meer gebeurd, op de oprichting van enkele NVs voor cultureel beleggen na. Misschien komt dit door de opkomst en groei van nieuwe grote fondsen als VSB fonds, SNS fonds, Joop van den Endefoundation en
Stichting Doen.

Hoe dit ook zij, wat geldt voor de financiering van de cultuur in het algemeen, geldt zeker voor de financiering van de kunsteducatie. Op het vlak van de risicospreiding door samen vermogen hiervoor apart te zetten, gebeurt er niets. Het genoemde revolving fund van de Triodosbank is bij mijn weten niet actief voor de kunsteducatiesector en evenmin bestaat er een NV voor cultureel beleggen die in deze sector actief is. Het is dus hoog tijd hieraan iets te gaan doen, bijvoorbeeld door een BV van alle CvKs samen op te richten, die hen geld uitleent voor ondernemende activiteiten en dat als een revolving fund wordt beheerd.

Auteur: Dirk Noordman Directeur Adviesbureau Cultuurtoerisme in Den Haag noordman@fhk.eur.nl

468

Reactie verzenden

Share This