Selecteer een pagina

Eerlijk is anders

Subsidies voor zomerfestivals

Algemeen

Eind februari organiseerde de leiding van theaterfestival Boulevard in Den Bosch een forumdiscussie. De onderwerpen waren de rol van zomerfestivals voor de regionale en interregionale culturele infrastructuur en het belang van (internationale) samenwerking. Hier werd inderdaad over gepraat. Maar zaken als de financile perikelen van zomerfestivals en het vermaledijde Randstad-denken bleken minstens zo belangrijk en brachten de gemoederen pas echt in beroering.

Het feit dat aan het Holland Festival trouwens ook een zomerfestival vijf miljoen euro extra subsidie is toegekend, heeft iedereen die betrokken is bij zomerfestivals in de provincie verbijsterd. Ook Peter Lammerts, hoofd cultuur van de gemeente Den Bosch, was van dat bericht geschrokken. Hij verbaasde zich hogelijk over het advies van de Raad voor Cultuur dat aan dat besluit ten grondslag lag. Hoe kan een dergelijk advies uitgebracht worden terwijl de rest van het land zich moet bedruipen met veel minder geld? Er gaat al 60 procent van de beschikbare gelden voor kunst en cultuur naar de Randstad, waarvan maar liefst 40 procent naar Amsterdam. Bovendien is naar zijn mening, en die van vele anderen, het hele concept van het Holland Festival inmiddels achterhaald.
In een betrekkelijk korte periode worden erg veel producties gestopt. En dat terwijl de productietijd voor vele voorstellingen eerder langer dan korter wordt. Het zou volgens Lammerts beter zijn om het subsidiegeld voor het Holland Festival te verdelen over verschillende locaties. En daarbij moet je niet alleen denken aan steden als Amsterdam en Rotterdam, maar vooral ook aan plaatsen als Eindhoven en Utrecht. Daar zouden de Holland-Festivalproducties pas werkelijk iets toevoegen aan het bestaande aanbod.

Summiere subsidies
Vergeleken met het Holland Festival moeten andere festivals het doen met zeer bescheiden bedragen. Zij moeten het op financieel gebied eerder hebben van gemeentelijke en provinciale subsidies dan van de landelijke overheid. Oerol bijvoorbeeld krijgt uit Den Haag slechts 160.000 euro, en Zeeland Nazomer Festival en het Festival aan de Werf krijgen helemaal niets van de centrale overheid.
Voor organisatoren van zomerfestivals is het ieder jaar weer een tour de force om de benodigde gelden bij elkaar te scharrelen. Geert Overdam, adviseur podiumkunsten en kunsteducatie, gaf in zijn inleiding een overzicht van deze problematiek waarbij de financile perikelen waarmee organisatoren van zomerfestivals worden geconfronteerd wel erg breed werden uitgemeten. Vanzelfsprekend levert het ellende op als je geld krijgt uit het ene financile potje en daardoor de toegang tot een andere verwante geldbron geblokkeerd ziet. Maar is dat niet inherent aan de financieringssystematiek van wat voor cultureel project dan ook?
Dit wil niet zeggen dat de landelijke overheid of een Fonds voor de Podiumkunsten zich niet nader zouden moeten beraden over hoe ze het leven van zomerfestivalorganisatoren zouden kunnen vergemakkelijken. Hierbij is het met name van belang dat deze festivals meer financile zekerheid op middellange termijn krijgen. Gelukkig zijn er hier en daar initiatieven waar te nemen die in deze richting gaan.

Samenwerking
Kansrijk, in de zin dat er zich een beter financieel perspectief aftekent, zijn met name die projecten waarbij zomerfestivals samenwerkingsverbanden aangaan. Ook om een andere reden is dit van belang. Zo langzamerhand heeft bijna iedere stad zijn eigen zomer- of bevrijdingsfestival, die qua programmering ook nog eens op elkaar lijken. Het wordt steeds moeilijker om je als zomerfestival te onderscheiden en een hoog artistiek ambitieniveau te handhaven. Een uitweg voor dit probleem is het zelf stimuleren en uitwerken van bijzondere producties, in samenwerking met anderen.
Voor het versterken van dit zogenaamde zelfscheppende vermogen, ook wel de smederijfunctie genoemd, zijn in ons land op zijn minst al twee samenwerkingsverbanden ontstaan. Zo heeft Oerol het initiatief genomen tot Het Vierde Kwartaal. Dit is een conglomeraat van een aantal Nederlandse en Vlaamse zomerfestivals die gezamenlijk een aantal projecten co-produceren en programmeren. Zij zijn er inmiddels in geslaagd om een convenant te sluiten met het Fonds voor de Podium Kunsten (FPK). Theaterfestival de Boulevard heeft het initiatief genomen tot Piloot. Hier betreft het de samenwerking tussen een aantal festivals in Zuid-Nederland en Vlaanderen. Ook deze organisatie hoopt een convenant met het FPK te kunnen sluiten.
Een andere indicatie dat een fonds als het FPK meer open staat voor een meerjarige medefinanciering van zomerfestivals is de structurele productie- en programmeringsbijdrage van het FPK aan een drietal festivals in Zeeland.

Auteur: Piet Jan Geelkerken
468

Reactie verzenden

Share This