Selecteer een pagina

Exit KUO

Algemeen
Heeft u het nog niet gelezen? In elke krant van 15 september 2012 staat het toch echt duidelijk vermeld: het HBO kunstonderwijs (KUO) is afgeschaft. Er is voldoende politieke kritische massa georganiseerd om deze kogel eindelijk door de kerk te krijgen. En alternatieven voor HBO kunstopleidingen zijn er kennelijk zat: de bestaande hogescholen en universiteiten, de fabrieken van Joop van den Ende, uitbreiding van educatieve takken bij grotere gezelschappen (ISH, TGA, NDT), etc, etc. Een verrassing?


Niet echt, want de belangrijkste argumenten voor de afschaffing klonken tenslotte al enige tijd als mantras in de gangen van de Tweede Kamer: de kunsthogescholen vormen in Nederland steeds meer een eiland voor de blanke, autochtone elite; de opleidingen zijn, in vergelijking met andere HBO-opleidingen, ongelooflijk duur; in verhouding profiteren nog steeds veel te veel buitenlandse studenten van dit door de Nederlandse belastingbetaler bekostigde onderwijs; de doorstroom naar Nederlandse toporkesten en dansgezelschappen van Nederlandse alumni is al jaren te verwaarlozen en de bezoekersaantallen van die gezelschappen en orkesten lopen in Nederland al tijden sterk terug. De pijlen van de politiek zijn met name gericht op de zelfredzaamheid van de kunstenaar: ondanks miljoenenverslindende ontwikkelingsprogrammas van EZ op kunsthogescholen is de ontwikkeling van cultureel ondernemerschap onder kunstenaars in 2012 niet indrukwekkend te noemen. De wereldwijde hype van de creatieve economie is Nederland inmiddels voorbij en levert niet langer extra inkomsten op voor de Nederlandse kunstopleidingen. Sterker nog: het is pay back time.

Is dit een denkbaar scenario? Afgezien van de politieke winden die in 2012 in Nederland kunnen waaien, loopt de ontwikkeling van het professioneel ondernemerschap in het KUO inderdaad om verschillende redenen gevaar. Zeker zolang kunstopleidingen ondernemerschap behandelen als een bedreiging voor de ontwikkeling van het individuele vakmanschap en de artistieke signatuur. Dit gebeurt bijvoorbeeld in opleidingen waar de student vlak voor zijn afstuderen nog even een module Zakelijke kanten van de beroepspraktijk compleet contextloos voorgeschoteld krijgt. In de beroepsuitoefening zijn vakkunde, artistieke signatuur en ondernemerschap echter sterk met elkaar verweven. Zonder aandacht daarvoor in de opleiding zal de alumnus er in de regel erg lang over doen om deze aspecten in de beroepsuitoefening in harmonie te krijgen. Daarom is het jist aan de opleidingen om deze drie aspecten in onderlinge samenhang te ontwikkelen en te laten kruisbestuiven. En wel op een verleidende manier. En verleiding is een kunst, zeker in het kunstonderwijs. De sterkste verleiding ontstaat wanneer de student tijdens de studie daadwerkelijk een bedrijfje moet opbouwen en afbouwen. Organisaties als Jong Ondernemen (www.jongondernemen.nl) zijn hierin inmiddels een ster. Een andere belangrijke sleutel tot verleiding ligt bij de docent. Deze is in het KUO in de regel zelf creatief ondernemer, maar voelt zich in de lespraktijk doorgaans voornamelijk aangesproken op zijn of haar vakkundige, artistieke of didactische expertise. Deze scheiding is niet vreemd: de creatieve professional wordt binnengehaald om zijn of haar artistieke wapenfeiten. Dat de bekendheid en onderscheidende signatuur vaak voor een groot deel te danken zijn aan een ondernemende houding en idem uitvoeringspraktijk, wordt echter vaak vergeten. Juist een succesverhaal over het eigen ondernemerschap kan de creatieve student verleiden tot het combineren van een artistieke met een ondernemende praktijk tijdens de studie.
Waar begint de ontwikkeling van ondernemerschap in het KUO dus?
Met het verleiden van de docent om zijn vakkennis niet langer gesoleerd maar in de context van zijn of haar eigen ondernemerschapspraktijk te onderwijzen.

Auteur: Derk Blijleven Voorzitter van de Faculteit Kunst en Economie, Hogeschool voor de Kunsten Utrecht
468

Reactie verzenden

Share This